Ze stond een beetje achteraan. Eigenlijk zocht hij iets helemaal anders toen hij ze zag. Hij vergat onmiddellijk waarvoor hij op pad was gegaan.
Zeggen dat hij plotseling een siddering door zijn lijf voelde, is nauwelijks voldoende. Hij beefde. Hij trilde tot in het diepst van zijn wezen.
Zij verdoofde onmiddellijk zijn denken en verlangen.
Nochthans was zij niks speciaals.
Een gewone lange hals, haar rondingen net zoals de rondingen van haar soortgenoten.
Ze was een gitaar zoals er miljoenen gitaren zijn.
Zelfs als puber had hij nooit gitaar gespeeld. De enige muzikaliteit in zijn familie kon je bij zijn vader aantreffen. Hij had een passie voor kanarievogels.
Er waren ook geen verdoken of bevroren herinneringen die door dit instrument brutaal ontwaakt waren. Hij zag haar geheel onverwacht in de etalage van een kleine muziekwinkel, een ontmoeting die hem als geen andere uit zijn evenwicht bracht zonder enige verklaring. Niet dat hij door deze toevallige confrontatie besefte dat hij de wereld met zijn gitaarspel moest verbluffen.
Hij voelde zich tot haar aangetrokken als was ze een menselijk wezen.
Elke dag stond hij voor de etalage. Hij keek naar haar. Hij volgde de lijnen van haar omtrek en gleed met zijn ogen langs haar snaren. Op en neer, en omgekeerd.
Dat duurde een hele week.
De volgende maandag kon hij het niet langer uithouden. Hij kocht haar met het geld dat hij geduldig opzij had gelegd voor een fototoestel.
‘Wilt u ze misschien proberen?’ had de verkoper gevraagd.
‘Proberen?’
De vraag had hem oneerbiedig in de oren geklonken.
‘Neen, neen. Dankjewel. Ze is voor een neefje dat morgen verjaart.’
En dat klonk al net zo oneerbiedig als wat de man achter de toonbank had gezegd.
‘Stil maar, ‘ dacht hij bijna luidop. ‘Stil maar. Ik geef je niet weg. Ik verzin maar wat.’
Hij betaalde en droeg haar bij haar lange slanke hals als een relikwie naar huis.
‘Verliefd op een gitaar?’ vroeg de dokter. ‘U maakt een grapje.’
‘Het is bittere ernst,’ antwoordde de man. ‘Maar ze blijft zo ver van mij. Als ik haar aanraak, is het net of ze zich wil omdraaien. We horen niet bij elkaar, denk ik.’
‘U streelt ze dus?’
‘Ja, heel voorzichtig.’
‘En ’s avonds legt u ze zeker naast u in bed?’ vroeg de dokter met een ingehouden lachje.
De man werd vuurrood. ’Dat zou ik wel willen, maar zij… Ik denk niet dat zij er iets voor voelt. Ik heb geen verstand van gitaren, dat is het.’
De dokter keek hem een halve minuut zwijgend aan.
‘Meneer Veldman’, zei hij tenslotte, ‘u moet een gitaar een gitaar laten zijn. Ofwel leert u erop spelen, ofwel vergeet u haar, zo eenvoudig is dat.’
Ze kijkt naar mij, dacht de man. Hij stond bij zijn platenspeler met zijn rug naar de gitaar. Hij voelde haar kijken.
‘Ik zal haar verrassen,’ dacht hij.
Hij zette de naald op het eerste strookje en weldra vulde de kamer zich met vurige Spaanse gitaarmuziek. Toen hij haar aankeek, wist hij dat hij een flater had begaan, en toen hij de muziek wilde afzetten, hoorde hij haar tegen de grond vallen zodat al haar snaren in de plotse stilte natrilden.
‘Verdomme,’ riep de man. ‘Jaloers is ze dus ook. Ze kan niet eens een andere gitaar horen!’
Wat hij ook voor haar deed, de kilte tussen hen bleef.
Hij stofte haar elke dag af, zocht een plaatsje voor het raam en met de hulp van een stemfluitje zorgde hij ervoor dat ze op elk ogenblik van de dag juist gestemd was.
Hij keek lang naar haar, vergat vaak te eten en vermagerde dan ook zienderogen.
Tot hij op een dag in een andere winkel, een kleine renaissance-gitaar zag. Bevallig, kleiner dan een gewone gitaar, diepbruin met fraai inlegwerk op de hals.
Eerst dacht hij dat zijn nieuwe verliefdheid wel zou overgaan, maar toen hij thuis zijn gitaar nog eens goed bekeek vielen hem haar grove vormen op die hij blijkbaar vroeger niet had opgemerkt.
‘Een serie-gitaar,’ dacht hij. ‘En daar heb ik dan…’
Hij durfde echter de kleine bruine gitaar niet kopen. Hoe moest hij het haar uitleggen?
Na twe emaanden wilde hij toch een beslissing nemen.
‘Ik verkoop mijn serie-gitaar, en met mijn vakantiegeld erbij kan ik de kleine bruine aanschaffen.’
Die avond legde hij haar alles uit. Heel voorzichtig. Met eenvoudige woorden. Zijn aanvankelijke liefde, haar onbegrip, de nieuwe gitaar en tenslotte zijn beslissing.
Haar koelte leek verdwenen.
‘Neen, zei de man, nu moet je niet meer proberen. Mijn besluit staat vast.’
De volle ronde maan scheen op haar glimmende buik. Het vertederde hem een beetje, maar zijn verlangen naar het kleine edele instrument verdrong zijn medelijden.
Toen hij haar ’s morgens wilde oppakken sprongen plotseling al haar snaren. Met een afschuwelijke ijzeren klank besprongen ze zijn gezicht.
Twee maanden later mocht hij het ziekenhuis verlaten. Ze brachten hem thuis. Zijn beide ogen was hij kwijt.
‘Je moet leren zien met je vingers,’ zei de gespecialiseerde hulpverlener.
Hij gaf hem de gitaar in handen.
‘Voel maar eens,’ zei de man, met de beste bedoelingen overigens.
Op het moment dat hij haar streelde, voelde hij een hevig verlangen om haar pijn te doen, een pijn die lang zou duren.
Hij glimlachte.
‘Ik weet het,’ dacht hij. ‘Ik weet het. Ik kan haar niet heviger haten dan met gitaarlessen te gaan nemen.’
Dat hij later als blinde gitarist hoge ogen zou gooien -een beetje een ongelukkige uitdrukking, geef ik toe- wist hij toen nog niet.
‘Hoe doe je dat met zo’n eenvoudig instrument?’ werd hem menigmaal gevraagd.
‘Het is een kwestie van geven en nemen,’ antwoordde hij.
Het klonk heel eerlijk.
En het leek wel of zijn gitaar zachtjes natrilde bij al die ee-’s.