
SISYFUS: En tenslotte, de verschrikkelijke theorie van het hellend vlak. (hij laat een vrij grote bal van een hellende vlak rollen, loopt nog voor de bal beneden is naar het einde van het vlak, vangt de bal op, speelt een moment met de bal als een volleerd basketter of volleyballer, of...en legt dan de bal weer boven op het hellend vlak.) En tenslotte, de verschikkelijke theorie van het hellend vlak. Sisyfus bedroog de goden, moet nu een eeuwigheid lang, een zware ronde rots de helling oprollen in de Tartaros, -zo'n beetje de vieze hoek voor schurken en schavuiten in de onderwereld-, en bijna boven, rolt dat ding weer naar beneden en is het herbeginnen tot in de eeuwigheid amen. (hij heeft terwijl met de grote bal, een demonstratie gegeven) Als we dus toelaten dat A gebeurt -de goden bedriegen- dan zal onvermijdelijk ooit Z gebeuren -de morele chaos zal niet te vermijden zijn--, en daarom mag A niet gebeuren, ziedaar de theorie van het hellend vlak of het ontstaan van de drogreden, ons allen wel bekend.

Mag een elfjarig wonderkind nog uitroepen dat hij de onsterfelijkheid wetenschappelijk wil mogelijk maken, eens zijn vroege slimmigheid in het schaaltje ligt naast de reuzeschaal met de menselijke paringsdrang, blijkt duidelijk dat een bachelor in fysica ook een buis in verbeelding verdient en de universiteit die hem het ene verleende best enkele jaren mijn rotsblok de helling mag opduwen of...... (-stilte-) ...terwijl zijn hang naar kennis best de belangstelling van de nu nog sterfelijke machtigen zal krijgen: bij afwezigheid van een god is dat vacuum een fraaie aantrekkingskracht voor een onsterfelijke wereldse dictator. Een oude droom in zeeën bloed verdronken. Een onsterfelijke mythe. Terwijl ik waarschuw voor het hellend vlak -ik weet waarover ik spreek na al die eeuwen- kan ik toch weer een gaatje maken in ons aller rugzak zekerheid. Twee keer teruggekomen uit de onderwereld is niet iedereen gegeven maar kan makkelijk belachelijk worden gemaakt met het woord 'mythe', -geef ik toe- maar dat ik in diezelfde mythes dan wel tot het onophoudelijk rotsblok-zeulen ben veroordeeld draagt niet dadelijk bij tot 'godes goede naam', of juist wel? De liefhebbers van een straffende God kunnen toch niet alleen in Polen, Tjechië en Hongarije wonen? Ze huizen nog in de diepe krochten van onze voorvaderlijke hersenstam waar het hellend vlak een schavot was en de hemel en de machtigen een samenwerkende vennootschap vormden die na enig opzoekwerk een eenmanszaak bleek te zijn.

Had ik voor de Elyseïsche velden kunnen kiezen toen ik de derde keer Hades 'dodenrijk bezocht? Dat kon. Maar als kind reeds vond ik een eeuwigheid zweven -tussen vallen en opstaan- niet zo aantrekkelijk. Hermes beloofde mij de mogelijkheid van een onsterfelijk bestaan als ik in de Tartarus mijn rotsblok tot aan de top de helling kon opduwen om dan wellicht eeuwig Olympische luchten in te ademen. Mijn hoogmoed is intussen bekend net zoals de drang naar eeuwig leven niet alleen wonderkinderen bezielt. Toen jullie mijn verhaal de eerste keer lazen of hoorden vertellen, wisten jullie toch dadelijk dat het een leugen was, die eeuwigheid op mensenmaat? Je liet mij nu al meer dan tweeduizend vijfhonderd jaar mijn steen de helling opduwen. 'Absurd' was ongeveer de beste term die ik hoorde. Dat was het ook. Maar dat jullie je daarbij neerlegden, dat je niet zei: je mag ophouden, Sisyfus, het is genoeg geweest. Of gewoon: hou op! Neen, jullie wilden moedig het lot ondergaan en in het beste geval elkanders steen helpen opduwen. Alvast in gedachten. Angstig als wij zijn. Nietwaar heer Thanatos? Jouw hellend vlak.

Na enkele eeuwen had ik naar mijn niet altijd bescheiden mening vergiffenis genoeg verzameld om iets anders te mogen verzinnen. Vergiffenis voor mijn schromelijk tekort aan liefde. Vergiffenis voor de ondoorgrondelijke haat. Voor het overschot aan gelijk, het vanzelfsprekende van het bezitten, de dwaasheid van mijn gulzigheid, de drang naar steeds meer macht. Voor het bedrog waarmee ik de goden om de tuin leidde legde ik het gewicht bij de manke voorstelling waarin zij aan ons werden beschreven. Ze bleken inderdaad onze eigen verzinsels te zijn, goed bedoeld maar slecht uitgevoerd. Soms vemakelijk, vaak met alleen het oergevoel in de wijsvinger opgevoerd. Toch kan ik moeilijk zonder, want juist met hun menselijke gebreken herkende ik ze als het betere 'ons' dat vaak in tijden van nood en eenzaamheid zichtbaar en voelbaar is. Dus kan ik niet anders, ondanks het hellend vlak, dan vertellen wat ik probeerde om aan de dwang van het dagelijks duwen te ontsnappen. Hoe dwaas en onvolkomen mijn pogingen ook waren. Natuurlijk wisten de zaligen uit de Elyseïsche velden wat er in de Tartarus gaande was. Ik had ze stiekem al zien gluren eens ik halfweg met mijn rug tegen de rots ging zitten om even uit te blazen. Luidop klagen en om hulp smeken kwam nooit in mij op. Integendeel. Ik maakte van de rotsduwerij een aantrekkelijk gebeuren. Van Hermes kon ik een chrono lenen, het maakte mijn sterfelijkheid alleen maar duidelijker, (dacht hij) en als boeteling kwam hij mij graag tegemoet.

Beneden schreef ik op een vlakke rots de tijd van de vorige beklimming: 44' 08", een nieuw record. Het duurde dan wel zes, zevenhonderd pogingen om de drieënveertig minuten te halen, maar met moed en volharding lukte dat. Applaus. Eerst nog verborgen glurend, daarna openlijk aanmoedigend. Tenslotte met de vraag of zij het ook eens mochten proberen. Dat mocht. O, die edele zielen die levenslang de goden hadden geëerd, hun lusten hadden bedwongen, hun zinnen van het bezittelijke hadden verlost, hun kinderen tot rechtvaardige burgers hadden opgevoed, je moest hen zien duwen! Het duurde wel enkele maanden voor ze in de buurt van de 43' kwamen, en toen een jonge sterke vrouw uit Kreta zelfs bij 42' 55" op de top stond, was het feest. Ik hoef je niet te vertellen dat het dringen was om dat record te breken. Aanschuiven werd het. Bijna elke dag wel eens een ruzie wiens beurt het was. Ik noteerde de tijden, zette me gemakkelijk op de top en genoot van hun inspanningen. Voor de buitenwereld rolde Sysifus zijn steen dat beroemde hellend vlak op, zuchtte als hij fluks naar beneden donderde en hij hijgend aan een nieuwe klim begon.

Terwijl ik toekeek gleden er allerlei andere ideeën door mijn hoofd. Was nu nog de reusachtige bal van steen, stel dat we een klein metalen handzame bal maakten die je zo ver mogelijk weg moest weggooien. Zo ontstond het kogelstoten, gevolgd door een succesrijke bowling-baan en allerlei andere balsporten. Ontstellend hoe competitief een balvormig voorwerp het centrum werd van het schimmenrijk. Zelfs het biljarten kwam aan bod, het golfen en tenslotte trapten we de bal het veld op en vierden we de eerste matchen tussen de gelukzaligen en de zondaars. Met zes nul door de ... gewonnen. (zelf invullen, juist ja die!). Het met een rotsblok de helling op zeulen kreeg nu in allerlei speelse vormen een vrolijke betekenis, al moest ik nu en dan bij te felle betwistingen modererend ingrijpen. Tot op een dag Zeus zelf verscheen, net bij het tweede doelpunt tijdens de voetbalmatch Invloedrijke Dokters-Welstellende Patiënten. (afgekort als ID-WP) Nul voor ID en twee voor WP! Wie denk je dat er arbiterde? Inderdaad. Sisyfus. Zeus wilde naar oude gewoonte een donderwolk lanceren gevolgd door een aantal hevige maar onschadelijke bliksems (het bekende weerlichten) maar bleef toch even toekijken en stond enkele miuten later de Welstellende Patiënten aan te moedigen omdat hij zijn collega Asclepius nooit erg had gemogen. (De man was tenslotte ook maar een halfgod, verpleegsters weten waarom!) Ik legde het spel stil en we bewezen de vader van het al de eer die hem toekwam.

'Je weet dat een vader niet van geruzie houdt, noch minder van gefluister-achter-de rug en helemaal niet van slaafse verering, al mag ik wel graag een diepe buiging en een op-de knieën-zinken zien zonder te vervallen in het plat-op-de-buik -gaan. Sisyfus weet dat wij streng maar rechtvaardig optraden en onze straffen wel eens het redelijke overschreden. Maar de opgewekte atmosfeer, het zingen van liederen-langs-de-lijn, het voortdurend in de handen klappen en aanmoedigen, ja zelfs het gemodereerd uitfluiten, de waaier aan beweging en competitie zonder bloedvergieten, het bekoort ons en ....' Kijk, dat is het andere hellende vlak. Het vlak van het spelen. Klinkt het een beetje oneerbiedig dat ik Zeus' stem heb geïmiteerd? Het hoort bij het spelen dat mij van de dodelijke zeulpartij met de ronde rots bevrijdde. Het is soms niet erg vredevol en de uitdrukking 'uit de bol gaan' heeft ook nog zijn oorsprong in mijn oud verhaal. Ook dat verhaal bleek een spel. Ik wilde niet op het hellend vlak. Het spel waaiert uit, opent andere deuren, maakt vreemde combinaties. Of het te maken heeft met bewegen, sporten, vertellen, verhalen maken, schilderen, een huis inrichten, de jurk van je leven knippen, en ga nog maar een eindje verder, het spel verzoent ons soms even met het eindige. Er zullen dagen zijn dat ik weer de berg op moet met de ronde rots. En de hemel is niet altijd met vriendelijke goden gevuld, maar trilt van intense herinneringen aan degenen die voor wij er waren het leven mochten meespelen, al was het spel vaak ver te zoeken. Uit de dodencultus ontstond het theater. Herinner elkaar zonder ophouden.
'Vaag zie ik hem, in mist, de steen opduwen. Mijn vader Sisyfos. Het brein. De sluwe. Hij wist te veel. Geen god die dat vergeeft. Verstand is het waarvan de goden gruwen.' (herdichting van de Odyssee in kwatrijnen, hier kwatrijn 34, H.J. de Roy van Zuyderwijns In wat de zee verzwijgt, 1988)

De speeltekst ‘Sisyfus spreekt’ is als monoloog geschreven voor theater, podcast, hoorspel, of welke dramatische vorm dan ook waarin hij tot leven kan komen. Scenografie en regie kunnen naar alle kanten uitwaaieren als ze het contact met de toeschouwer verstevigen. Ook allerlei vormen van poppenspel kunnen dienen. Wij zullen hem weldra op een afzonderlijke pagina invoeren zodat je hem in volgorde van aansluiting kunt lezen en gebruiken. Er zullen de volgende weken nog allerlei wijzigingen in aangebracht worden.
