Voor Dora Van der Groen schreef ik drie radio-monologen rondom de menselijke stem.
-‘Een dame speelt toneel’, tekst en uitvoering vind je al op dit blog. (titel gewoon intikken in de zoekfunctie)
-‘Euredice verbreekt het stilzwijgen‘
‘’Ifigeneia contra Euripides’
Euripides, Grieks toneelschrijver, schreef vlak voor zijn dood een toneelstuk (406 voor Chr.) ‘Ifigeneia in Aulis’.
De Griekse vloot wacht in Aulis op gunstige wind om onder leiding van Agamemnon naar Troje te vertrekken. Maar die wind blijft uit en daar zou Agamemnon zelf de schuld van zijn omdat hij een offer aan Artemis verwaarloosd had.
Alleen als hij zijn dochter Ifigeneia offert kunnen de troepen naar de oorlog.
Het meisje en haar moeder Klytaimnestra worden onder voorwendsel van een huwelijk met Achilles naar Aulis gelokt.
In het stuk zal de dochter zich uit intense vaderliefde als offer aanbieden.
Hier, in dit radiodrama uit 1987 neemt Ifigeneia het op tegen de Griekse auteur.
Ze vertelt het verhaal vanuit haar persoonlijk standpunt.
Dora Van der Groen speelt de rol van Ifigeneia. Ze vertelt haar versie met de afstandelijke intensiteit haar eigen.
Het blijft voor mij, ook na 31 jaar een mooie herinnering aan een actrice die vanuit de tekst haar eigenzinnigheid durfde tonen zonder ook maar één ogenblik de essentie uit het oog te verliezen.
Dora ter ere. Nog steeds.
Druk op pijltje, even wachten en je bent In Griekenland of…
34’16”
Muziek, dan alleen de zee.
Ifigeneia:
Euripides heeft mij ten hemel laten varen.
Mijn spel is uit.
Ik ben Ifigeneia, dochter van Agamemnon en Klytaimnestra.
Ik ben geofferd door mijn vader
zodat de Grieken de wind in de zeilen kregen van de goden.
Over de Egeïsche zee bereikten ze Troje
en daar stonden dichters en dramaschrijvers klaar
om hun verdere belevenissen te vertellen.
Jaja, ik mocht nog even meespelen in de Krim.
Daar moest ik als priesteres van Artemis iedere Griek doden
die Taurus bezocht.
Toen m’n broer Orestes en zijn vriend voet aan wal zetten,
worden ze naar mij gebracht.
Ikzelf, geofferd door mijn vader moest nu mijn broer offeren.
Meneer Euripides wat heeft u bezield bij het schrijven van deze stukken?
Ok. U is tweemaal getrouwd, zegt men.
Al gaf uw eerste vrouw u drie zonen, nog meer zorgen kreeg u van haar.
En de tweede vond vooral de andere mannen heel aantrekkelijk.
Inderdaad, al schreef U tweeënnegentig stukken,
slechts vier maal was de eerste prijs voor u.
Roddels in de stad bleven beweren dat uw moeder een groentevrouw was,
terwijl u uit de upper class geboren werd.
U had de goden niet erg lief. De mens als maat der dingen,
schreef uw vriend Protagoras.
Het koste hem verbanning net zoals Anaxagoras verbannen werd
toen hij de goddelijke zon degradeerde tot een vurige massa “spermata”.
Een andere vriend, Sokrates, kreeg enkele jaren later de gifbeker
omdat hij de jeugd bederven zou met het oprecht losmaken van de waarheid.
U had een uitgebreide bibliotheek, en kwade tongen
fluisterden dat u de boeken meer liefhad dan de vrouwen.
En ook uw levenseinde kwam meer uit een saterspel
dan dat het zou afkomstig zijn uit Sofocles’ pen.
Wilde honden van uw hoge gastheer koning Archelaos
hebben u verslonden, net vijfenzeventig geworden en uit Athene weggevlucht.
Ja, Euripides, wat op papier komt schuwt het leven niet, en vaak
overtreft de kleine dramatiek de wildste fantasie.
Maar waarom mij dan offeren? Een mooi meisje verruilen voor wind?
wind hoorbaar
We zijn bijna tweeduizend vijfhonderd jaar verder.
Jij een marmeren buste en leerstof voor uitgegroeide pubers.
Ik een naam, een inspiratiebron voor de heren Racine,Goethe, Gluck
en goden van minder allooi.
Feministen kunnen mij als slachtoffer vereren,
en het duurt niet lang of er zal een schrijver zijn
die mijn rituele dood als incest weet aan te grijpen.
Rechtse rakkers kiezen mij als modelmeid. Zij die het vaderland
verkoos boven haar eigen levensdrift.
Genoeg daarvan.
Ik vertel mijn verhaal, meneer Euripides.
Voor dramaschrijvers is het ongeschikt, maar dat zal mij een zorg zijn
Ik gebruik uw eigen woorden, Agamemnon in de mond gelegd:
“Ik wil u eens flink de waarheid zeggen.
Met korte woorden en zonder al te driest op u neer te zien,
doch met mate, omdat gij mijn broeder zijt:
een fatsoenlijk man immers hoeft zich niet te schamen.”
muziek
Helena! Mijn tante.
Uitzonderlijke schoonheid verdwaast de mannen.
En ze was mooi. De perfectie. Zonder de koelheid van het volmaakte.
Verder een domme meid.
Maar haar borsten en haar lippen verdreven de vraag
naar kunst of wetenschappen.
De honger van de man vergeeft de domheid tot op’t moment
dat het bedplezier routine is geworden en ’t lijf de sporen
van de hollende tijd vertoont.
De leegte die dan overblijft, drijft hen naar kroegen of bordelen,
waar hij opnieuw de honger stilt zonder de smaak te proeven.
De gulzigheid van een man beent een vrouw uit tot op het bot.
muziek
Helena’s vader, Tundareos, wilde niemand voor het hoofd stoten.
Gaf hij haar als bruid aan de ene held dan was de andere zwaar beledigd,
en schonk hij haar aan de andere dan zwoer de eerste eeuwige vijandschap!
Hij besloot dus een club op te richten van al degenen die Helena’s hand
en hart bedongen .De vurige hengsten die ieder hun eigen weg wilden gaan,
spande hij voor zijn eigen kar!
De slimmerik baatte hun hartstochten uit om zijn rijk te verdedigen.
Want wie één vinger naar de schone Helena uitstak,
kon rekenen op de wraak van ’t vrijersgild.
muziek
Nog maar net zijn ze terug van de notaris of Menelaos, vaders broer,
mag zijn aanspraak op Helena hard maken. Wat een stel!
Hij, een pronkhans, zij een dwaze schoonheid.
Als Menelaos naar Kreta moet, laat Tundareos de mooie meid ontvoeren,
en verdwijnt met haar naar zijn weide op de Ida.
Menelaos roept de bondgenoten bij elkaar. Wapens en schepen,
schilden en paarden, komen in de nauwe zeestraat van Aulis aan.
Om Menelaos te plezieren kozen ze zijn broer , mijn vader dus, Agamemnon ,
tot baas.
muziek
Als iedereen klaar is om af te varen, blijft het windstil.
Hoe zijn soldaten! Ze willen zo snel mogelijk vechten
om de dwingende gedachte aan een spoedige dood te verdringen.
Ze beginnen te rumoeren, hebben de mond vol over een teken van de goden
en besluiten Kalchas, de ziener te raadplegen.
Artemis vraagt een offer, zegt deze.
De godin van de jacht wil een meisje als buit.
En die buit zou ikzelf zijn, Ifigeneia, de dochter van Agamemnon.
Dat was natuurlijk een handige zet om mijn vader in diskrediet te brengen.
De goden hebben al wel eens meer gediend om menselijke belangen te
verdedigen.
Achter de Olympus houdt Menelaos zich schuil. Hij wil de baas zijn.
Hij weet dat Agamemnon zijn dochter niet zal slachtofferen.
Hij kent het gepeupel.
Ze houden aan de goden omdat ze zichzelf niet vertrouwen.
Eerst wilde m’n vader het leger naar huis sturen.
Maar Menelaos, niet om een woordje verlegen
overhaalde hem om het staatsbelang boven zijn privé-geluk te verkiezen
Dus stuurde hij een brief en schreef daarin dat de held Achilles
mij wou huwen nog voor hij naar de oorlog zou vertrekken.
Mama die wist dat deze held niet alleen zijn goede naam
maar ook een flinke bankrekening bezat, aarzelde geen moment.
Het werd inpakken en wegwezen geblazen.
Familiezaken! Geen enkele staat zou ooit slecht worden gediend
als hij met de ijver van kapitaal vergarende clans omgeven werd.
Vaders.
Hun carrière verslindt hun eenzame kinderen.
Nooit thuis dienen zij het hoger belang,
en dat alles tot eer en geluk van het eigen kroost.
Zo ver gaat hun verblinding dat zij ons offeren
want welk kind kan aanspraak maken op een helden—verering?
Moeders.
Hun bezorgdheid verlaagt de kinderen tot piepkuikens.
In hun bittere angst hen tegen de vaderlijke wereld te beschermen
drukken zij ze plat in een comfortabel nest waarin de toekomst
tot de aspiraties van een damesblad is teruggebracht.
De warmte van hun vleugels verstikt elke drang tot vliegen.
muziek
En vader. De martelaar. De schouders geschaafd door het gezag.
Nog voor hij de aanvoerder was, ontving hij iedereen op elk moment.
De boulevard-pers was net zo welkom als de bourgeois-kranten.
Maar eens hij benoemd werd, sloot hij zich op en kende hij niemand meer.
Je eigen officieren, vader, wilden iedereen naar huis sturen
toen men mij als offer vroeg.
Je had je broer niet nodig om je te laten overtuigen, want zonder mij
werd je een aanvoerder zonder oorlog, een generaal
die alleen nog in de wapenindustrie zijn belangen kon verdedigen.
Voor de schone schijn verzon je het huwelijk met Achilles,
en wellicht had je slimme plannetjes om mij en je oorlog te redden.
Je projecteerde je schuld op Menelaos. Je riep dat hij de troon wildel
Er kwam een heuse broederruzie van die niet op bloedvergieten uitliep
omdat men onze komst meldde.
Wij dan, de vrouwen en mijn jonger broertje Orestes.
Toen we aankwamen begrepen we niets van de bedrukte gezichten.
Soldaten houden van feesten, en hier zag ik rijen bekenden
die me hoofdschuddend aankeken, sommigen met tranen in de ogen,
anderen wendden het hoofd af en keken naar de zee.
Menelaos speelde echter zijn nummertje als een volleerd politicus.
Meneer Euripides laat hem spijt hebben van zijn ruzie met mijn vader.
In feite echter maakte hij met honing de punt van zijn pijlen zoet
zonder dat ze iets aan scherpte zouden inboeten.
Wie het opneemt voor de zwakken vindt allicht genade
eens de geschiedenis haar koers gelopen heeft
en de nakomenden hun oordeel over onze daden vellen.
Hij stelde mijn vader voor de ziener Kalchas om te brengen
zodat niemand zijn droevige boodschap zou vernemen,
terwijl hij natuurlijk wist dat ook Odysseus op de hoogte was.
En wie Odysseus zegt, moet niet meer verder spreken
want die man kan pas het volk mennen zonder dat het de lidtekens
van de teugels herkent. Hij weet ze zo naar de mond te praten
dat de bloedigste striemen als geboortevlekken worden weggewuifd.
De kleine Orestes was in slaap gevallen. Mijn moeder wuifde,
vroeg vriendelijk om hulp om ons uit de koets te helpen.
Ze liet de geschenken uit de wagens halen, begon heel druk te doen
zodat ik niet meer wachten wilde en naar m’n vader liep.
Hij was heel lief maar kon zijn verdriet natuurlijk niet verbergen.
Meneer Euripides is een man. In zijn stuk laat hij mijn vader
heel listig antwoorden op mijn onschuldige meisjesvragen.
Als ik hem smeek om thuis te blijven, laat hij hem zeggen:
“Ook jou wacht een reis, kind. Een reis die je aan je vader zal doen
denken.”
Waarop ik, heel literair, nietwaar meneer Euripides,
“Zal ik met moeder meevaren of alleen reizen?”
En zijn antwoord:
“Alleen, ver verwijderd van je vader en je moeder.”
En om het helemaal fraai te maken legt meneer Euripides mijn vader
deze zin in de mond eens ik gezegd heb
graag bij het te brengen offer aanwezig te willen zijn:
“Jij zal het dichtst bij het wijwater staan.”
Men kan de stilte in het theater horen, nietwaar.
Iedereen weet immers wat er mij te wachten staat.
Als ik dan, bijna een kind nog, mijzelf aanbied
en mijn vader wenend de scene verlaat, is het hek van de dam.
Slim gedaan, meneer Euripides.
Want medelijden bevangt de toeschouwer. Medelijden voor vader EN dochter!
Dat is een knap staaltje van mannen—schrijverij.
De dochter gebruiken om de misdaden van de oorlog goed te praten.
Hier stelt meneer Euripides het onafwendbaar lot ten toon.
Mijn vader, een rasechte schurk wordt verheven tot de uitvoerder
van bevelen. Heilige bevelen. Innerlijke bevelen.
Zou men niet één vrouw kunnen slachten om het vaderland te redden?
Laat het dan zijn eigen dochter zijn zodat de vader zichtbaar lijdt
en wij als toeschouwers hem troostend op de schouders kunnen kloppen.
Gelukkig komt dan mijn moeder binnen. Met haar domme praatjes
verstoort ze het mannentafereel. Ze wijt Agamemnon’s verdriet
aan het uithuwelijken van zijn geliefde dochter. U kent dat wel:
vaders die hun dochters mishandelen en dan in tranen baden
als datzelfde kind voor het altaar staat.
Hij probeert haar naar huis te sturen en gebruikt daarvoor
al zijn mannenmacht. Maar ze weet van geen wijken.
Zelfs als ze verneemt dat het feestmaal voor de vrouwen
bij de schepen zal plaatshebben, een armoedige bedoening dus,
is ze vastbesloten. Ze wil het feest meemaken, zeker nu ze
vernomen heeft dat Achilles van goede huize is.
muziek
Meneer Euripides!
Ik kan begrijpen dat boeken u liever dan vrouwen waren.
Maar de waarheid heeft haar rechten.
We kwamen aan. Mijn moeder wist onmiddellijk dat er iets fouts ging.
Haar druk gedoe was nog niet zo dom.
Vaak hebben vrouwen geen andere uitweg voor hun leed
dan dagelijkse beslommeringen.
Ze speelde het spel van aanstaande schoonmoeder
tot ze dicht genoeg bij mijn vader was om hem recht in de ogen te kijken
Weinig mannen spelen zo goed toneel dat ze daaraan kunnen ontkomen.
Hij begon te stotteren, had het nog over Achilles,
excuseerde zich voor de spoedbestelling,
mummelde dat de bruiloft best nog wat kon wachten,
informeerde naar onze gezondheid, keuvelde over het weer
en liep dan de tent uit.
Achilles, door allerlei geruchten nieuwsgierig gemaakt,
botst bijna tegen hem op. Hij begroet ons vriendelijk.
Een zachte macho. Stoer gedoe om een marsepeinen hart te camoufleren.
Mijn moeder stelt mij voor als zijn toekomstige bruid.
Hij glimlacht.
Meneer Euripides laat de man verontwaardigd doen
eens hij vernomen heeft dat hij, als man, zo maar is uitgehuwelijkt.
Hij begint bijna te razen en neemt het dan heel lankmoedig op voor mij.
In feite speelde hij het spelletje mee omdat hij van Odysseus had gehoord
dat hij als lokaas dienen moest.
Ook laat meneer Euripides mijn moeder Achilles knieën omvatten
alsof zij het was die dit slecht scenario had geschreven.
Ach, meneer Euripides. Ik weet hoe leuk het is je woede naar papieren
tegenstanders om te buigen. Heel hygiënisch voor je eigen geest,
maar de toeschouwers krijgen een dwaze vrouw te zien
die zich voor een halfzachte superman vernedert.
En dan zegt het koor der vrouwen:
“Moederschap is iets wonderbaars.
Allen bedeelt het gelijk met een liefde zo machtig
dat men voor zijn kinderen wil lijden.”
Dat ontken ik niet, meneer Euripides, maar lijden is daarom nog niet
de mannenspelletjes spelen. De werkelijkheid was heel anders:
“Ik kan haar redden.” zei die slimme Achilles. En hij keek me aan.
Wij vroegen hem welk gevaar ons dan wel boven het hoofd hing.
Hij legde het hele spelletje uit en herhaalde dan dan hij mij redden kon.
Meneer Euripides laat hem meer dan honderd verzen in de mond nemen
om zijn moed te bewijzen. Hij wil haar redden, met het zwaard,
niet om haar daarna te trouwen want zo zegt de held:
“Duizend meisjes willen mij als echtgenoot.”
Maar hij komt voor mij op omdat hij notabene beledigd is!
Agamemnon heeft niet eens zijn toelating gevraagd
om zijn naam te gebruiken. En dat moet gewroken worden.
Horen jullie dat allemaal goed.
Al eeuwen hebben jullie de overigens fraaie tekst
van meneer Euripides bewierookt
en niemand heeft het ooit voor de vrouwen opgenomen
en die kakjanus op zijn plaats gezet.
Ten onrechte beschuldig ik meneer Euripides, want hij heeft Achilles
ten voeten uit geschilderd.
Hij laat hem zelfs verklaren dat hij later
nog wel eens een grote god kan worden. Wij kennen zijn lot.
Maar is letterkunde dan een plaats voor onkwetsbaarheid
zoals de net genoemde held onkwetsbaar was?
Of heeft ook meneer Euripides een kwetsbare hiel vrijgelaten
omdat hij hoopte dat iemand zijn geschriften zou doorzien?
Te veel eer voor deze mooie trukendoos.
Want in feite zei Achilles dit:
“Ik kan haar redden als ik haar als maîtresse mag hebben.
Dan zorg ik voor een fraaie verdwijn-act
zodat de soldaten hun amusement hadden
en ook Kalchas zijn eer niet is gekrenkt.
Want wind komt er toch. Dan hebben mijn kabinetsmedewerkers mij voorspeld.
En al vertrouw ik hen niet meer dan een dwaze goochelaar,
ik heb al genoeg politieke spelletjes gespeeld
om de afloop niet zelf in de hand te houden.
Mijn moeder schrok. Had ze tegen een wettelijk huwelijk geen bezwaar,
het vooruitzicht van een weinig winstgevende relatie redde haar moraal.
Ze begon te roepen en te schelden. Achilles kon de pot op!
Nog liever zou ze mij, haar oogappel, overleveren
aan de ambitieuze plannen van mijn vader.
Aan mij werd niets gevraagd.
Nog voor het offeren was ik al offerdier.
Zonder één steek was ik al neergestoken. Zonder één klap al doodgeslagen.
Mijn broertje kwam binnen en vroeg of ik met hem wilde spelen.
Ze spelen nu met mij, zei ik. En hij vroeg lachend welk spel dan wel.
Diefje met verlos, zei ik hem. Hij vroeg of hij mee mocht spelen.
Liever niet. Het is een ernstig spel. Degene die verliest wordt geslacht.
Hij begon te lachen. Tot hij de tranen in de ogen van moeder zag.
Meneer Euripides. In jouw toneelstuk laat u nu de moeder klagen.
Ze verwijt haar man alles wat een vrouw een man verwijten kan.
Ikzelf doe er nog een schepje boven op en smeek mijn vader als een slaaf.
Bang voor de dood heeft u mij gemaakt.
Ik die sterven als een verlossing zag.
Natuurlijk een vrouw heeft alleen maar haar sentimenten als reddingsboei.
Een man kan zich op nobele daden beroepen, of op krijgersfaam.
In werkelijkheid droogden beiden hun tranen, trokken ze zich terug
en kwamen dan bijna opgewekt mij troosten.
Achilles was toch een knappe man, zei vader.
Misschien zou hij zich bedenken en mij werkelijk als bruid kiezen,
en deed hij dat niet dan bleef ik toch nog vrij
om zelf een wettig huwelijk te sluiten dat voor mijn inkomsten zou zorgen
Dat was moeders taal.
We hebben geen andere keuze, begon mijn vader weer.
De Grieken wilden een offer.
Of moest hij soms zijn carrière offeren voor een ideaal vaderbeeld?
Wie politiek bedrijft, moet zich aan de omstandigheden kunnen aanpassen.
En ik kon beter de maîtresse van een held zijn
dan de wettige vrouw van een nulliteit.
Mijn moeder zei dat liefde hier niet ter sprake kwam.
Mijn aandeel was het nu om zonder morren het lot te dragen.
Achilles kende een bekwame vuurwerkmaker die voor spektakel zou zorgen.
Ik bleef ongedeerd, net als mijn vaders reputatie en het oorlogsdoel.
Meneer Euripides, hier laat jij mij kiezen voor de offerdood.
Jouw fraaie zin zou nog door menig dictator worden geciteerd:
“In zekere zin past het trouwens niet dat ik te veel van het leven houd.
Want dit leven dat jullie mij geschonken hebben is niet van mij alleen
maar is gemeengoed van alle Grieken.” Einde citaat.
Ik koos de dood, inderdaad. Maar niet uit vaderlandsliefde of ouder-eer.
Ik zei:”Bespaar mij het vuurwerk. Als ik dan het offer ben,
laat me dan ook helemaal het offer zijn. Ik wil dood.
Want nog voor de ziener mij doorsteekt ben ik al door mijn ouders geofferd.
Als kind offert men zijn persoonlijkheid voor melk en liefde.
En is men aangepast en ingevuld begint men op zijn beurt
zijn eigen kinderen op te offeren.
Verbaas je daarom niet, vader, dat je soldaten een offer vragen.
Ze weten dat ze op hun beurt een offer voor jouw ambities zijn.
Mijn besluit is geen wraak, noch minder een wanhoopsdaad.
Ik wil sterven omdat een leven met deze ouders geen leven is.
Mijn toekomst is al opgeofferd, waarom dan niet het lichaam laten volgen?
Laat de Grieken geloven dat ik voor het vaderland mijn leven geef.
Voor jullie kan mijn motief ouderliefde zijn.
Ze werden boos en jammerden. Heel erg overtuigend klonk het niet.
Zoals de storm vlug gaat liggen na de eerste aanval,
zo veranderden hun klachten in twijfels,
en die gingen over in goedkope sentimenten
waardoor tenslotte hun goedkeuring klonk voor mijn besluit.
Meneer Euripides. In uw stuk klinkt de heldhaftigheid van het offer
boven het innerlijk verdriet. Men blijft waardig.
Ik zeg zelfs: Voedt Orestes op tot een ware man.
U zult u nu verdedigen dat u de inhoud van het begrip “ware man” openlaat.
Maar ook hier zal stoer gedoe boven persoonlijkheid staan.
De buik van de aarde barst open: de dode geofferde mannen kijken ons aan.
Ze hebben geen boodschap meer aan een bloemenhulde.
Elke siersteen is tevergeefs, meneer Euripides.
muziek
De bode komt het verhaal vertellen van mijn wonderlijke redding.
Eerst worden mijn schouders gekromd onder nationalistische gevoelens,
en sta ik op de dunne lijn die het leven scheidt van de dood
dan grijpen de goden in en word ik gered.
Ik weet het, meneer Euripides. Dat verlangt het publiek.
Iemand die zijn leven voor de staat wil geven, mag niet verdwijnen.
Zij moet bij de goden eeuwig verder leven zodat de jonge mannen
voor wie zij haar leven veil had zonder schroom de dood kunnen ingaan.
Het voorhang valt. Gesterkt voelen de krijgers hun wapens.
muziek verder
Toen ik buitenkwam was er van al dat feestgedoe niet veel te zien.
Soldaten lopen samen. Een grote stilte. _
Mijn vader stelt zich rouwend op. Hij heeft gevoel voor pathetiek.
Men hoort mijn moeder krijsen in haar tent.
Ook haar hysterie dient de goede zaak.
Zelfs mijn broertje heeft men in het wit gekleed.
Hij kijkt wat nukkig omdat hij zijn speeltjes mist.
Achilles schudt zijn krullen.
Zoveel heldhaftigheid staat zijn stierenlust in de weg.
Odysseus buigt het hoofd. Hij bekent zijn nederlaag.
De anderen zijn geil op bloed en wachten.
De goden blijken voor hun sadisme een dankbaar alibi.
Als Kalchas het ritueel begint, laat ik mijn wit gewaad vallen.
Naakt kijk ik de mannen aan. Niemand durft dichter komen.
Heel langzaam dan het mes dat ik verborgen hield.
Het mes van schitterend metaal, sierlijk van lemmet
schuift traagjes in mijn buik.
Niet de goden, noch de herinneringen vullen mijn laatste blik
Ik zie soldaten braken, net voor het donker m’n ogen bereikt.
wind is opgestoken over grote droge vlakte
Wie in Aulis komt, hoort geen schallende klaroenen.
Noch zal het koor der dapperen tegen de bergen weerklinken.
Het geluid van de oorlog is het braken van bloed.
Bloed dat uit de prachtige mannen gulpt: deze steriele poging
van het offer om zichzelf te bevruchten.
Meneer Europides.
Wind overstemd door zeegolven op de kust.
augustus 1987
met Dora van der Groen
7-10 september 1987 opgenomen.
Radio-3 Dienst drama