Vergeef me dat ik de Franse kunstenaars nog even tot volgende week uitstel, want levensverhalen laten zich niet altijd rangschikken in afleveringen, tenslotte is het leven geen feuilleton al heeft het daar veel van weg en zijn gemeenplaatsen nooit ver weg.
Ik beweeg me graag tussen beklemmingen.
Al is ‘graag’ hier meer een eufemisme waarin de noodgedwongen verdrukte na een tijdje zijn lot op zijn schouders tilt en de last best lachwekkend durft te vinden bij gebrek aan alternatief uiteraard.
Hier zijn het twee werken van William Orpen.
Helemaal boven één van zijn talrijke geïllustreerde brieven, en ik vond net dit vel zo boeiend omdat hij hier zichzelf heeft afgebeeld met de oudere Amerikaanse schilder Sargent waarover we vorige jaren uitvoerig schreven.
Ze kenden elkaar goed, hebben in hun werk veel tinten en thema’ s gemeenschappelijk, maar Sargent weigerde Orpen als zijn opvoger te zien.
Daaronder het mooie zelfportret waarin hij zijn eigen einde bijna voorspelt.
Drank is inderdaad overvloedig aanwezig, en het is diezelfde drank die hem in latere jaren fataal zou worden.
Een mens is vaak geklemd tussen zijn zelfbeelden.
Het feit dat je niet ‘erkend’ wordt, dat de jaren zijn verdampt zonder dat je verwachtingen zijn ingevuld, en de vluchtmogelijkheden, de doodlopende straatjes die jij alleen niet als ‘dood’ ervaart, maar als een soort transformatie van het aardse stratenplan naar hemelse geneugten, de roes.
De rolluiken worden neergelaten.
Jouw leven is jouw leven niet meer, of net wel, en nog alleen ‘jouw’ leven, dat kan ook.
Oorlogskunstenaar ben je dan in het Westvlaamse Zonnebeke( 1918) of kijk je naar het Talbothuis in Ieper( Rothenstein)
Orpen schrijft er later een boek over.
Summertime aan de Somme. Een fragment.
‘Never shall I forget my first sight of the Somme in summer-time. I hadleft it mud, nothing but water, shell-holes and mud–the most gloomy,dreary abomination of desolation the mind could imagine; and now, inthe summer of 1917, no words could express the beauty of it. Thedreary, dismal mud was baked white and pure–dazzling white. Whitedaisies, red poppies and a blue flower, great masses of them,stretched for miles and miles. The sky a pure dark blue, and the wholeair, up to a height of about forty feet, thick with white butterflies:your clothes were covered with butterflies. It was like an enchantedland; but in the place of fairies there were thousands of little whitecrosses, marked “Unknown British Soldier,” for the most part. (Later,all these bodies were taken up and nearly all were identified andre-buried in Army cemeteries.)
An onlooker in France 1917
Het beeld hierboven is van Augustus John, de man die poseerde voor ‘het poppenhuis’.
Hij heeft het begrepen.
Eén van de soldaten is bijna nog een kind.
Unknow to God.
De witte kruisjes verbergen jongenslevens, en zoals Schindlers list eindigt met de optocht van ‘de overlevenden’ denk ik altijd aan de ‘afwezigen’ als ik door de streek reis.
‘Jullie hadden onze grootvaders en vaders kunnen zijn,’ las ik in een boekje op een kerkhof waar naast opmerkingen als ‘mooi kerkhof’, ‘goed verzorgd’ deze zin duidelijk maakte dat de dood van al die jongens miljoenen anderen van het leven beroofde , de niet-levenden.
En ergens daar dichtbij liep er al een gefrustreerde man rond, ook een schilder, en die zag Duitsland ten onder gaan en zou dat later met nog eens zoveel doden betaald zetten.
Van het interieur naar de bloedige velden.
Kapot geschoten interieurs, of interieurs waar een plaats voor altijd leeg bleef.
Altijd iemands kind.