Zo ver zal Bommel niet zijn om er met Martinus Nijhoff naar de brug te gaan kijken, en twee overzijden te zien die elkaar schenen te vermijden maar buren werden, maar waar ik woon kun je ‘onder’ de bruggen lopen, op vaste grond voor degenen die aan wonderen dachten. Onder drie bruggen, eentje voor het autoverkeer, twee voor treinen. Je hebt dus duidelijk andere bedoelingen: je wilt niet dadelijk naar de overkant, maar onderduiken. De drukte speelt zich boven je hoofd af.

De weglopende lijnen naar een onzichtbaar verdwijnpunt worden door eens-witte palen gestut. Je ziet de dichtsbije rij als een soort hekken waarachter de volgenden steeds kleiner worden. De brug als dak boven je hoofd. De nabijheid van het water doorbreekt de strengheid van de constructie. Het stroomt de andere kant uit, draagt de binnenschepen, is dichtbij nu en dan hoorbaar. Onverstoorbaar ook.

Lege vlakken nodigen uit tot schriftuur. De mededeling dat van een met naam genoemde een onderdeel des mensen schijnt gezien te zijn wat in de wandeling niet zichtbaar is maar in dat zogenaamde ‘onbewaakte ogenblik’ toch aan een blik werd prijsgegeven. Een vaststelling die nog in ongeschoold taalgebruik is achtergelaten. Het water stroomt ongestoord verder. Boven razen de auto’s voorbij.

Als kind was ik bang van bruggen. Onze buren waren door de reling van de Wijnegemse voorlopige naoorlogse brug gereden en verdronken. Bij de koopdag waar hun nagelaten goederen openbaar verkocht werden kreeg het droevige verhaal een extra dimensie. Een vijfjarige begint de eindigheid van het bestaan gewaar te worden. In de donkere auto, op weg naar huis, was elke brug een marteling. Maar dat heb ik nooit iemand verteld toen.

Zie je de drie duiven op de verkeersplaat zitten? Het is er rustig. De fietsen vinder er ook onderdak. De oude treinbrug als gebuur. Daar dondert metaal op metaal voobij op vaste tijdstippen. Het licht als brug tussen twee donkere werelden.

Schuil je onder de spliksplinternieuwe treinbrug dat heb je een mooi uitzicht op de andere bruggen. Een wandelaar is bij het water gaan zitten. De zon trekt strepen langs de oever en in het water.

Een landschap met geschiedenis. De sjieke nieuwe brug als een soort uitgerokken damesschoen, daarboven de boog van de oude en de pijlers van de verkeersbrug. Zie je, het was een eerste lentedag. Veegjes wolk in de lucht en tinten groenblauw in het water. Foto genomen van op de kantelbare brug die zich geduldig kan opheffen om schepen vrije doorvaart te geven.

Een brug bedenken. De ongenaakbaarheid van het water verzoenen met de sierlijkheid van een verbinding. De oude angsten oplossen in het gedragen worden over de donkerte van het water.