donkere wolkenGraag open ik met een fragmentje van Komrij ook geciteerd in het boek van Tjeu Van den Berk ‘Het Numineuze’.

‘Het is alsof de mens er maar niet aan kan wennen, er over één en hetzelfde meerdere, vaak tegengestelde opinies op na te houden-vandaag deze, morgen die.
De dood mag voor hem niet verschrikkelijk en geruststellend tegelijkertijd zijn. Hij kan de walging niet als aangenaam ervaren. Of omgekeerd.
Hij is, als volgeling van links, niet in staat te accepteren dat rechts verstandiger is. Of omgekeerd.
Hij kent de mogelijkheden niet om de intense schurkachtigheid van de mens te bewonderen en te honen. Een goddeloos geloof in God is hem vreemd.
Hij beschouwt zoiets niet als zijn natuurlijk staat.
Hij wil een systeem. Hij wil harmonie. Dus plakt en lijmt hij koortsachtig.’

(G. Komrij, De gelukkige schizo, Arbeiderspers A’dam 1985)

Zo hoorde ik enkele dagen geleden een zekere wetenschapper in het televisieprogramma ‘Morgen Beter’ vrij onaardig plakken en lijmen.

De stelling dat vooral jonge mensen homofoob waren, werd door hem aarzelend bijgetreden maar het was duidelijk dat de bebaarde denker niet het achterste van zijn onfrisse tong wilde laten zien.

‘Ze mogen homosexualiteit toch niet opdringen. Je mag niets opdringen. Opdringen is altijd verkeerd,’ zei de wetenschapper.
‘Je mag toch blijven zeggen dat je het vreemd vindt, enfin twee mannen die…’

Lachen was hier op zijn plaats, en in het teken van de paradox zou ik tegelijkertijd bittere tranen kunnen plengen.

Het was alsof een druppeltje van een tsunami werd beschuldigd.
Wie de media één of meerdere dagen volgt, van nieuwsgaring tot reportages en speelfilmen, zal als zgn. hetero best aan zijn trekken komen.
Dat ‘opdringen’ klinkt dus dubieus zeker met de bekentenis dat je het vreemd mag blijven vinden, dat (cursivering van mij’) “tegennatuurlijke gedrag”.

dyn003_original_640_445_jpeg_20344_ff587120316973e3f5b65209644144c8

De onfrisse wetenschapper neemt mij niet kwalijk dat ik het gesmek, gefrazel en kontengeschud van de heterofiele medemens inderdaad ook vreemd mag vinden, of minstens not done zoals ik de ‘andere kant’ ook niet dadelijk een warm hart toedraag als hij/zij verkleed of niet voor zijn zogenaamde geaardheid zie uitkomen in welke parade dan ook.

Al worden we als mannetje vanaf onze kleutertijd geacht een vriendinnetje te hebben, zijn er programma’ s die ernstig op zoek gaan voor een hetero- lief voor de elfjarige medemens, en verschijnt er nu en dan een stel brave homo’ s om de vertederingsgevoelens van oudere dames te strelen, toch zal ik niet vlug het woord ‘opdringen’ in de mond nemen.
Er bestaat nu eenmaal zoiets als mannetje-vrouwtje en je wordt geacht ook als niet-wetenschapper na te denken en je eigen gevoelens van lust of walging aan dat nadenken te onderwerpen.

Ik zou kunnen poneren dat ik ten allen tijde mag zeggen dat wetenschappers niet ongewassen op de buis mogen verschijnen, maar weer steekt het nadenkende refleksje in mij de kop op en na enkele seconden denkwerk besluit ik dat gevoel niet aan de massa prijs te geven wegens totaal onbelangrijk en naast de kwestie.

Dus ja, je mag het vreemd vinden, je mag zelfs zeggen dat je ’t vreemd vindt, waarde wetenschapper, de gedachte is vrij, maar dan zou je, als mens en als wetenschapper aan het werk moeten gaan en besluiten dat er toch its schort met je wetenschappelijkheid en je medemenslijkheid, en daar iets aan verhelpen.

En wat die homofobie van de jonge keutels betreft, er was een tijd dat een handboek psychologie duidelijk poneerde dat homo-erotische ervaringen erg gewoon waren voor 11-18 jarigen, het waren zelfverkenningen waarna 9/10 van deze tijdelijke homo eroten tot de bekende club der hetero-geaardheden overging.
Men leze er het prettige boek van Dree Steemans op na en zal dan bemerken dat zijn vrijmoedige geest het niet heeft over een verzameling overtuigde ‘anders’ geaarden waartoe hij zichzelf rekent, maar dat de meesten van zijn al dan niet kortstondige partners nu door en door brave huisvaders zijn waarbij dus ook een of meerdere huismoeders zijn gaan behoren.

Dat was toen zo, en zal nu niet anders zijn al zal de aard van het puberale beestje zich nu niet meer zo vrij kunnen uiten wegens sociale controle en klimaatsveranderingen in het sociaal-ethische landschap.
En ja, niets wordt zozeer gehaat als eigen onderdrukte gevoelens.
De heer Hoover van de CIA kon er over meespreken.
Wat de mens ten allen tijde moet onderdrukken zal hij uitstorten op het hoofd van de anderen, want die zijn dan de schuld van zijn verboden gevoelens.

Daarover werd gezwegen en alleen de verstandigste van het viertal de Heer van Wallendaal (verstandige mensen mogen met naam genoemd worden) probeerde voorzichtig Nobelprijswinnaar Gide ten berde te brengen, maar werd zedig weggelachen door de moderatrice die als moeder overste met ‘…maar dat is toch heel wat anders,’ ieder denkend wezen het zwijgen oplegde.

Waarde soortgenoten van de menselijke soort, we zullen toch dat meervoudigheidsdenken moeten aanleren.
Stel je voor dat homo’s en hetero’s een soort uitvinding zijn van de classificatie dictatuur (wat je niet kunt classeren bestaat niet), stel je voor dat we allemaal een beetje van ’t een en een beetje van ’t ander zijn, en de ene een beetje meer van ’t een en de andere een beetje meer van ’t ander, tja dan zitten we bij de kern van het probleem.

Dan hoeven we niet meer te lijmen of te slijmen.
Maar dan zijn we op het gebied van het na-denken beland, en het citaat dat je een paard moet laten denken omdat het een grote kop heeft, doet mij alleen maar verlangen naar de tijd dat deze edele dieren ons hun herseninhoud laten delen.


De twee mooie schilderijen zijn van de Amerikaanse schilder John Beerman (1958)
Licht en donker, en toch zijn we op dezelfde planeet.