We zijn in de jaren 1880-90. Frankrijk.
De melancholie uit de 18de eeuw is verdwenen.
Iedereen kent zijn plaats.
Een Parijse zondag van Signac, met Seurat de pointillist met een verfijnd kleurengamma.
Aan de andere kant Caillebotte die zijn broer René voor het ver open raam zet.
De verveling.
De heer is duidelijk de heer des huizes.
Hij is uit zijn rode zetel opgestaan, handen in de zakken en kijkt naar buiten, duidelijk meester van de situatie binnen en… buiten.
Of de heer zorgt voor het haardvuur terwijl de vrouw afwezig naar buiten staart.
De burgerij op zijn toppunt.
Vrouwen zullen moeten vechten voor hun plaats, voor gelijkberechtiging.
Wij moeten hier niets vertellen, in België kregen de vrouwen pas in 1948 stemrecht.
Het grootkapitaal heerst en toont zijn lemen voeten.
In Europa de economische crisissen, de tsaar wordt vermoord in Sint Petrsburg, de arbeiders roeren zich overal.
De grote spelers maken zich klaar voor een confrontatie.
En nog eens Caillebotte hierboven.
Zij voor het raam, hij in de zetel met de krant.
Melancholie?
Dat is een gevoel dat een burger niet mag toelaten.
De wederzijdse eenzaamheid druipt van het beeld.
De vrouwen zullen zich weldra met het stadsvervoer naar de grand magasins begeven en wisselen daar of in de omliggende café’ s de familienieuwsjes uit.
Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan van Couperus.
Zij zijn de nieuwe klasse, de employés, die Angestellten.
Zij zijn de consumenten en de producenten.
De aristocratie, de keizerlijken, krijgen het moeilijk.
Een mooie bepaling is het keizerrijk als ‘een burcht tegen de tijd’. (J. Ziekursch), of ‘een verzekeringsmaatschappij van vorsten tegen de democratie.’ (Liebknecht)
‘Tegen democraten helpen alleen soldaten’.
En deze Pruisische uitspraak probeert vast te houden aan het Keizerrijk, ook nog als het in 1918 is verdwenen. (het heeft geen natuurlijke halfwaarde tijd, schrijft een historicus)
‘Vergangenheit die nicht vergehen will’, is ook een mooie bepaling om de wreedheid van de grote oorlog in te leiden.
Nu hun macht is getaand zullen de oude aristocraten een generatie jonge jongens uit die ‘democratische’ klasse de dood injagen.
De kinderen van deze geschilderde personages bevolken de grote slagvelden.
Een soort wraak van een generatie die dacht dat de 19de militaire eeuw hen bleef toebehoren.
De politieke contradicties beginnen in het interieur van de burgerlijke klasse.
Tussen het groot-kapitaal en de monarchen worden zij geplet en verpletterd