‘Le bain au soir d’ été’, 1893.
Het doek komt in dat jaar op het salon des indépendants te hangen, en zorgt er voor sensatie.
Hij verlaat het beschrijvende en begint aan een schilderkunst waarin syntheses worden gemaakt, een eigenschap die nog dicht bij zijn gravures staat.
Op het land en in het water, een zomeravond.
Noch het land-gedeelte, noch het watergedeelte willen een activiteit beschrijven.
Het avondbad is een innerlijk ritueel: uitkleden, je schoonheid tonen, naar het lauwe water gaan, en daar verdubbelen, je spiegelbeeld zorgt voor dat effect.
Natuurkundigen onder ons roepen het nu uit, maar er is toch de vervorming in het water, de breking van het licht, enz. enz.
Dat kan best zijn, maar Vallotton schept een universum met heel eigen wetten, hij maakt syntheses van verlangens en gelatenheid, van dromen en gekoesterde utopieën.
De figuren op het doek zijn uitingen van het beeld ‘vrouw’, van ‘zomeravond’ zoals wij vrouwen en zomeravonden samenbrengen in een gekoesterde droom, een dromen-tijd, nog heel dicht bij de stijl van Nabis.
Op het land loopt een weggetje naar de wereld die wij in de gedachten van de schepper hebben betreden, of is het het pad vanwaar wij komen?
Leggen wij ‘de oude gewaden’ af, en koesteren we ons in de laatste warmte.
Het beeld verstilt de geluiden.
Er is geen opwinding.
Rust.
Zoals mensen die zich niet meer moeten conformeren met heersende scrupules.
Stilte ook.
Een groot mooi boudoir is het, en iedereen met een vrouwelijke ziel begrijpt die zomeravond.
Het mooie van onze woorden is dat we moeiteloos met de tijd kunnen spelen, dat we hem kunnen stilzetten (denken we) en hem confronteren met zijn toekomstig verloop.
Dit prachtige doek, ‘La Malade’ is een jaar eerder, in 1892, af geraakt.
Het was al eerder opgezet, maar het had tijd nodig.
Hier merk je nog in tegenstelling met de zomeravond een bijna traditionele zin voor details, een natuurlijk gevoel voor compositie.
Toen ik het doek voor de eerste keer zag, voelde ik een soort verdrukking, een weggeschoven zijn uit de wereld, uitgerangeerd.
Het bed staat duidelijk in een hoek, en denk aan ‘La visite” en je merkt dat deur en kamer dezelfde indeling hebben.
We zien de zieke niet, wel haar verzorgster.
Ze komt met een stralende glimlach binnen, en de zieke richt zich op, wil zoveel vriendelijkheid niet onbetuigd laten.
Zaten we in het eerste doek nog mee in het avondwater, hier is de paravent weggeschoven, en we kijken vanuit een koele hoek, we observeren maar nemen niet deel aan het gebeuren.
Misschien zaten we op de lege stoel.
We waakten terwijl zij sliep.
En toen de zorgende binnenkwam, ontwaakte zij en gingen wij respectvol achteruit om hen niet te storen.
Nog even en we zullen aan de deur wachten tot alle zorgen zijn verstrekt.
Aan de vele flesjes en potjes op het nachtkastje te zien, was het geen gewone verkoudheid.
Maar ik denk dat het ergste voorbij is, het kopje bouillon of chocolade zorgt voor de afwerking.
Kijk maar, de kamer hangt vol licht.
De strijd is gestreden, en weldra zal ze weer rondlopen en zich de vreselijke donkere dagen nauwelijks herinneren.
Maak je de synthese van die twee beelden dan zou je niet denken dat je bij de gravure ‘het onherstelbare’ zou uitkomen.
Maar het is zijn dagelijks werk.
Hij kan ervan leven, hij krijgt goede pers in ‘ L’ Art et l’ Idée datzelfde jaar (1892) en hij schuwt ook de opdrachten niet.
In juli gaat hij naar Ballancourt met Hélène Chatenay die hij in 1891 leerde kennen.
Hij schrijft en tekent voor ‘Le Rire’, ‘La revue Blanche’ en ‘Le courrier Français’.
Hij wordt bekend en befaamd.
Een Zwitser heeft Parijs veroverd.
Zou je nog denken dat hij met zijn avondbad een dromer was, deze gravure maakt ons meteen duidelijk dat hij oog heeft voor de dagelijkse werkelijkheid.
De vissen op de kom staan bijna symbool voor de kom waarin het echtpaar is gevangen en zijn verdere dagen slijt.
Zij sluimert, hij kijkt weg.
De palm buigt zich over hem.
In feite toonde ik gisteren met La mensonge al een werkelijkheid uit het jaar 1898.
Hij zal niet voor Hélène kiezen maar trouwt in 1899 met Gabrielle Rodrigues-Henriques, en dat kost hem een hoop vrienden.
Niet te vlug, de tijd haalt ons wel in.