Nu de dagen korten en de winkellichten vroeger de straten verzachten, duurt het geen weken meer of Kerstmis sluipt in onze oude verlangens binnen.
Onder dat dikke commerciële deken schuilt een verhaal dat mij tot vandaag is blijven ontroeren: de Alwetende stuurt zijn zoon naar de mensen via de meest menselijke weg: de moeder.
Als ik andere goddelijke geneses lees dan kan een bloem of een bliksem bijdragen tot het wonderlijke van de ontologie waarin het goddelijke zich met het menselijke verbindt. In dit oude verhaal is het de meest direkte weg, met inbegrip van wat dit bij de vrouw in kwestie zal teweeg brengen. Zij is geen draagmoeder, als is ze misschien als uitzendkracht begonnen. Zij blijft bij hem tot onder dat slavenkruis waar zij zijn liefste leerling als (pleeg)zoon krijgt toegewezen.
Natuurlijk hou ik van verschillende mythologische verhalen, zeker van de Griekse, maar daar bleven de goden op hun Olympus. Ze trokken zich niets van het menselijk bestaan aan en slechts als het volgens hen de spuigaten uitliep kwamen ze een handje toesteken.
Ik hou me dus ver van de theologische consequenties. Ik ben maar een verhalen-verteller. Net zoals ik dat deed bij het radiodrama ‘de schepping volgens Jonas’ zoek ik alleen verhalende elementen die misschien de overbekende inhoud meer vermenselijken.
In het verhaal is er plaats voor verschillende werkelijkheden. Je moet je echter ontdoen van elk vooroordeel. Het is maar een verhaal. Met het nodige respect voor de materie maar ook zonder angst om de cliché’s uit te kleden of een niet voor de hand liggende wending toe te laten.
De logica van het verhaal wijkt voor de suggestie. Oproepen. Niet om iets te doen, maar het voor de geest halen van werkelijkheden die niet onmiddellijk beschikbaar zijn voor de redeneringen van alledag. Zoals je een gestorven geliefde kunt oproepen in de stilte van de nacht. Traagzaam denken, tijd geven aan de opkomende beelden.
Ik hoef geen digitale kijker op te zetten want het woord heeft in zijn mogelijkheden onvoorziene krachten met uitlopers in de muziek.
Daarom wil ik, indien het lukt, enkele kerst-psalmen vertellen. Ik weet het, je kunt met ‘reciteren’ ook dieptebeelden oproepen, maar mijn beelden hoeven niet de herhaling al zal ik ze niet uit de weg gaan.
Het zijn beelden waarin de gewelven van een godsgebouw tot de onze menselijke binnenkamer zijn herleid maar ook van daaruit een eigen diepten kunnen oproepen. Met inbegrip van een glimlach, de mooiste beloning voor een verteld verhaal. al mag in slaap vallen ook voor wie het dromen niet vergeet.
Mysterium Matris, het mysterie van de moeder wil de deur openen.
MYSTERIUM MATRIS
O moeder van ons, kuddedieren,
seismogram der mensenkaravanen,
bij wie zelfs de God van Abraham
beschutting zocht.
Een zeldzaam woord
schreef hij op portieken,
gaandeweg vervallen
door zijn donderpreken.
Geen ‘mene tekel’ was het,
maar iets op kladpapier
waar Adams naam
bij ‘spraakgebreken’ had gestaan.
Een woord, dun als eierschaal,
een woord
waar engelenzwermen voor weken.
‘Moeder’,
het spreken kan alleen langs jou,
-God zijn is een hondenbaan-
achter een resem heelallen
was het woord
als hartenkreet bij mij.
Gabriël zei:
‘Het woord was bij God’,
schrijf op, Johan.
Gods goesting kennend
riepen de serafijnen:
‘crêpes suzette’,
‘dierenriemen’,
‘kringgesprek’,
‘ontkiemen’!’
Mooie woorden
uit Gods achtertuin, dat wel,
maar ‘lederwaren’
en ‘kroonjuwelen’
zijn dat ook.
Of ‘rinkelbel’ en
‘luizenkam’.
‘Moeder’,
sprak hij nu luidop,
sprak
zijn verzwegen vrouwelijk wezen.
En uit de diepten
van zijn rekwisieten
uit zijn eigen keizersnee
kwam een jongen
zachtjes
als een offerlam.
Het sneeuwde kindermeel.
Gods ouderpaar
zond een engel
voor een uitzendkracht.
Zelfs al op weg
zei Gabriël:
‘mens’ zal het woord worden
en wonen onder hen.
Hoofdschuddend.
Als Gods vrouwelijke kant
spreekt
kan men het ergste vrezen.
Voor een wezen met zijn allure
een omweg
die kan tellen.
Voor iemand die een kind
met een vingerknip
uit het niets kon scheppen
een vreemde droom
waarin hij door haar zachte stem gesust,
ontdekt hoe zoet het bij haar
slapen is,
onaangeraakt nog
door het weten
wat hem te wachten staat.
Niets menselijk bleek God vreemd te zijn.
Al zag hij in zijn alwetendheid
niet alleen het geschrokken prille meisje
maar hoorde hij
het Stabat Mater bij haar angstig kijken.
Toch liet hij Gabriël vertrekken.