Tienduizend meter hoog in een Boeing 787-10 had hij kerstmis gevierd.
Andere mensen besteden hun dagen aan kanaries of vrouwen, maar hij vulde zijn dagen met kerstmis-vieren.
Kerstmis-vieren, de angst voor het donker uitleven. De kick van het groen en het licht.
Als kind telde hij de dagen af en eens kerstmis voorbij was, begon hij aan de intense voorbereiding van het volgende kerstfeest.
Midden in de zomer kon hij plotseling hevig naar de donkere dagen van eind december verlangen. Dan begon hij, om zijn heimwee te temperen, verhalen te lezen waarin allerlei wonderen in sneeuwlandschappen plaats vonden, waar kinderen eindelijk hun verloren ouders terugkrijgen, arresleden naar grote alleenstaande landhuizen schoven en kinderkoren goed gecamoufleerd heimwee uitzongen.
Toen zijn ouders vrij jong omkwamen bij een brand in een hotel, erfde hij een niet onaardige som. Met dat kapitaal begon hij op alle denkbare en ondenkbare manieren kerstmis te vieren.
Hij vierde kerstmis in een verlaten Oekraïnische hoeve, in Jerusalem, Rome en Tokio. Kerstmis in een duikboot, in het exclusieve restaurant topje Eifeltoren, in een weeshuis, ja zelfs in een kerk, kerstmis op zee, in het wilde westen en het barre Noorden. Hij beleefde 25 december bij alle temperaturen en in alle mogelijke omstandigheden.
Hoe ouder hij werd hoe meer hij zocht naar verfijnde manieren om het meest exclusieve kerstgebeuren mee te maken.
Zo ensceneerde hij kerst aan het hof van Lodewijk de zestiende, kerstmis in een arbeidersgezin uit de negentiende eeuw, aan het front, in de Kempen, in een vuurtoren, in de gevangenis, ja zelfs kerstmis thuis met eten van de afhaalchinees die een Koreaan bleek te zijn.
Toch bleef er een leegte, hoe intens doorvoeld hij ook zijn best deed om de kern van het gebeuren te ontdekken. Ouder, veel ouder, wist hij dat er één manier moest bestaan waarbij al zijn vorige pogingen bleke afdrukjes werden van verkleurde kerstkaarten.
Een kerstmis in een alpenhut omringd door een Russisch kozakkenkoor dat daarna met een legerhelicopter al zingend opsteeg was indrukwekkend maar miste weer die kern. Ook al had hij hen allemaal echte pluimen vleugels aangemeten, al was de helicopter in een lichtende staartster vermomd geweest en kwamen tegen de morgen enkele echte herders verschrikt toegesneld.
Ook zijn kerstmis in Peking werd niet wat hij verwacht had, en zijn kerst met tweehonderd beroemde dichters en schrijvers bleef zelfs lang daarna niet al te fris doorwegen in zijn gemoed.
Tot hij op een dag een vreemde man ontmoette. Een lange kerel, met witte loswaaiende overvloedige haren en helderblauwe ogen.
‘Ik weet wat je zoekt,’ zei de man. ‘Ik ken één manier… Maar ik waarschuw je: je kunt niet terug.’
‘Wat moet het kosten?’ vroeg de kerstvierder die net bezig was aan een voorbereiding van een kerst in het Amazone-gebied.
‘Geen cent,’ antwoordde de vreemdeling. ‘Wel je leven.’
‘Och, zei de kerstvierder, ik ben al vreselijk oud en ik zou het geweldig vinden om in de kerstnacht te mogen sterven.’
‘Sterven is niet het goede woord. Maar verder kan ik je niets verklappen. Je moet je helemaal aan mij overleveren.’
En dat deed de kerstvierder.
Hij voelde zich slaperig worden en merkwaardig krimpen. Hij zonk weg in een diepe kuil zonder bodem.
Benauwend was het beste woord. Hij wilde in de zalige warmte blijven en toch weg. Door een nauwe gang werd hij geduwd. Hij schreeuwde het uit toen de lucht zijn longen vulde.
Voorzichtige handen wikkelden hem in doeken. Er daalde een diepe rust in hem neer toen hij een warme adem boven zich voelde. Geen mensenadem, eerder de warmte van dieren in een winterstal.