EEN ONBEKEND KUNSTGENRE

dyn010_original_415_512_jpeg_20344_e4cd14dad955193efe532db7f4cd1a32

John, Betty en Rachel zijn dit.
De drie kinderen van William Rothenstein en Alice Knewstub.
Ze hebben zich verkleed om het verhaal van Alladin uit Duizend en één Nacht te spelen, The Arabian Nights.

Aan de andere kant ‘de spiegel’, een doek van William Orpen met zijn vrouw in de hoofdrol.

dyn010_original_470_600_jpeg_20344_650d7840bfa654d0434360eb1be77b4f

In beide doeken zijn er reminiscenties naar de vroege schilderkunst.
Boven de kinderen hangt de geboorte van de maagd, een doek van Rothenstein met duidelijke inspiratie uit de late middeleeuwse kunst, en ook de spiegel komt je niet onbekend voor als je aan het doek van Van Eyck denkt waar het rijke koppel Arnolfini voor de ronde spiegel poseert en er ruggelings in weerkaatst wordt.

Hier zijn het de kinderen die je ziet.
Victorianen leven niet in een gesloten wereld zoals wel eens werd beweerd.
Ze zijn met de tijd verbonden, ze weten waar de wortels liggen en hun zin voor traditie is spreekwoordelijk en niet alleen voor rituelen bestemd.

Bezoekers uit Europa spraken zich met verwondering uit over de zorg en liefde voor hun kinderen.
De middenklasse immers had meer ademruimte (lees: geldelijke middelen) zodat er tijd voor het gezin overbleef.

dyn010_original_483_640_jpeg_20344_e9b3be396227a8422f78c21d8c6ea44d

De tijd voor het belangrijke in het leven, het niet productief bezig zijn dus, vind je ook terug in deze beide doeken.

Boven het schaakspel van Orpen, en hieronder moeder en kind, van Rothenstein.

dyn010_original_396_512_jpeg_20344_19977edd203fd3075e37f5e114b3b372

Natuurlijk is het al zeer vooruitstrevend dat vrouwen zich met schaak bezig hielden maar tegelijkertijd waren ze in de vroege jaren vooral met de kinderen in ’t getouw.
Al heel vroeg verdwenen de kinderen uit het huis en kwamen ze in kostscholen terecht.
Vooral de band met de vader was meestal afwezig.

Maar de andere hoofdpesoon, het interieur, is ook zeer duidelijk zichtbaar.
De ruimte waarin schaak wordt gespeeld is een doorgang naar de volgende kamer.
Moeder en kind spelen in de ruime living met symbolen van reizen (bootje) en belangstelling voor het schone.

Waarom werd het interieur zo lang vergeten in de schilderkunst?
Frances Borzello schrijft in haar prachtig boek over het interieur:

‘Mais je crois que la raison principale pour laquelle l’ emergence de l’ intérieur a été ignoré tient à la manière dont les critiques ont essayé de comprendre cette tendance.

Les comptes-rendus des grandes expositions de l’ époque s’ appuyaient sur les catégories traditionelles: portrait, paysage et scènes de genre.
Même si les critiques reconnaissaient la nouveauté des intérieurs, ils les classaient dans la categorie “tableaux de genre”, géneralement à la fin de leur articles (mais toujours avant la paragraphe sur les artistes femmes).’

(Intérieurs, les peintres de l’ intimité)

In Frankrijk echter lagen de zaken anders.


TWEE SCHILDERS EN HET EINDE VAN EEN EEUW

dyn007_original_547_800_jpeg_20344_7c400420c043f02f62677d16bceaa015

Hier breng ik ze samen, de twee Williams.

Rothensteins scène naar Ibsens ‘Poppenhuis’ dat in 1879 in première was gegaan, en een zelfportret van Orpen dat duidelijk naar Chardin verwijst waar hij zichzelf afbeeldt met pince nez.

dyn007_original_418_600_jpeg_20344_41d5595a43ce68880daff166df52cdfe

Hoe ideaal ook het gezin als hoeksteen van het Imperium werd gezien, iedereen wist dat achter dit utopisch beeld heel andere dingen met dat gezin gbeurden.

Er werd alleen niet over gepraat en nog minder over geschreven.

Ibsens ‘Poppenhuis’ was inderdaad een mijlpaal.
Je maakte het ineenstorten van een huwelijk mee, de dramatis personae konden zich niet met stand en titels redden, het poppenhuis stortte in.

Je kon inderdaad verwijzen naar de grote meesters, of je laven aan het symbolisme, of je terugtrekken behind the mirror, de 19de eeuw liep op zijn einde en een Weense arts en zijn jongere collega uit Zwitserland begonnen over de ware verborgen drijfveren te spreken en te publiceren.

Verkleden hielp niet meer.
En in dat donkere licht zie je het vertwijfelde koppel inhet trappenhuis staan.

Het licht , of liever de schemer, verleent het geheel inderdaad een zekere theatraliteit, maar het is menselijk theater.
De helden zijn thuisgebleven.

Het is een prachtig doek.
Het verhaal doet weinig of niets ter zake.
De atmosfeer des te meer.

Van de kus uit Orpens werk naar deze vertwijfeling was de afstand blijkbaar erg klein.

dyn007_original_800_629_jpeg_20344_01efdc5b56090e6e06a818f7b184fff4

En hier zitten ze dan ‘The Browning readers’ door Rothenstein zo prachtig in datzelfde jaar 1900 in beeld gebracht.

De zusjes Alice (vrouw van Rothenstein) en Grace Knewstub (vrouw van Orpen) bij de lectuur van de zeer geliefde auteur Browning.

Twintig jaar eerder zou zo’n werk nog in het schemerige van het petroleum lamplicht hebben gebaad, maar waar weinigen bij stilstaan was het feit dat de burgerij met één draai aan de knop de ruimte kon verlichten met min of meer stabiel licht, licht dat niet beefde, geen grillige schaduwen op de muur maakte, maar mensen toeliet lang te lezen.

En vrouwen vond je in die kringen meer met lectuur bezig dan met verstelwerk, want we zijn in 1900 en zeker in Engeland eisen vrouwen luidruchtig hun rechten op.

De schilder Augustus John zegt dat hij poseerde in het Poppenhuis.
In zijn memoires vertelt Rothenstein dat het door Ibsens poppenhuis was geïnspireerd en dat hij als decor het trappenhuis van een huurhuis in Normandië had gebruikt, te Vattetot waar ze in de zomer van 1900 met een groep artiesten logeerden.

Augustus John, de Australiër Charles Conder, Orpen en de broer van Rothenstein, Albert waren er samen.

In Yport was er een kleermaker die ‘velours côtelé verkocht en blauw linnen zoals de plaatselijke vissers droegen.
En omdat John van het velours hield verscheen hij in vest en brede broek, en wel zo mooi, vertelt Rothenstein dat ik hem daar naast mijn vrouw heb geschilderd, zij op de trap zittend en hij met zijn voet op de laagstye trap en een weinig tegen de muur geleund.

Het interieur was niet alleen een woonplaats, maar een zelfstandig personage geworden.

En zo kwamen hun schilderijen in de kunstbladen terecht, door hun andere kijk en als teken dat de lezers ze aprecieerden.
Morgen weer verder dus.
Kijk intussen, en geniet.


HET INTERIEUR ALS HOOFDPERSOON

de kus

We zijn in Londen.
Het is nacht buiten.
We zijn in het huis van de Ierse schilder WILLIAM ORPEN.
Hij schilderde zichzelf in Night nr 2 en zou zes jaar later met zijn beminde, Grace Knowstub, huwen.

Zij is duidelijk het licht.

Hij is als jongste van vier in 1887 in Ierland geboren, vader rechtsadviseur, jongensjaren dus in een neogothic kasteeltje, begint aan zijn kunststudies op elf (11!)jarige leeftijd en met zijn 18 trekt hij naar Londen waar hij met de door ons eerder besproken broer van Gwen, Augustus John studeert net zoals Gwen even later bij Tonk.

Een godenkind.
Er is een vreemd portretje van hem bewaard en er zijn al wat vulpennen leeg geschreven of het inderdaad een zelfportretje van William zou zijn of niet, maar de term godenkind wordt er alvast door benadrukt.

dyn004_original_537_640_jpeg_20344_5ea5bbec6a5de3d4bbfa0d389228f8bd

Verzinsels of niet, het jongetje is hier dertien
Een kind uit de gegoede burgerij.

Het zusje van zijn vrouw, ‘les ravissantes soeurs Knewstub’ zoals ze in een mooi Frans kunstboek worden beschreven, zal net zoals Grace figureren op de doeken van haar schilderende echtgenoot, William Rothenstein.

De twee ravissanten figureren zelfs samen op een mooi doek van Rothenstein ‘La lecture de Browning’ dat ik je later graag wil voorstellen.

Maar beide heren zijn voortdurend met ‘het interieur’ bezig, de kern van de Victoriaanse samenleving.
They rules the world maar verblijven liefst in het kleine koninkrijk, het huis.

Dat schilders rond de eeuwwisseling het interieur als hoofdpersoon laten figureren is nieuw.
Als de schoonbroers hun werken tentoonstellen in ‘the New English Art club’ een nog timide modern alternatief voor de Royal Academy, krijgen ze dadelijk en veel belangstelling en nog een aantal volgelingen.

Tussen 1905 en 1910 noemen we Lavery, het koppel Ambrose, en Mary McEvoy en Georges Claussen.

Werken van beide Williams worden zelf met elkaar verwisseld en Rothenstein denkt dat hij zijn schoonbroer toch wel enigszins heeft beïnvloed met ‘zijn interieurs’.

Een vluchtheuvel, of de binnenkant van de bange ziel?
Morgen meer.


SANCTUS SPIRITUS

fatifa 2005

 

Moeder
wij zaten bevend bij elkaar.

Wij hoorden de hyena’ s lachen,
de onverschiiligen zwegen luid en duidelijk.

We vroegen niet om een triomftocht, moeder.
Nog minder dat hij zijn belagers met een bliksemschicht zou vellen,
gewoon de suizende stilte met een woord wou opvullen,
dat zou al wat zijn, dachten wij.

Zoals een vader ’s nachts zijn bange kinderen
laat horen dat hij er is, en vreselijke dromen
slechts dromen zijn, zo dachten wij dat woord te horen.

Moeder,
we zijn niet fier, onze schrik
heeft zeker met verraad te maken of met lafheid, wij weten het.

We hebben hem gekust, zijn brood gegeten
zijn woorden gulzig gedronken, en met momenten zijn liefde
genoten zoals we nooit eerder werden bemind.

Met het sterven in zijn keel werd ik jouw zoon geheten
en ik die vaak zijn armen bewoonde als we aten,
mocht jou mijn moeder noemen.

Nu zijn we wekenlang als vleermuizen
in het gewelf van onbegrip en angst verzameld.

Jij zei heel weinig, moeder,
maar in je donkere blik herkende ik vaak zijn ogen.

Moeders weten wat men hen verzwijgt; zo wist jij zeker
dat wat de wijzen uit het oosten schonken ontzag maar ook berekening was.

Dat in zijn Naam geplunderd en verbrand zou worden en wijze mannen
een wetenschap van zijn woorden zouden maken, een zwaard
en een juk, een gehuil om genade, een verzekeringspolis voor eeuwig geluk.

Daarom heb ik mijn bange vrienden voorgesteld ramen en deuren te openen,
op het dak te klimmen en te brallen in talen die ons te binnen schieten
alsof wij door vurige tongen zijn ontstoken en onze woede
in profetieën te vertalen, om hen te dwingen ons op te pakken
en op de schedelberg aan het kruis te slaan.

risingMaar toen ik ze bezig zag,
en mensen kwamen toegelopen
en met open mond hen beluisterden
begon ik ook te schreeuwen.

Het was zijn Geest, riepen wij
Hij heeft ons zijn Geest gestuurd
Hij is niet dood maar midden onder ons.

En zoals in vroeger dagen
stroomde het volk samen
hongerig naar dwazen waren wij de juiste mensen op de juiste plaats
ja zelfs ’t moment was goed gekozen.

De wijzen worden steeds gekruisigd,
de dwazen inderdaad aanbeden.

Zoveel leegte en bitterheid bliezen wij
de wereld in, en het vuur in onze ogen
werd vlug als een bewijs van wederkomst gedronken.

Schipbreukelingen
kunnen het best over ’t beloofde land verhalen.

Het is goed mogelijk, moeder
dat hij die dwaasheid als een zweep gebruikt
om ons uit de woestijn van angst te ranselen.

Jij zweeg.
Als geen ander verdragen moeders de gekte van hun kinderen.

En toen het huis naar brood geurde
wist ik dat hij niet ver kon zijn.

De mensen buiten vragen om meer, zegden mijn gezellen.
En ik keek je aan, moeder.

Je wist dat er geen terugweg was.


DIE MEISTE MALER SIND DOOF

still 2002Lieve Vriendin,

Van de baadsters op de zomeravond naar Felix Vallottons droom tot aan Daniel Richters werk hierbij afgedrukt, overspannen we vrijwel honderd jaar als we ons richten naar de geboortedata van beide kunstenaars: 1865 en 1962.

Hij was een Zwitserse Fransman en Richter is een Duitser die werkt in Berlijn en woont in Hamburg.

Van waar die vreemde manier van schilderen, diese hysterischen Schlieren van waar komt dat, vraag ik hem:

Das hat sich irgendwie verselbständigt. Am Anfang war dieses Fleckenhafte, das kennt man ja zum Beispiel von Filmen, wenn die durchschmoren. Eigentlich sind es immer die paranoiden Blicke: Infrarot! Drogen! Geistererscheinungen! Hightech-Nachtsichtgeräte, Leute kommen vom Dunklen ins Helle, dieser Kram. Der Ursprung waren die Blicke, die eigentlich jeder kennt, die in der Malerei aber nicht auftauchen und die ich immer als beunruhigend wahrgenommen habe. Das ist so eine Ebene, wo man weiß, da liegt irgendeine Bedrohung, ein Geheimnis, irgendeine Offenbarung.

Daarmee is de afstand aangegeven en of die honderd jaar er nog toe doen?

Als kind had ik van de heilige man een heus 35mm projectie-apparaatje gekregen met daarbij enkele rolletjes film, een cyclo-cross in zwart-wit, een Amerikaanse pilotenfilmfragment en enkele nieuwsflitsen uit de late jaren veertig.
Het ding werd verlicht door een geweldige 100w-lamp en als je even vergat te draaien aan de zwengel brandde de film door.

Ik begrijp dus goed dat het smeltende beeld, das Durchsmoren voor zeer bijzondere effecten zorgde die echter zeer kortstondig waren.

Kijk, dat is er met het beeld van de avondbaadsters gebeurd bij Daniel Richter: uit het zachte licht van die zomeravond in 1893, naar het beeld gemaakt in 2006 of daaromtrent.

Daarom breng ik beide schilders met een beeld van henzelf samen.
Die Aufklärung” van Richter en ‘Verdun’ van Vallotton.

dyn001_original_435_560_jpeg_20344_a6604ea84b6e669e5bdd571e96cabda9

Daniel Richter is de Punk-schilder, de man die op reusachtige doeken werkt, een gevierde ster die momenteel in Hamburg tentoonstelt en voor bepaalde doeken 300.000 euro krijgt.

2 T UMAX     Mirage II        V1.4 [2]

Vallotton kende tijdens zijn leven hetzelfde succes, schreef en graveerde in satirische bladen, je zou hun beider betrokkenheid bij de wereld van hun tijd kunnen congrueren.

Maar kan Kunst de wereld veranderen?
Kun je met schilderwerk beelden maken die mensen aan het denken zetten?
Of is dat niet de functie van kunst?

dyn001_original_382_560_jpeg_20344_9e06fbe198ea2050afdb7e6e14a1f72c

Ik vraag het Daniel Richter:

‘Ich glaube, dass Kunst, ganz stumpf, in erster Linie gute Kunst sein sollte. Das ist schon schwierig genug. Die muss weder von guten Menschen noch für gute Menschen sein. Das Einzige, was mich immer interessiert hat, ist, eine Begrifflichkeit von den herrschenden Verhältnissen zu haben, von den Bildern, die sie produzieren. Oder als Maler herauszufinden, wie wirkungsmächtig Bilder sind und in welchem Rahmen sie funktionieren, ideologieübergreifend. Man sagt ja, dass der Maler dümmer ist als andere Künstler, weil er mit einem Medium arbeitet, das ihn weniger zur Reflexion zwingt. Gute Malerei findet immer unter Einbeziehung der Mediendebatten drum herum statt, der Debatten über das Foto, das Kriegsbild und so weiter. Die meisten Maler interessiert das aber gar nicht. Die beschäftigten sich nur mit malerei-immanenten Dingen und mit ihren Vorlieben, deswegen ist die meiste Malerei auch so doof, und die meisten Maler sind auch doof. Tut mir leid.’

‘eine Begrifflichkeit von den herrschenden Verhältnissen zu haben, von den Bildern, die sie produzieren.’

De heersende verhoudingen en de beelden die ze produceren.
Het is een mooi en duidelijk begrip vind ik.

2 T UMAX     Mirage II        V1.4 [4]

Hierboven nog eens Verdun van Vallotton, eentje hoger een beeld van Daniel Richter.
Je zou ze over elkaar kunnen leggen.
Of er een kijkdoos mee maken zodat de mensen van Richter in het kapotgeschoten landschap vallen.

Honderd jaar en… ?
Volgende week verder.


DE INTENSITEIT VAN DE SYNTHESE

dyn008_original_414_512_jpeg_20344_374e225887d22c2200fab57082cb8d83

Met ‘La Valse’ et ‘Femme au bain se coiffant ‘zijn we volop in die nieuwe werkelijkheid gekomen die we gisteren verkenden.

dyn008_original_482_781_jpeg_20344_a2f26c3ee9c5fe1bc9b71488d89ebe89

Het zijn de boeiende jaren 1893-1895, jaren waarin hij zelfs modetekeningen gaat maken en de Nabis een grote overzichtstentoonstelling houden in de Barc de Boutteville.

La valse is pictorale beweging, bijna een techniek die je nu in kwaliteits stripverhalen zou terugvinden.
Kijk naar de compositie van het beeld waarin het wegdraaien nog door het hoofd rechts onder wordt gesuggereeerd.

Het standpunt van de schilder en dus ook van ons is schuin hoog boven de dansende paren, een filmisch aanvoelen avant la lettre.

In de badkamerscène concentreert hij zich op het zachte van het naakte lichaam, een zachtheid die in de witte badlakens uitlopers vindt.
Het naturalisme is ver weg, hier is het volume van het lichaam uitvergroot, het ‘tastbare’ in letterlijke zin wordt als begrip belangrijker dan de studie van de lichaamshouding.

dyn008_original_489_615_jpeg_20344_e8e1cc4d4f651f8ebb9b749b68f274f8

Gelijklopend met die synthese is ‘La Coiffeuse’.
De atmosfeer van de ruimte, de relatie van de ruimte met het personage beheerst de doeken.
De details van ‘La Malade’ zijn hier verdwenen.
De invloed van zijn grafisch werk is erg groot.
Tot in de kleurkeuze overheerst de poging om met zo weinig mogelijk middelen een intense innerlijke sfeer op te roepen.

dyn008_original_563_400_jpeg_20344_e4c00288e325c759ebc156f594af4566

Beschrijvingen moeten wijken voor begrippen, en begrippen hebben sferen tot onderwerp.

Kijk naar ‘De Slaap’.
De grote vlakken waarin de schone slaapster ligt, en het enige detail is het kleine boekje dat uit haar handen is gegleden toen ze door de slaap werd overmand.

maanlichtWonderlijk mooi is ook ‘Het Maanlicht’, een doek waarin ook de natuur als synthese van stemmingen wordt ervaren.
Hij was op het eiland van Oléron waar hij landschappen schilderde, en de innigheid van zijn kleuren ontstaat vooral door de grote soberheid en de bijna oosterse compositie.

Na zijn huwelijk in 1899 zal hij ook Honfleur ontdekken.
Daar schildert hij landschappen, portretten en interieurs.
Hij blijft werken voor diverse tijdschriften, toert door Europa en krijgt gelukwensen van Gustav Klimt en Hödler.

Hij is in Brussel geweest, heeft Spilliaert gekend en beide heren waardeerden elkaars werk ten zeerste.

In de grote oorlog zal hij Verdun bezoeken en met enkele doeken getuigen van de grote slachting.

Om volledig te zijn, hij schrijft in 1906 een roman ‘La vie meurtrière’ die pas na zijn dood zal verschijnen.

In 1925 sterft hij na een heelkundig ingrijpen.
Slechts zestig is hij geworden.

In de Brittanica, 15de editie van 1985 is er geen plaats voor zijn naam.
Hij wordt even vernoemd bij het begrip ‘Nabis’, maar voor zijn leven en werk is er niet de minste aandacht.

Misschien hield hij te veel van het menselijke, schilderde hij de naaktheid in schoonheid en ontluistering en was hij door zijn satirisch werk niet zo graag gezien bij de machtigen.

Over de 19de en 20ste eeuw gebogen beginnen we wellicht nu pas te begrijpen wat hij gezien en gerealiseerd heeft.


EEN DROMER MET EEN NUCHTER OOG

bain du soir‘Le bain au soir d’ été’, 1893.

Het doek komt in dat jaar op het salon des indépendants te hangen, en zorgt er voor sensatie.

Hij verlaat het beschrijvende en begint aan een schilderkunst waarin syntheses worden gemaakt, een eigenschap die nog dicht bij zijn gravures staat.

Op het land en in het water, een zomeravond.
Noch het land-gedeelte, noch het watergedeelte willen een activiteit beschrijven.
Het avondbad is een innerlijk ritueel: uitkleden, je schoonheid tonen, naar het lauwe water gaan, en daar verdubbelen, je spiegelbeeld zorgt voor dat effect.

Natuurkundigen onder ons roepen het nu uit, maar er is toch de vervorming in het water, de breking van het licht, enz. enz.
Dat kan best zijn, maar Vallotton schept een universum met heel eigen wetten, hij maakt syntheses van verlangens en gelatenheid, van dromen en gekoesterde utopieën.

De figuren op het doek zijn uitingen van het beeld ‘vrouw’, van ‘zomeravond’ zoals wij vrouwen en zomeravonden samenbrengen in een gekoesterde droom, een dromen-tijd, nog heel dicht bij de stijl van Nabis.

Op het land loopt een weggetje naar de wereld die wij in de gedachten van de schepper hebben betreden, of is het het pad vanwaar wij komen?
Leggen wij ‘de oude gewaden’ af, en koesteren we ons in de laatste warmte.

Het beeld verstilt de geluiden.
Er is geen opwinding.
Rust.
Zoals mensen die zich niet meer moeten conformeren met heersende scrupules.

Stilte ook.
Een groot mooi boudoir is het, en iedereen met een vrouwelijke ziel begrijpt die zomeravond.

Vallotton_MaladeHet mooie van onze woorden is dat we moeiteloos met de tijd kunnen spelen, dat we hem kunnen stilzetten (denken we) en hem confronteren met zijn toekomstig verloop.

Dit prachtige doek, ‘La Malade’ is een jaar eerder, in 1892, af geraakt.
Het was al eerder opgezet, maar het had tijd nodig.

Hier merk je nog in tegenstelling met de zomeravond een bijna traditionele zin voor details, een natuurlijk gevoel voor compositie.

Toen ik het doek voor de eerste keer zag, voelde ik een soort verdrukking, een weggeschoven zijn uit de wereld, uitgerangeerd.

Het bed staat duidelijk in een hoek, en denk aan ‘La visite” en je merkt dat deur en kamer dezelfde indeling hebben.

We zien de zieke niet, wel haar verzorgster.
Ze komt met een stralende glimlach binnen, en de zieke richt zich op, wil zoveel vriendelijkheid niet onbetuigd laten.

Zaten we in het eerste doek nog mee in het avondwater, hier is de paravent weggeschoven, en we kijken vanuit een koele hoek, we observeren maar nemen niet deel aan het gebeuren.

Misschien zaten we op de lege stoel.
We waakten terwijl zij sliep.
En toen de zorgende binnenkwam, ontwaakte zij en gingen wij respectvol achteruit om hen niet te storen.
Nog even en we zullen aan de deur wachten tot alle zorgen zijn verstrekt.

Aan de vele flesjes en potjes op het nachtkastje te zien, was het geen gewone verkoudheid.
Maar ik denk dat het ergste voorbij is, het kopje bouillon of chocolade zorgt voor de afwerking.

Kijk maar, de kamer hangt vol licht.
De strijd is gestreden, en weldra zal ze weer rondlopen en zich de vreselijke donkere dagen nauwelijks herinneren.

les intimités  Maak je de synthese van die twee beelden dan zou je niet denken dat je bij de gravure ‘het onherstelbare’ zou uitkomen.
Maar het is zijn dagelijks werk.
Hij kan ervan leven, hij krijgt goede pers in ‘ L’ Art et l’ Idée datzelfde jaar (1892) en hij schuwt ook de opdrachten niet.

In juli gaat hij naar Ballancourt met Hélène Chatenay die hij in 1891 leerde kennen.

Hij schrijft en tekent voor ‘Le Rire’, ‘La revue Blanche’ en ‘Le courrier Français’.

Hij wordt bekend en befaamd.
Een Zwitser heeft Parijs veroverd.

Zou je nog denken dat hij met zijn avondbad een dromer was, deze gravure maakt ons meteen duidelijk dat hij oog heeft voor de dagelijkse werkelijkheid.

De vissen op de kom staan bijna symbool voor de kom waarin het echtpaar is gevangen en zijn verdere dagen slijt.

Zij sluimert, hij kijkt weg.
De palm buigt zich over hem.

In feite toonde ik gisteren met La mensonge al een werkelijkheid uit het jaar 1898.
Hij zal niet voor Hélène kiezen maar trouwt in 1899 met Gabrielle Rodrigues-Henriques, en dat kost hem een hoop vrienden.

Niet te vlug, de tijd haalt ons wel in.


TUSSEN MENS EN MYSTIEK: FELIX VALLOTTON (2)

le mensogne gravure

le mensonge

Je ziet hier hoe het oog van de graveerder een voorbereiding is geweest op het doek dat later ontstond.

Ik heb de afbeeldingen groot gelaten omdat ze door het verkleinen veel van hun karakter zouden verliezen, en omdat je hierdoor enigszins verplicht bent om te scrollen tussen beide werelden zodat je ook lijfelijk de verschillen en gemeenschappelijke kentrekken kunt onderzoeken.

Kijk zelf.
Dat bespaart mij het beschrijven.

Maar het is niet alleen een spelletje.
Zoek de zeven verschillen.
We gaan gelukkig een hele stap verder.

Want leerde hij van zijn vriend Felix Jasinski de schoonheid en de essentie van de gravure kennen, de techniek had immers ook grote invloed op zijn gekleurde pictorale wereld.

We zijn in de tijd waarin vooral door het toedoen van Bing, de man van de art nouveau-winkels in Parijs, de Aziatische tekenkunst, inzonderheid de Japanse, bekend wordt.

Vallotton is er net zo door aangegrepen.
De essentie van een beweging, het weglaten van overbodige details of kleuren, kenmerken die al bij de Nabisgroep in trek waren, zal hij doortrekken.

Ik denk dat Felix Vallotton de baisis van de 20ste eeuwse schilderkunst heeft gelegd, niet alleen door zijn vormgeving, maar ook door zijn onderwerpen die naarmate hij ouder wordt, meer met het dagelijkse doen en laten hebben te maken.

Niet te vlug, want…

Toch nog even een woordje over die ‘Nabis’ groep waarvan de betekenis wel eens onderschat wordt.

Nabis wil zowel in het Hebreeuws als in het Arabisch ‘profeet’ zeggen, en naar aanleiding van de natuurlijkheid waarmee Gaugain werkte, wilden de schilders van de Nabis groep de kunstenaar als een profeet zien, hij die de mystieke werkelijkheid aanbrengt.

Ik denk aan Vuillard, Bonnard, en Denis. (waarvan nog maar pas een schitterende overzichtstentoonstelling plaatsvond)
Ik mag ook de Hollandse pater Willibrord Verkade niet vergeten.

Denis schreef het manifest van de groep.(1890)

‘In de schilderkunst gaat het niet om een imitatie van de natuur, maar om het uitdrukken van gevoelens, zei hij. Ook benadrukte hij dat een schilderij, of het nou een paard, een naakt of een anekdotisch onderwerp verbeeldt, in de eerste plaats een plat vlak is, bedekt met kleuren die op een bepaalde manier geordend zijn. Met deze toen nogal radicale zienswijze was hij een wegbereider voor de latere abstracte-kunst.’

Mystieke vaders die aan de wieg van kindje abstract staan, dat is een idee dat je niet vaak zult neergeschreven zien.

Ze waren tevens al voorlopers van de zienswijze van het latere revolutionaire Bauhaus: ze beperkten zich niet tot schilderen, maar graveerden, werkten aan decoratie, binnenhuisinrichting, kortom ze betrokken het leven van alledag in de kunst, niet alleen naar onderwerp maar ook naar allerlei gebruiksvoorwerpen en woninginrichting.

Felix Valloton was er dus thuis, maar waarschijnlijk waren zijn ‘aardse’ onderwerpen zoals deze ‘mensonge’ (leugen) toch niet mystiek genoeg, want het duurde niet lang of hij ging weer zijn eigen weg.

De zuiverheid van kleuren en de vergaande versobering bleven echter aanwezig in zijn werk. Net zoals zijn engagement.

Wordt dus vervolgd.


HET ESSENTIËLE IN HET MOORDENDE LEVEN: FELIX VALLOTTON

dyn009_original_360_512_jpeg_20344_f104eab1b7bae4db2e4d0675417e2c80

We zijn in Lausanne.
Toevallig verbleef ik er tien dagen voor een reportage over een balletconcours, lang geleden.
Ik zag er Fellini’ s ‘Et la Nave va’, en de combinatie van deze prent met het eerder kunstmatige gedoe van het veelal turnen op muziek, vatte de sfeer van het mondaine Lausanne goed samen.

Adrien Vallotton, Felix’ s vader was er drogist.
Zijn een jaar oudere broer (1864) zou later kunsthandelaar worden, en zijn zusje werd twee jaar na hem in 1867 geboren.

Ken je nog Zwitserse kunstenaars?
In mijn verzameling vond ik Biéler, Reichlen, Gaulis, Blancpain en Felix innige vriend de graveur van Poolse origine Félix Jasinnki.

Het doek boven, nog in een vrij academische stijl, werd later ‘La visite’ genoemd, en die ‘visite’ zou nu net die andere Felix zijn die ofwel nog moet binnenkomen, ofwel -en kijk naar de hoed op de stoel- net is binnengekomen.

dyn009_original_278_400_jpeg_20344_03233d48da02c7d25c4d53c83c22f2dd

We zijn nog een eindje verwijderd van het ontwerp van de affiche voor meneer Bings winkel in Parijs  want na zijn middelbare school trekt hij eerst naar de academie Julian in Parijs waar hij bij Jules Lefèvre en Gustave Boulanger een eerder academische visie op het schilderen meekrijgt.

Maar even terug naar het mooie doek ‘La visite’.

‘Dans La Visite, l’utilisation d’un système d’emboîtage et l’échappée lumineuse par la porte ouverte sont autant d’emprunts aux maîtres hollandais. Mais dans ce tableau où rien ne se passe, où rien ne se devine vraiment, Vallotton introduit aussi quelques altérations destinées à modifier la perception de l’espace. Le fait s’avère particulièrement probant dans la partie droite de l’ouvre où, insensiblement, le peintre estompe l’angle du mur qui finit par disparaître derrière le dossier de la chaise. Les véritables lignes directrices de ce côté de la toile sont le chambranle de la porte et la plinthe qui borde le mur. ‘

dyn009_original_500_363_jpeg_20344_94ae10f3a78371a4a9be716a05490407

Wees gerust, ik heb het ook driemaal moeten lezen, maar op die manier kun je dus ook naar het doek kijken.
Zal ik er verder over zwijgen en je laten genieten van die ‘emboîtage’?
We hebben in ieder geval de deur op een kier gezet want er komt een forse wind opsteken als je over Vallotton spreekt, en dat mogen we niet vergeten.

dyn009_original_512_390_jpeg_20344_fd4b326104c54dce9d3ace1a62a06a93

Niettegenstaande het rustige beginbeeld getuigt Vallottons leven van daadwerkelijk engagement tot in de Dreyfusaffaire waar hij naar het j’ accuse van Zola ook zijn scherpe tekeningen publiceert in diverse satirische bladen.

dyn009_original_617_502_jpeg_20344_4215c32db8ee4481669d2df7c9a37436

We zien hem hier aan het nachtelijke werk om zijn werk op tijd klaar te krijgen.
Want Vallotton is betrokken bij de woelige tijden.

Hij heeft een scherp oog, maar ook een scherpe pen.
Kennen we hem minder als auteur er zijn diverse artikelen van zijn hand waarin hij de nationalisten hekelt, Mirabeau met de grond gelijk maakt en het opneemt voor de verdrukten.

Is hij een idealist?
Zeker niet, daarvoor is hij te veel Zwitser ook al zal hij zich op 3 februari 1900 tot Fransman laten nationaliseren.

Leuk is om diezelfde Octave Mirabeau over hem te horen die in 1910 een tentoonstllingscatalogus met zijn werk inleidt:

‘Félix Vallotton ” n’est point un “idéologue”, au sens fâcheux que nous donnons à ce mot, et il ne se dessèche pas l’âme dans les théories, lesquelles sont, en général, la revanche des impuissants, des vaniteux et des sots. Comme ceux qui ont beaucoup vu, beaucoup lu, beaucoup réfléchi, il est pessimiste. Mais ce pessimisme n’a rien d’agressif, rien d’arbitrairement négateur. Cet homme juste ne veut pas se leurrer dans le pire, comme d’autres dans le mieux, et il cherche en toutes choses, de bonne foi, la vérité ” (Préface au catalogue de son exposition, Galerie Druet, Paris, 10-22 janvier 1910).’

‘Quod est veritas?’ vroeg Pilatus al, en dus zullen we die vraag open laten want Vallottons werk reduceert zijn waarnemingen tot essenties, loopt vooruit op de art deco en het abstracte werk van het eerste kwart van de 20ste eeuw.

Dat hij nog bij de Nabis groep hoorde mag vreemd klinken, maar hij bleef er zijn eigen koers varen en zou zich nogal vlug losmaken uit de ietwat zweverige mystieke sfeer van de Nabis-collegae.

We laten hem verder tekenen en schrijven in de donkerte van zovele nachten.
Waren het portret en de gravure (hij deelde met Bing grote bewondering voor de Japanse prenten) zijn eerste interessegebieden, het menselijke gedoe bij dag en bij nacht zal vlug de overhand krijgen.

Maar dat is voor een volgende keer.


DE NACHT IN 1900

Nude at the Stove (1900 Felix Valloton

Zeer geliefde,

Er is niets en alles.
Niets: een vrouw wilde zich warmen, want buiten kantelde de eeuw en het was koud. (klik op onderschrift voor grotere afb.)

Alles: Laat het verdriet met je kleren achter.
Het is net 1900 geworden.

De kranten hebben het over vrijheid en vooruitgang.
De eeuw waarin lang gekoesterde dromen zich net als jou komen warmen.

Hoe schilder je die warmte?

Als ik jou schilder, m’amie, bij de kachel.
Als ik jou dan schilder terwijl ik nu al weet dat jij die warmte op de schilder zult overdragen, als een zalige besmetting.

La peinture dénudée.

Ik kan lang naar je kijken.
En wellicht zijn we een jaar verder, of misschien is het al voorbij 2000
eens iemand met een koud hart stilstaat bij het beeld van een naakte vrouw die zich in een nacht van 1900 warmde.

Het vloerkleed met de honigsmaak,
de kleren op de grond,

en waarom heb je die kastdeur open geschilderd, hoor ik je straks vragen.

Liefste, alles was zoals het was en nooit meer zal zijn.
De nacht, 1900, jij bij de kachel,
en een man die artistiek weloverwogen je schilderde.

De geur van olie vermengde zich met onze kussen


Volgende week meer over deze wonderlijke schilder, Felix Edouard Valleton


Felix Valloton tanding Nude Holding Gown on Her Knee 1904

MANNEN EN VROUWEN BIJ HET RAAM

dyn001_original_433_435_jpeg_20344_032ee0379d7727bb0917f461502f457c

We zijn in de jaren 1880-90. Frankrijk.
De melancholie uit de 18de eeuw is verdwenen.

Iedereen kent zijn plaats.

Een Parijse zondag van Signac, met Seurat de pointillist met een verfijnd kleurengamma.

dyn001_original_376_548_jpeg_20344_44673e9b212713ae4544c6e9157013a8

Aan de andere kant Caillebotte die zijn broer René voor het ver open raam zet.

De verveling.
De heer is duidelijk de heer des huizes.

Hij is uit zijn rode zetel opgestaan, handen in de zakken en kijkt naar buiten, duidelijk meester van de situatie binnen en… buiten.

Of de heer zorgt voor het haardvuur terwijl de vrouw afwezig naar buiten staart.

De burgerij op zijn toppunt.
Vrouwen zullen moeten vechten voor hun plaats, voor gelijkberechtiging.

Wij moeten hier niets vertellen, in België kregen de vrouwen pas in 1948 stemrecht.

Het grootkapitaal heerst en toont zijn lemen voeten.
In Europa de economische crisissen, de tsaar wordt vermoord in Sint Petrsburg, de arbeiders roeren zich overal.

De grote spelers maken zich klaar voor een confrontatie.

dyn001_original_376_501_jpeg_20344_2d5567b6f031ffaf891209ea8801744a

En nog eens Caillebotte hierboven.
Zij voor het raam, hij in de zetel met de krant.

Melancholie?
Dat is een gevoel dat een burger niet mag toelaten.

De wederzijdse eenzaamheid druipt van het beeld.
De vrouwen zullen zich weldra met het stadsvervoer naar de grand magasins begeven en wisselen daar of in de omliggende café’ s de familienieuwsjes uit.

Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan van Couperus.

Zij zijn de nieuwe klasse, de employés, die Angestellten.
Zij zijn de consumenten en de producenten.
De aristocratie, de keizerlijken, krijgen het moeilijk.

Een mooie bepaling is het keizerrijk als ‘een burcht tegen de tijd’. (J. Ziekursch), of ‘een verzekeringsmaatschappij van vorsten tegen de democratie.’ (Liebknecht)

‘Tegen democraten helpen alleen soldaten’.
En deze Pruisische uitspraak probeert vast te houden aan het Keizerrijk, ook nog als het in 1918 is verdwenen. (het heeft geen natuurlijke halfwaarde tijd, schrijft een historicus)
‘Vergangenheit die nicht vergehen will’, is ook een mooie bepaling om de wreedheid van de grote oorlog in te leiden.

Nu hun macht is getaand zullen de oude aristocraten een generatie jonge jongens uit die ‘democratische’ klasse de dood injagen.

De kinderen van deze geschilderde personages bevolken de grote slagvelden.

Een soort wraak van een generatie die dacht dat de 19de militaire eeuw hen bleef toebehoren.

De politieke contradicties beginnen in het interieur van de burgerlijke klasse.
Tussen het groot-kapitaal en de monarchen worden zij geplet en verpletterd


DE GLAZEN WAND TUSSEN BINNEN- EN BUITENWERELD

dyn008_original_450_563_jpeg_20344_54005dfed8d377d3ff151d56600c3026

Laat me je meenemen naar de MET, en dat is niet het Mechels voor ‘markt’, maar wel The Metropolitan Museum of Art in New York.

Er hangt daar een doek van grote afmetingen waarop een dame zit te tekenen (een zelfportret?) geschilderd door Marie-Denis Villers in 1801.

Er zijn weinig details van het interieur zichtbaar maar de sfeer valt dadelijk iedereen op.

Ja, ze was een leerlinge van Girodet, die op zijn beurt nauw met David was verbonden, maar de vrouwelijke kant van dit werk maakt meer dan bij haar mannelijke collegae de magie van het licht zichtbaar.

De zeer bijzondere tint maakt de stilte in het interieur voelbaar.

Door het raam zien we de wereld, het koppel, en in de kamer de geconcentreerde artieste die even opkijkt van haar werk.

dyn008_original_390_500_jpeg_20344_63ac4db34084ff60fc496762a9ab1359

Hier boven een doek van de Duitser Georg Friedrich Kersting, geschilderd in 1814.
Hij had in Kopenhagen gestudeerd, en werkte ook als directeur-decorateur bij de beroemde Meissen-porseleinateliers.

Om de klemtoon op de atmosfeer te leggen maakt hij het kontakt met het model vrijwel onmogelijk.
De jonge vrouw is erg geconcentreerd met haar handwerk bezig, dichtbij het raam.

De jonge vrouw is Louise Seidler, eveneens artieste.
Ze is in 1814 achtentwintig jaar. Ze heeft lessen gevolgd in de kunst academie van Dresden, een ongewoon iets voor een vrouw.

Drie jaar hiervoor heeft ze het portret van Goethe geschilderd.
Ze bleef met hem in contact tot aan zijn dood.

Toch is Seidler maar een voorwendsel om het licht in de kamer zichtbaar te maken.

Net zoals bij het schilderij aan de rechterkant van zijn hand, ‘vrouw bij de spiegel’.
Ook hier speelt het licht en de weerspiegeling de hoofdrol.

dyn008_original_446_600_jpeg_20344_c3b20d0fc57fd495e8460781b6550dc3

Er is een bijna wetenschappelijke belangstelling voor de fysica en de magie van het licht.
Licht kan immers voor effecten zorgen die op hun beurt iets van het zieleven vertellen, voor ‘stemming’ zorgen.

Je kunt de ‘kleurenleer’ van Goethe in diezelfde drang plaatsen: wat is er toch in de natuur van het licht dat nog een andere werkelijkheid dan de uiterlijke waarneming zichtbaar maakt?

Kersting was een ware pionier die van het interieur een zelfstandig onderwerp maakt.

Nog een stapje verder daarin gaat Caspar David Friedrich van wie hier links de vrouw aan het raam is, geschilderd in 1822.

dyn008_original_390_576_jpeg_20344_5fba70e5e1a15747d9afa30cded038ee

We zien de vrouw op de rug.
Het is zijn vrouw, Caroline Bonner.
Ze bekijkt de Elbe.
Vanuit haar binnenwereld, de kamer, waarin ze als het ware geworteld is, kijkt ze naar het onbekende, de rivier, de schepen.
Maar tegelijkertijd zijn wij, kijkers, het zelf die met haar meekijken.
Wij bevinden ons op het hetzelfde standpunt, wij reikhalzen naar het onbekende.

Het licht is een actieve kracht, een kreatieve bron.
Het interieur wordt het laboratorium om de lichtnuances zichtbaar te maken, iets wat honderd jaar later de impressionisten met het exterieur zullen doen.

dyn008_original_350_562_jpeg_20344_d48d9395fa549a9b83e983184486c751

En we zijn terug bij Goethe van wie J.H.W Tischbein in 1787 dit mooie ‘portret’ tekende.
Lees opnieuw zijn Italiaanse reizen en je zult hem in Rome zien buitenkijken.
(Tischbein ambieert een plaats als directeur van de Academie in Napels, en de beide mannen correspondeerden en trekken in Italië een tijdje met elkaar op)

‘Ja, eindelijk ben ik in de hoofdstad van de wereld aangekomen!’
schrijft hij op 1 november 1786.

En over de Romeinen zelf noteert hij op 24 november van datzelfde jaar:

Over het volk zelf weet ik niets anders te zeggen dan dat het natuurmensen zijn, die niettegenstaande de pracht en de waardigheid van hun godsdienst en kunst geen haar anders zijn dan zij in holen en bossen ook zouden wezen.’

Het is immers gevaarlijk in Rome, buitenlanders worden er overvallen, de Vesuvius is in volle uitbarsting, kortom de buitenwereld staat vaak in schril kontrast met de innerlijke wereld waarin de ‘schoonheid’ hoogtij viert.

dyn008_original_386_500_jpeg_20344_f9fea966811aa8c27d20a541c83ffdff

Maar of het nu de blik is vanuit het raam of de blik in de boeken zoals in het schilderij van Kersting hierboven, de zichtbare wereld zit vol geheimen, en het licht dat alles ont-dekt, dat voortdurend aan epi-fanein (open-baart) doet, maakt de onzichtbare magie van de ziel los en splijt haar in een nooit te genezen gespletenheid tussen het wezen der dingen en de schone schijn.

De kamer is dan de toevlucht, het raam de verlokking.


HET INTERIEUR EN HET PORTRET (1)

dyn005_original_462_660_jpeg_20344_3dbbe8cf824afda7660e3befca1d9902

Licht en schaduw in het negentiende eeuwse interieur.

Ik neem je mee naar twee heel verschillende schilders, niet alleen al door hun afkomst -Duits en Engels- maar zeker ook door hun benadering van het onderwerp.

Toch wil ik het niet over hun levensloop hebben en nog minder over hun stijlkenmerken, maar ik breng ze samen in wat ze-naar mijn aanvoelen- gemeenschappelijk uitdrukken, getuigen zijn van de Biedermeier en de Victoriaanse tijd waarin de middenklasse, de burgerij, welvarend werd.

Vergeten we dus even het lege interieur.
Hier wordt het een staalkaart van die verworven welvaart.

Boven schilderde Friedrich von Amerling een familieportret van een textiel fabrikant, Arthaber, en zijn kinderen.(1837)

Hieronder zie je de Engelse uitgave, een portret van John Everett Millais’ maecenas, de heer James Wyatt en zijn kleindochter Mary.(1849)

dyn005_original_548_412_jpeg_20344_2359d7a3d018b7190644a720f8bee3bc

Ze horen beiden bij mijn lievelingsdoeken.
Niet in het minst omdat ze mensen en hun omgeving zo innig verweven hebben.

De doeken zitten vol dramatiek, ze nemen de kijker mee naar het levensverhaal.

dyn005_original_577_437_jpeg_20344_dff33fb43ed56b8a4089e56f6d8d6dcb

Von Amerling schilderde meestal sjieke dames en heren, adelijken en ander duur volk in zijn eigen bijna glanzende stijl.

Maar je moet ze kunnen lezen.
Het interieur is niet alleen afstraling van gemoedelijkheid, familieleven, liefde voor kinderen, het is tegelijkertijd een persoonlijkheid waarin details het doen.

Von Amerlings familieportret heeft een diep treurige achtergrond, en de schijnbare chaos kan daarbij betrokken worden.
De schilder heeft hen geportretteerd terwijl ze naar het portret van de pas overleden vrouw van Rudolf von Arthaber kijken.
Kijk naar de blik van de man, naar het dromerige van het zittende jongetje in tegenstelling met de onschuldige zorgeloosheid van de kleinste kinderen.

Ht rijkelijke interieur doet warm aan, de gordijnen, de doeken, alles straalt innigheid uit.
Ook de ongedwongen houding van de kinderen sluit daarbij aan.

Overal ligt nog het speelgoed van de bende.
Tot in de rechtse uithoek onderaan van het doek.
Op de zetel achteraan ligt achteloos een kledingstuk en open boeken.
Het theestel staat ordeloos op het tafeltje.
De afwezige is duidelijk afwezig.

De Engelse opponent, John Everett Millais, van wie ook het doek onder dit kleine familiedrama is, schildert zijn maecenas, de heer James Wyatt temidden van zijn rijkdom.
In de kast het kostbare porselein, aan de wanden de schilderijen en miniaturen, de bloemen op de tafel en het open kunstboek dichtbij, het is duidelijk dat het interieur hier de eruditie en de goede smaak van de hoofdpersoon beklemtoont.
Zijn grootste schat echter is zijn kleinkind Mary.
Kijk naar haar handje op zijn knie, haar ontspannen leunende houding, zijn beschermende hand op haar schoudertje, een grote innigheid die al vanuit het interieur zichtbaar was, wordt nog eens beklemtoond.

En het onderste doek, de Noord-West verbinding vertrekt vanuit diezelfde intimiteit.
De jonge dame leest.
Hij bestudeert de zeekaarten.
Buiten is de zee bijna hoorbaar aanwezig.

Is hij terug van weg geweest en heeft hij heimwee?
Of moet hij nog vertrekken?

Hun handen komen samen.
De innige kamer brengt de verte binnen handbereik.


HOE LICHT HET ZWARE KAN ZIJN: YAEL ERLICHMAN

dyn007_original_429_500_jpeg_20344_613fadef33e743f4624f757cf85b454d

Zwaarmoedig zul je haar werk moeilijk kunnen noemen.

Jaargang 1954 werkt ze al een heel bestaan in Israel waar ze als vrouw op een zeer eigenzinnige manier haar verbeelding weet te verbronzen.

Het is in die zin erg vrouwelijk omdat haar figuraties zo dicht bij de aarde leven dat ze blijkbaar moeite hebben met de aantrekkingskracht.

dyn007_original_419_545_jpeg_20344_bd3466224f6178d24dc3ee93ddeafcf4

Je zou het Joodse kunnen terugvinden in het zich niet gewonnen geven.

Al hebben haar kreaties het moeilijk zich uit hun omgeving los te maken, te blijven vasthaken aan het materiaal, toch getuigen ze telkens van een vaste wil om er ‘met volle zwaarte’ te zijn.

Misschien ook daarom haar liefde voor het water.
Het lichte.
Het snel voorbijgaande dat juist daardoor een symbool van eeuwig leven is geworden.

dyn007_original_548_421_jpeg_20344_fd9f888d0e66b8a436b43c239483c5ec

De nauw verwante liefde met het water is de plaats die haarbeelden innemen.
Vaak horen ze werkelijk in de natuur thuis.

dyn007_original_376_539_jpeg_20344_0f190afb7093fab76f7660f8bf6f971a

Toen ik haar foto’s aankreeg, zag ik dat ze zelfs vruchten en planten bij haar binnen-beelden had gezet, het brons blijft verbonden met de werkelijke vruchtbaarheid.

Hoe preuts wij het oosten ook verbeelden, telkens komt uit het oosten de meest onbeschaamde en vranke expressie als het om het lijfelijke en de liefde gaat.

Ik ken geen mooiere liefdesgedichten waarin de schoonheid van jongens wordt bezongen als de Perzische die al in de 9-10de eeuw naam en goede faam genoten.

En hoe weinig ook de menselijke gestalte in de Joods-Arabische kunst aanwezig is, de zinnelijkheid is het des te meer, zowel in hun muziek, dans als in hun kleurengebruik.

Natuurlijk zijn we ver van de Griekse idealen.
Hier telt eerder de aarde waarop de mensen (moeten) leven dan de berg waarop de goden verblijven.

Met opzet voeg ik twee totaal verschillede beelden samen:

dyn007_original_519_346_jpeg_20344_0decb2504e5032193708e8dc5be783af

De lichtheid van het blad, klaar om te vergaan, te rafelen, doorzichtig te worden.
De verbondenheid van de aarde bij de zittende vrouwenfiguur.

dyn007_original_390_477_jpeg_20344_b68a3e270b6a3e1ba3ef5ffdf06807e9

Ze hebben hun eigen patine.
De bijna matte van het blad, de glanzende van het leven.

En er is telkens weer hoop.
En sterkte in het blije, in de verbondenheid met de aarde.

Daardoor wordt de zwaarte licht om dragen.
In het westen loochenen we die zwaarte.
We hongeren onze mooie meisjes uit.
Misschien willen we ze zien wegwaaien zoals het blad.
En we vergeten daarbij de wortels waarmee we levenslang aan moeder aarde, Gaia, blijven hangen.

Wie wil opstijgen moet die zwaarte beminnen.


KLEINE PSALM OM GEDULD

009

Geplet door de publiciteit die skynet rond zijn blogs bouwt,
-wij zijn het lokaas-
voel ik mij bewegingsloos

ook nog de halve finale van het zgn. songfestival in de oren-
u begint mij te begrijpen.

de glimlach van de politici in de brievenbus,
ja, mijn armen zijn versteend

tentoongesteld
wederwoord in de wind

blok aan het been
luis in de pels
bespraakt en veel besproken

zelfs geen gil meer
mijn longen zijn geplet

men heeft mij dus in de tuin gezet
en elke wandelaar knikt vol weemoed
en begrijpt waarom.

let echter op
weldra vliegt het gruis u om de oren.

mijn handen zullen weer als wieken zijn
en Rosinante wacht om de hoek.

U dacht toch niet dat ik van pijn ’t gezicht vertrok?
één tiende seconde voor mijn persoonlijke big bang is glimlachen
niet aan pas geborenen gegeven.


met dank aan mevrouw Yael Erlichmann, Israel, waarover volgende week meer.