22329108_fd711d0c23

In d-mineur

Ik ben de jongen die jou nakeek, toen.
De man die nog geen haartje wijzer is.
De demon van het zwarte notenbeeld.
De dromer zonder reden van bestaan.
De dreumes die z’n grote broertje zocht.
De duvel uit een doosje van fluweel.
De dief van je verleden en je lijf.
De dwaas die onbeschaamd heeft liefgehad.
De dervisj dansend buiten het gareel.
De drinker die een bende heeft gemaakt.
De dutter die de tijd voorbij liet gaan.
De djinn die nog een keer verschijnen wil.
De domoor die geen deficit aanvaardt.
De dichter die er niets meer aan kan doen.

Peter M. Heringa (1945 – 1987)
(Uit de reeks: Ron)

In zijn bundel ‘Kost en Inwoning’ (Bert Bakker, A’dam 2005) eert Gerrit Komrij deze onbekende dichter.

De vraag die we met hem stellen is: waarom is deze dichter onbekend, niet opgenomen in de grote canon?
Jacob Israël de Haan en J.A. dèr Mouw zijn van de allerbeste dichters, maar bekend?
Neen, dat zijn ze niet.
Ze behoren niet tot de canon.

‘Heeft het te maken met het feit dat ze homoseksueel waren of Joods, of anderszins gevaarlijk?’ (Komrij)

Wij weten het niet.

dyn001_original_523_709_jpeg_20344_216f95bc2414105afc1663e5fdcc506d
Soms moet je antwoorden met een prent. (werk van Mosta Kunlundzic) Ik herinner mij een dergelijk werk in de Sint Pietersbasiliek.  Hij wist het ook niet dadelijk en de geschiedenis vergat het graag.  Maar het kan wel eens pijn doen, ja.