Legt zij haar koude mantel

frost-on-windows-learn-how-to-stop-ice-buildup

Legt zij haar koude witte mantel
waaronder geluidloos wordt geslapen.
Sluit zij naden en gaten met poedersuiker
en laat zij dichterlijke kelen
hun heimwee naar het zuivere
kreunen, of toen zij nog kinderen
waren en hun stemmetjes weerkaatsten
als ze op bevroren wateren schaatsten
en moeders warme chocolade maakten
die in bruine vlekken zich met snot vermengde,
en mama, mama, nog, nog,
de geur van korte dagen en gekapte sparren
in hun geheugens zou bevriezen;
dat legt zij onder haar koude witte mantel,
de herinnering,
mijn ijsprinses.

condensation

Legt zij haar koude witte mantel
over rommel en rattenholen, het geblaas
en gemekker, zwijgend als een kind
dat zijn geheimen deelt voor het als een ster
de verglaasde hemel siert, ook over zoveel
ogen-blikken spreidt zij haar vlokkendeken,
verbergt zij wat te lang het licht zag en verbleekte
bij gereutel en geratel van de persen,
vernevelt zij vergeten in de zware traagheid
waarmee zij op de daken ligt,
de herinnering,
mijn witte fee.

9045b10100aa74fcf9a7ea148ad74f62

Legt zij haar koude witte mantel
over de nacht toen wij nog jongens waren,
en wij in stilte aan elkaar gebonden
het lied van zoveel witheid in ons voelden,
zoals de merel voor het gras zingt
en de koekoek gaatjes in de zomer roept,
en wij door ademlanden op het glas
de sneeuw hoorden alsof het melk en honing was
en het beloofde land aan onze voeten lag,
o, die herinnering,
mijn koningin van de nacht.

to write emotional letters on vaporized glasses,

AMOS OZ ‘Dezelfde zee’

F111204TN01-640x400

In ‘Dezelfde zee’ is de politiek opvallend afwezig. Een aantal personages en de verteller/auteur proberen een nieuwe draai aan hun leven te geven. Het verhaal heeft weinig om het lijf: een man van zestig jaar, de belastingadviseur Albert Danon, heeft net zijn vrouw verloren. Zijn enige zoon Rico trekt rond in Tibet op zoek naar zichzelf. Ze voeren een aantal personages ten tonele: een vriendin van Rico, een vriendin van Albert, een malafide filmproducent. Zo is er stof voor kleine intriges, seksuele gevoelens en meningsverschillen. De kracht van het boek zit hem in de manier waarop Oz de dagelijkse zorgen, levensbeschouwingen en spaarzame handelingen heeft geformuleerd. (de Volkskrant Helga Merits)

27500-miro39

Intussen in Bengalen, de vrouw Mirjam

In een goedkope kamer in een aftands hotel doet ze een raam open,
leunt naar buiten, zuigt haar longen vol
met een mengsel van geuren: mangobloesem,
riool, gerechten van armen, beschimmelde vruchten,koeienmest.

De nacht is lauw. Mistflarden van de rivier. De duisternis verzadigd van
een lichte rotting. In de spleet tussen haar borsten
sprenkelt Mirjam vijf of zes druppels scherp
parfum. Ze sluit het raam. Eet vis. Deze vork is niet al te schoon.

En toen jij van verre een vijgenboom zag, die bladeren had, ging hij
daarheen om te zien of hij er ook iets aan vinden zou.
En erbij gekomen,
vond hij er niets dan bladeren, want het was de tijd niet
voor vijgen. Ze kijkt in de spiegel. Ogenpotlood. Poeder. Tissue.

Lippenstift. Indien uw oog u tot zonde zou verleiden. Indien het zout
zoutloos wordt. Ze trekt een andere rok aan. Haar klant zal te laat komen.
Zal betalen. Zal zich uitkleden. Zal in het Engels vragen om de
lepeltjeshouding, dat wil zeggen dat hij wil komen

vanaf haar rug, op haar zij. Als een lepel in een lepel in een la.
In deze houding is Mirjam beschut opgerold, niet als een zwervende vrouw die gemeenschap heeft maar, zo lijkt het even,

alsof haar rug aan het kruis is bevestigd en alsof het kruis een is geworden met haar vlees. En toen zei Jezus tot haar ga heen mijn dochter
de boze geest is uitgedreven. Daarna gaat ze douchen. Eet doornen,

en valt in slaap met een kale Italiaanse kunststof pop die van bed naar bed met haar mee zwerft. Droomt van brood
gebakken in een hutje. Taliti noemi. Meisje sluimer.
Morgen Chandartal.

Hoofdstuk uit: ‚Dezelfde zee’, Amos Oz De Bezige Bij, 2014
Heb je een e-reader dan voor 4,99 euro te koop bij bv. bol.com, als paperback: 12,50 euro.

34191-440367652

In Bat Jam, een badplaats bij Tel Aviv, woont de wat saaie belastingadviseur Albert Danon. Zijn vrouw Nadja is pas overleden aan kanker en hun enige zoon Rico is op reis in het Verre Oosten, op zoek naar zichzelf en naar zijn overleden moeder, door wie hij zich verlaten en verraden voelt. In korte hoofdstukken roept Oz een wereld op waarin levenden en doden, romanpersonages en bestaande mensen met elkaar optrekken, alsof ze allemaal `uit dezelfde bron komen en naar dezelfde zee stromen. In Dezelfde zee schrijft Amos Oz voor het eerst expliciet over de zelfmoord van zijn moeder. Het verhaal waarin de thema’ s liefde, dood en verlating een essentiële rol spelen, kan gezien worden als een metafoor voor zijn eigen leven. Dezelfde zee is helder en nuchter, maar tegelijkertijd subtiel en gevoelig, en van een poëtische schoonheid.

Aldus de uitgeverstekst.

Ik hou niet van boekbesprekingen, wel van signalementen. Amos Oz is natuurlijk een uitverkoren ziel. Ik heb hem op papier en via de voor het bed, bad en stad zalige e-reader.

Van Tim Adams uit The Guardian pik ik deze zin:

‚This book is written in lapidary stanzas, each layered with adamantine shards of imagery that suddenly catch the light. It is a love story of sorts, involving a father and son, entranced, in different ways, by the same two women, one living and one dead.’
Writing in verse returns the author, he suggests, to ‘the bad old days of his youth when he used to run away at night to be all alone in the reading-room of the kibbutz where he would cover page after page with jackals’ howls’.

Een jakhals met een eindeloos gevarieerd gehuil. Voor nog geen vijf euro te beluisteren nog voor de volgende nacht komt waarin slapeloos zijn op een wonderlijke manier wordt ingevuld.

f70c8-551469042
de eerste relatie van Nadia, overleden vrouw van Albert Danon, hoofdpersonage in dit mooie boek van Amos Oz.

Vlinders aan een schildpad

Ze was zestienenhalf en werd in een provinciestadje uitgehuwelijkt aan een welgesteld familielid. Een weduwnaar
van dertig. Het was gebruikelijk dat vrouwen met familieleden
trouwden. Haar vader was goud- enz zilversmid. Een van haar broers werd
naar Sofia gestuurd, om farmacie te studeren en met een diploma
thuis te komen. Nadia zelf leerde van haar moeder koken en bakken,
borduurtradities, cakejes maken en kalligraferen. De aanstaande
bruidegom, weduwnaar, stoffenhandelaar, kwam op sjabbat en
feestdagen bij haar op bezoek. Als je hem vroeg, zong hij prachtig,
een rijke, galmende tenor. Een beleefde, elegante, grote man, die
altijd wist wat je hoorde te zeggen en waarover je beter kon zwijgen. Nadia trouwde hem niet van harte, want een goede vriendin had haar fluisterend onthuld hoe de liefde was,
dat je niet mocht opwekken voor je begeerde.

Maar haar ouders, gematigd, verstandig, brachten haar op andere gedachten: het was immers ook voor haar eigen bestwil. En ze stelden een datum vast, niet te dichtbij, ze vonden het beter haar voldoende tijd te gunnen
om langzaam te wennen aan de weduwnaar, die bij elk bezoek
een cadeautje voor haar meebracht. Elke sjabbat
leerde ze meer te houden van de klank van zijn stem. Die aangenaam was.

Na de bruiloft ontpopte haar echtgenoot zich tot een attente man die
hield van vaste rituelen bij de kleine dingen. Avond aan avond kwam hij,
gewassen, geurig en blij, op de rand van het bed zitten. Hij begon met aangename woorden van liefkozing, deed het
licht uit om haar niet in verlegenheid te brengen,
sloeg het laken terug, streelde voorzichtig, legde een hand op haar borst. Zij lag altijd op haar rug
haar nachthemd omhoog, hij altijd boven op haar, en
aan de andere kant van de deur sloeg traag
een pendule met goudgraveringen. Stotend. Kreunend.
Desgewenst had ze elke nacht zo’n twintig
kalme stoten kunnen tellen, de laatste geaccentueerd door de tenornoot.
Dan rolde hij zich in zijn deken en sliep in. In de dichte duisternis
lag ze nog minstens een uur hol en verbijsterd. Soms bij zichzelf
met haar vinger. Fluisterend vertelde ze het haar beste vriendin,
die altijd zei: Als je van elkaar houdt lijkt het anders maar
hoe leg je vlinders aan een schildpad uit?
Vaak werd ze om vijf uur wakker, trok een ochtendjas aan
en ging het dak op om de was binnen te halen. tegenover haar
waren lege daken, een bosrand, een verlaten vlakte. Daarna
stonden haar vader en haar man op en gingen samen weg
om te bidden. Elke dag deed ze boodschappen, maakte schoon en bakte.
Op vrijdagavond kwamen er gasten, ze dronken, aten, knabbelden, kibbelden.
Lag ze na dit alles op haar rug in bed,
dan dacht ze soms aan een baby

De (mooie) vertaling is van Hilde Pach.
Het boek in 2000 eerst verschenen bij Meulenhoff en nu, de tweede druk, bij de Bezige Bij, A’dam.
Oorspronkelijke uitgave: Oto hajam, uitgeverij Keter, Jerusalem 1999
En zoals gezegd nu al voor 4,99 euro als e-book te koop bij bv. bol.com.
ISBN 978 90 234 8861 3
NUR 302

Niet ver van de zee, in de Amiriemstraat
woont meneer Albert Danon, alleen. Hij houdt van olijven
en zoute kaas. Een zachtaardig man, belastingsadviseur, onlangs,
op een ochtend, overleed zijn vrouw Nadia aan eileiderkanker. Ze liet
jurken na, een make-uptafel, kleedjes, geborduurd met dunne zijde.

De enige zoon, Enrico David, is op reis, beklimt een rotswand in Tibet.

c53bd-4189668163
‘Dit is mijn magnum opus. Dit is het werk waardoor ik herinnerd wil worden. Mijn vorige boeken zou je kunnen zien als rivieren die allemaal naar dezelfde zee stromen. Dit boek is die zee. Dichter bij de plek waar mijn werk vandaan komt, kan ik niet komen. Als ik toch moet sterven, zal het na dit boek makkelijker gaan – moeilijk, maar toch een klein beetje makkelijker.’
(gelieve zelf te vervolgen)

images1.persgroep.net2

‘Israël werd ook geboren uit grootse dromen. Dit land moest een baken voor andere naties worden: de meest humanitaire, de meest socialistische, de meest verlichte. Ik heb die dromen als jongeman ook gekoesterd. Vandaag weet ik dat je een droom alleen puur en wonderlijk kunt houden door hem niet te vervullen. Dat geldt voor het bouwen van een land, net zogoed als voor het schrijven van een roman of voor het uitleven van een seksuele fantasie.’ (Amos Oz)

toda, shukran, merci, dankjewel!

de macht hebben?

heartfield-dada-tucholsky-deutschland

Op 9 november 1929, op de tiende verjaardag van de (Weimar)republiek, vroeg het blad Literarische Welt zeven intellectuelen: ‘Wat zou u doen als u de macht had?’ De eerste vier respondenten waren joods. De mengeling van inzicht, fatalisme en lichtzinnig gebrek aan realisme die uit hun antwoorden spreekt, is nog steeds opmerkelijk:

Georg Bernhard {hoofdredacteur van de Vossische Zeitung}: ‘Als ik de macht in Duitsland had, zou ik iets heel ongebruikelijks doen: ik zou hem gebruiken.’

Egon Friedell{historicus}: ‘Onmiddellijk aftreden.’

65151b934f4bb513e3be8f962c6f51d8--vintage-advertising-posters-vintage-movie-posters

Kurt Tucholsky. ‘Het leger afschaffen, landhervormingen doorvoeren; de economie socialiseren; de rechtspraak, het onderwijs en de universiteiten hervormen; de bureaucratie en het belastingstelsel hervormen; een nieuw wetboek van strafrecht schrijven en het huidige misdadige strafrecht afschaffen. De door mij genoemde doelen worden vandaag belachelijk gemaakt omdat zij de waarheid van morgen zijn. Ze kunnen niet langs evolutionaire weg gerealiseerd worden -daarvoor is een revolutie nodig, ook al is de revolutionaire terminologie nu gecompromitteerd. Haar idee is onoverwinnelijk.’

csm_AutoCover192918_3e05874490

Emil Ludwig{biograaf}: ‘Ik zou een dictatuur instellen – die iedereen in een republikein verandert. Zij zou maar één jaar duren, en in dat jaar zou ik de grenzen op slot doen, iedereen dwingen een uniform te dragen, de militaire groet te brengen, met vlaggen te zwaaien, aan processies deel te nemen en babies te maken. Na één jaar: nieuwe verkiezingen.’

(Duitsland en zijn Joden, geschiedenis van het Duitse Jodendom van 1743 tot 1933, Amos Elon, vertaling uit het Engels Margreet de Boer, Meulenhof Amsterdam, 2002)

B-Czellitzer-Kino-003

Niet wat ze bouwden, maar wat ze neerhaalden,
Niet de huizen, maar de leegte tussen de huizen,
Niet de bestaande straten, maar de straten die er niet meer zijn, zijn van belang.
Niet de herinnering die je achtervolgt,
Niet datgene wat je hebt opgeschreven,
maar wat je vergeten bent, je hele leven moeten vergeten, is wat telt.
En met een beetje geluk groeit vanuit de leegte het ritueel.
Je zult ontdekken dat je hier niet alleen voor staat.
Gisteren leken zelfs de meubels je verwijtend aan te kijken.
Vandaag ga je zitten in de weduwentrein.

James Fenton ‘Een Duits Requiem’

A German Requiem – Poem by James Fenton1

It is not what they built. It is what they knocked down.
It is not the houses. It is the spaces in between the houses.
It is not the streets that exist. It is the streets that no longer exist.
It is not your memories which haunt you.
It is not what you have written down.
It is what you have forgotten, what you must forget.
What you must go on forgetting all your life.
And with any luck oblivion should discover a ritual.
You will find out that you are not alone in the enterprise.
Yesterday the very furniture seemed to reproach you.
Today you take your place in the Widow’s Shuttle.

BN-KC512_0905we_M_20150901145726

En of dat en voor Duitsland en de Gaza-strook geldt,  lijkt duidelijk, en wellicht ook voor de hedendaagse politici die zich warm lopen langs de lijn van mei 2019.
En wat zou u doen, mocht u ‘de macht’ hebben?

Weimar_Dodo_Logenlogik_1929

JAN GOSSAERT: koningen op bezoek

817px-Jan_Gossaert_001

Je kunt het beschrijven, samenvatten of erover vertellen, maar wil je het ‘zien’ in zijn oorspronkelijke toestand moet je naar de ‘The National Gallery’ in Londen. De aanbidding van de drie koningen.
Nochthans is het rond 1510 gemaakt ‘hier te lande’ als altaarstuk voor de Onze-Lieve -Vrouw-kapel van de toenmalige Benedictijnerabdij van Geraardsbergen (Grammont), een bekend internationaal bedevaartsoord.
Ca 180 cm x 163 cm, op (6) eiken panelen geschilderd door ‘Jan (Jean) Gossaert’ die zich in 1503 als onafhankelijk schilder onder de naam ‘Jennyn van Hennegouwe’ in het gildenregister van Antwerpen had laten inschrijven en voor zichzelf liefst de voornaam ‘Jennin’ hanteerde. Geboren waarschijnlijk in 1478 in Maubeuge, toen nog een stad in Henegouwen, deel van de Bourgondische Nederlanden. Vandaar ook dat hij wel eens als Jan van Mabuse wordt aangeduid.

page_abtenhuis_historiek_1920x850

Het werd besteld door een lokale edelman, Daniël van Boechout, heer van Boerlare die in de kapel zou begraven worden.

Daniel van Boechout was a very well-connected nobleman. His mother, Johanna van Vianen, and his father’s brother, Daniel van Boechout, Viscount and castellan of Brussels, were the leading members of a noble company that went in 1440–1 to the Town Hall of Brussels to inspect ‘the town’s painting’, evidently one or more of the ‘Scenes of Justice’ painted by Rogier van der Weyden for the ‘Golden Chamber’ there. The van Boechouts were closely related to many of the great families of Brabant and Liège; and the van Vianens to the van Borselens and many of the other great families of the northern provinces.

Perhaps born in about 1455, Daniel was probably brought up on his mother’s estates near Utrecht. He may have been the ‘Daniel de Bouchoute of the diocese of Utrecht’ who matriculated in 1476 at the University of Leuven. Only in about 1480 did the van Boechout family come into their Flemish inheritance.When Daniel’s elder brother Jan decided to enter the Church, Daniel became his parents’s heir and seems to have divided his time between his estates in the northern provinces and his lands in Flanders.
(Lorne Campbell, catalogus van The National Gallery, 2011)

page_3

In augustus 1600 komen Albrecht en Isabella, aartsherogen van de Spaanse Nederlanden terug van Oudenaarde en bezoeken de abdij in Geraardsbergen, zien het schilderij en willen het kopen. Op 5 april tekent Albrecht een autorisatie van £ 2100 voor de abt als betaling voor het schilderij.
Het wordt dan in de kapel van hun Brussels paleis geplaatst. (op de Coudenberg)
In het ‘Schilder-Boeck’ van Mander (een plaatselijke Vasari!) lezen we rond 1625:
‘Ditto Mabuse heeft oock gemaeckt een schoon stuck dat staet tot Brussel inde Capelle oft Hoff. Het subiect is van de drij Coninghen. Heeft synen naem daer in gestelt, staet alsoo omden hals van een figuer geschreven: Jannyn Goussaert de Mabuse
En van ene H. Van Ryn: 1722, part I, p. 81: ‘De gemelde “Jan van Maubeuge” mengde zijne kleuren met water/ zoo als zijne andere schilderyen uytwijzen: te weeten die deftige kruyshechting in de kerck van Tongerlo; en de aanbidding der drie koninkgen/ dwelke op ’t outaer der Hof-kapelle te Brussel staat.’
Als in 1731 een brand het paleis in as legt maar de kapel spaarde blijft het schilderij nog een tijdje in Brussel en begint van daaruit een lange reis en belandt in Groot Brittannië tot het via kunsthandelaars en veilinghuizen eigendom wordt van een nobele familie en in 1911 dank zij bijdragen van ‘milde’ schenkers in ‘The National Gallery’ komt. (voor de som van £40.000, ver onder de marktwaarde, als erfenisregeling)

Een mooie bijdrage van Jan Coppens is te lezen:
https://www.gerardimontium.be/wp-content/uploads/tijdschrift/1392.pdf

Vanuit de geschiedenis naar het bekijken.
Technisch en historisch verwijzen we hieronder naar uitstekende artikelen daaromtrent; mijn be-kijken wil gewoon een weergave zijn van mijn verwondering, het kijk-plezier.

817px-Jan_Gossaert_001

Door zijn rechthoekige vorm (het wil daardoor eerder een dieptezicht van het gebeuren brengen) is het bezoek versmald tot de actoren, de aanwezigen, zowel op de grond als in de lucht.
Op de voorgrond de twee honden (de rechtse komt uit Dürer’s gravure ‘Sint Eustachius’ en de andere in reverse uit Schöngauers ‘Aanbidding van de koningen’.) Dit uitlenen van figuratie was zowel in de beeldende als in muziek- en literaire kunsten niet zo vreemd. Het was immers meer het gebruik, de combinatie in een nieuwe compositie die ertoe deed.

ishot-5
Bovenaan het goddelijke licht, met duidelijk verwijzend de duif daaronder.(was dit de ster die de wijzen als wegwijzer diende?)
Het armoedige van de omgeving, de ruïne-sfeer blijft het aristocratische van vergane glorie behouden met eerder nadruk op glorie dan op het vergaan. Ook zo de rijkdom aan kleuren van de kledij. Mensen en engelen dragen kostbare stoffen. De ‘gewone’ mensen in de aanwezigheid van enkele herders zijn netjes achter een muur weggedrukt zodat je alleen hun gezichten te zien krijgt.

ishot-1-2
Ook de ezel zie je alleen in de diepte terwijl de os even zijn hoofd buitensteekt. (met daarbij een verborgen tiende engel, of is het ook een herder?) Dit is de chiqué van de 16de eeuw, met personeel.

ishot-13

De oudste koning, Caspar met groengrijze ogen en een pukkel op zijn wang (was het een verwijzing naar de abt van de abdij?) offert gouden munten in een net zo gouden kom. Op de rand van het deksel van dit ciborie-achtig vat (op de grond) lees je zijn naam (L)E ROII IASPAR, een vat versierd met rondellen van mensenhoofden. Het kind neemt een van de munten in zijn linkerhandje.

ishot-16
Bij dat kostbare vat ligt de hoed van de koning (de fleurs-de-lis rond de kroon lijken zwart maar zijn in feite azuriet )

ishot-15

Ook zijn scepter ligt daar, met afbeeldingen van twee naakte baby’s en de figuur van Mozes met de tafelen van de tien geboden.

ishot-6BB

ishot-4
De tweede koning, Melchior, met bruine ogen, staat achter Caspar, draagt een doublet (jas) met groene patronen op zilver op een kledingstuk met gouden patronen op azuriet en met hermelijn bont afgeboord. Hij draagt zijn wierookhouder in een met goud uitgewerkt vat, gedecoreerd met figuren van de profeten. Achter hem vier begeleiders waar van de tweede een zwaard draagt en de uiterst rechtse sandalen in Romeinse stijl.

ishot-10
De derde koning, Balthasar zien we links. Zijn uitgewerkt hoofddeksel waarin een kroon verwerkt is waar bovenaan zijn naam BALTAZAR geschreven staat met daaronder, op zijn hoofd, de handtekening van de schilder. Hij draagt een geplooide mantel met gevlekt lynx bont. Zijn lederen schoenen zijn zo dun dat je zijn tenen en teennagels kunt zien.

ishot-11

Rond zijn nek draagt hij een stola met franjes en met daarop de eerste woorden geborduurd van het ‘Salve regina misericordiae’, een gebed tot de heilige Maagd.

ishot-6-2

Zijn geschenk van mirre zit in een uitgewerkt gouden vat , aan de top versierd met de figuren van drie naakte baby’s. Achter hem, drie begeiders. De meest dichtbije in sjieke stof gekleed heeft blijkbaar rode puistjes op zijn kin, de tweede donkerhuidig draagt een zilveren kraag waarop de naam van de schilder is aangebracht.

ishot-12

Boven zijn er negen engelen te vinden (de negen engelenkoren?) gekleed in uithangende stoffen. Eentje draagt een banderol met ‘gloria in excelsis deo’. De kleuren van hun kledij vind je terug bij Melchior en zijn gevolg.

ishot-7-2
Centraal de maagd Maria in blauwe mantel over blauwe jurk met als enig wezen zonder kleertjes het kind (het woord is vlees geworden!) Jozef, in rode mantel, staat letterlijk en figuurlijk op de achtergrond. Hij kijkt zorgelijk.
Tussen de opgebroken stenen bloeien klimplanten, distels en witte dove netel.

ishot-1

ishot-7BB

Het is een feest van rijkdom, kleur en details.
Het kindje vindt het allemaal goed, weet niet wat er gaande is.
De kijker, de monniken en de de kerkgangers hebben al de tijd voor zich om beetje bij beetje een stille aanwezige te worden op dit prachtige doek.

ishot-8

Het wondere dat dit hulpeloze kind de aanwezigheid van een ‘van-het-kwade-verlossende’ god verbeeldt die de liefdevollen een eeuwigheid paradijs voorstelt, zal in menig kort leven een troost zijn geweest.
Jan-Jennin Gossaert is niet ouder dan 54-58 jaar geworden.
Maar levend en wel in prachtig nagelaten werk.

Ook te raadplegen:

https://www.nationalgallery.org.uk/paintings/research/jan-gossaert-the-adoration-of-the-kings-introduction

Collage_FotorSTOFFEN

EEN ZUINIG LEVEN, een kortverhaal

depositphotos_78527708-stockafbeelding-recycling-theezakjes

Hij was zo zuinig dat hij zelfs zijn denken tot het uiterst minimum beperkte.Ook met zijn gevoelens was hij zo spaarzaam dat er nauwelijks van enige emotie sprake was op zijn gezicht. Zijn bewegingen waren functioneel zonder een overbodig gebaar. Hij keek vooruit, ging recht op zijn doel af en probeerde dan met alleen de hoogst nodige woorden uit te leggen wat hij wilde bereiken.
Gebruikte theezakjes bewaarde hij. Had hij er een zestal gespaard dan hing hij die in kokend water en likte na een voorzichtige slok tevreden met zijn tongpuntje over zijn bovenlip, alsof hij net een thee van een exclusieve melange had geconsumeerd.

Dragon-Egg-Tea-Set-e1437473834629-1024x621

Je zou mij verkeerd begrijpen als ik de indruk wekte hier een krenterig iemand te beschrijven, een hyper-zuinige persoon ook wel eens gierigaard genoemd. Niets is minder waar. De zuinigheid van deze heer leek in niets op de zuinigheid die boven de rivieren als een voorbeeld van vaderlandsliefde of uiterste vervulling van godsdienstplichten geldt.
Deze zuinigheid was een zorgvuldig bestudeerde levenshouding met als doel elke simpele ervaring tot op de bodem uit te puren. Dit was een soor ‘mystieke zuinigheid’, nooit eerder beschreven, nergens ooit toegepast.
Omdat een dergelijke levenswijze hoogst intrigerend was en omdat ik verlegen zat om een kortverhaal, besloot ik het aangename met het nuttige te paren en een bezoek te brengen aan dit type mens dat door ver doorgedreven zuinigheid tot grootse genietingen scheen te komen.

ZGJGZ-Antieke-Chinese-Theepot-Handgemaakte-Yixing-Paarse-Klei-Thee-Proeverij-voor-Thee-Ceremonie-Kleine-Thee-Pot

‘U moet deze thee proeven,’ zei hij vriendelijk. Ik keek bezorgd naar de theepot waarin een zestal zakjes bungelden. Ik nipte even aan de warme drank en zei dan vlug: ‘Het aroma van een hele week zou men kunnen beweren.’
‘Juist,’ zei mijn gastheer. ‘De verhouding van de restjes is gewoonlijk meer dan de volheid van het geheel.’
Daar moest ik even over nadenken. Waarschijnlijk bedoelde hij dat die zes tweedehands-zakjes samen een andere smaak boden dan één nog niet eerder gebruikt theezakje.
Ik probeerde nog een keertje.
‘Misschien proeft u wel de donderdagse smaak niet helemaal omdat hij maar gedeeltelijk nalaat wat hij zou moeten nalaten,’ zei de zuinige heer. ‘Ik heb een nogal  slordige werkster donderdags, en die denkt dat thee des te beter smaakt naarmate hij langer in het water verblijft. Maar dan moet u eens dat dinsdags onderlaagje smaken. Dat maakt alles weer goed. ‘
Ik moest toegeven dat het vreemde drankje niet eens heel slecht smaakte. Wel was het begrip thee niet onmiddellijk de hoofdtoon van mijn smaak, maar ik proefde inderdaad iets bijzonders wat je niet onmiddellijk kunt beschrijven. Het waren tenslotte zes zakjes.

Recycle_gebruikte_theezakjes1-1

‘Wie heeft u deze…’zuinigheid’ aangeleerd?’
‘Mijn moeder,’ zei de man. ‘Wie dacht u anders? Mijn moeder is ermee begonnen toen ze me in een minimum van tijd op de wereld bracht zonder veel poeha of gekreun. Heel berekend trouwens. Ziezo, zei ze toen ik er was. Morgen kan ik weer aan het werk. En de volgende dag deed ze weer het huishouden alsof er helemaal geen kind was bijgekomen.’
‘Is het …economie?’ probeerde ik voorzichtig. ‘Ik bedoel ‘berekening’?’
De man bekeek me met een uiterst zuinige blik, schudde zijn hoofd en zei:
‘Mijn vader, – hij gebruikte bij dit woord een intonatie alsof hij over een gebruiksvoorwerp sprak- mijn vader voelde te veel, dacht overdadig, afin de kwaal van alle mensen die zich boven zichzelf willen verheffen maar tenslotte onder hun eigen soortelijk gewicht worden verpletterd. Terwijl mijn moeder -zijn intoatie veranderde nu lichtelijk, deed meer aan het spreken over een geliefd huisdier denken- mijn moeder zei: je moet een paard laten denken, dat heeft een grote kop. En zo is het. Verwar echter deze uitspraak niet met de zogenaamde domheid die men bij het grootste deel van de levende wezens aantreft. Neen, niets is minder waar. O vergeef me, ik liet me even gaan. De herinneringen, begrijpt u? Mijn moeder leerde mij dat zuinigheid naar de toppen van onze ziel moest leiden als ik mij zo lichtlijk overdreven emotioneel mag uitdrukken. Beperken, maar met meesterschap. Tot en met. De meer gekende ‘zuinigheid’ is een verloederde vorm dan degene die ik beoefen. Sparen, schrapen, oppotten, verbergen. Neen. Het is eerder driemaal kauwen, viermaal kijken, zesmaal smaken.’

1200px-Pompejanischer_Maler_um_70_001
‘Is dat niet vermoeiend?’
‘Helemaal niet. Natuurlijk als u alles driemaal wilt kauwen, viermaal gaat bekijken en zesmaal smaken, ja dan…’
Hij keek me daarbij diep in de ogen zodat ik beschaamd naar de zoldering begon te staren.
‘Hoe leeft u dan?’
‘Ik ontwaak stipt om zeven minuten voor zeven, zodat ik de overige zeven minuten voor het uit het bed stappen kan genieten van het heerlijke gevoel er nog niet uit te moeten. Ik ben wel eens wakker geworden om kwart voor zeven, maar dat was zo onuitstaanbaar, zo overweldigend dat ik er meer onder leed dan wel ervan genoot. Ik ben nog niet zo ver. Ik ben begonnen met één minuut voor zeven. Eén enkele minuut. Nu ben ik al aan zeven. Zeven minuten.’
Hij zegde het alsof hij het over zeven dagen slapen had, slapen met het mooiste specimen van het menselijk ras aan zijn zijde.
‘Daarna het wassen. Wassen. De meeste mensen doen het niet, of ze begieten zich met liters water. Een half bekertje volstaat. Ik ben begonnen met een hele beker. Maar nu, elke druppel voel ik tot diep onder mijn huid. Ik ben frisser dan degenen die zich elke morgen moeten wakker maken met twintig tot dertig liter douchewater. Alsof water niet het goud van de toekomst moet genoemd worden. Natuurlijk kleed ik me nog aan. We moeten ons nu eenmaal aanpassen aan de domheid van de meerderheid. Maar als ik zou kunnen. Ik ben begonnen met een truitje uit te laten, toen al dat dwaze en domme ondergoed. Wat een genot. De buitentemperatuur tot op elke vierkante millimeter van je huid voelen. Verder kan ik niet gaan. Dit land zegt zediger te zijn dan Oberbayern. En dan begeef ik me te voet naar mijn kantoor. Te voet. Ik ben nu aan zevenduizend zeshonderd eeneneveertig voetstappen terwijl ik veertien jaar geleden begonnen ben met achtduizend honderd eenendertig stappen. Fraaie vordering, niet? Bij elke stap wikkel ik mijn ganse voetzool af, ben ik mij bewust van het contact tussen de aarde en mijn voeten. Gaan is een van de opperste genietingen eens men het werkelijke ‘gaan’ heeft ontdekt. Ik doe verder mijn werk, probeer overbodige en dus storende zaken weg te laten en voel me uiterst tevreden.’
‘Heeft u vrienden?’
‘U begrijpt het nog altijd niet,’ zei hij met een zweem van medelijden in zijn stem. ‘Vrienden dienen nergens voor tenzij om er zich zorgen over te moeten maken. Alleen wie vrienden heeft, begrijpt wat eenzaamheid is. Ik heb er geen vermoeden van dus mis ik ze ook niet. En nu moet ik u vriendelijk vragen afscheid te nemen. Ik heb vandaag mijn duizend zeshonderd vierenveertig woorden gezegd, en ik moet nog een lange weg afleggen om van de volgende honderd of tweehonderd te leren genieten…En …’
Hier bleef hij in zijn woorden steken. Ik begreep het. Ik knikte zuinig, stond op, en liep kaarsrecht naar de deur, probeerde zo economisch mogelijk het ding te openen en te sluiten en stond toen op straat.

paul-signac-salle-manger

Zou ik me laten bekeren, dacht ik. Ik wandelde heel traagjes langs de winkels. Begon mijn stappen te tellen, maar dan liep ik heel vlug alsof een hel duivels me op de hielen zat. Bij het duurste restaurant stopte ik.
‘Het allerbest wat wij hebben?’ vroeg de deftige kellner. ‘Werkelijk het allerbeste?’
Nog even dacht ik aan een theepot met daarin zes zakjes en knikte dan. Een getrainde vinger wees me een gerecht aan dat alleen al door zijn prijs me deed duizelen.
’Dat zal het worden. Dat zal het zijn. U maakt me nieuwsgierig,’ zei ik met veel te veel woorden.

bar_restaurants_lasponda_1michelin-star-positano_02

 

DEBORA VOGEL: 2 gedichten 1924-1929

2369477357_b46d5d13e4_b

Glasbloemen

De maan is een witte kersenbloem.
Ze ruikt troebel naar smeuïg verlangen
uit zeven jaren.

En de lantaarns
zijn gele tulpen uit glas
ingeplant in de eerste, tweede, derde straat.

Geel glas
ruikt naar koele handen
en naar barnsteenkoralen van afstand doen.

Men kan in de eerste straat gaan.
In de tweede.
In zichzelf laten lopen: druppels van blauwe maan
die naar smeuïg verlangen ruikt,
en naar koelte van het gele lantaarnglas.

Wat kan elke avond meebrengen:
als de verre geur van kleverig wachten,
als de koele glasgeur van afstand doen.

uit: Häuser und Strassen 1926

37761682105_e12692299d_b

gloz-blumen

di levone iz a vayse karshnblum,
shmekt mutne mit klebiker benkshaft
fun zibn yor.

un di lanterns
zenen gele tulpn fun gloz
oysgezetst in ershter, tsveyter, driter gas.

gel gloz
shmekt mit kile hent
un mit bernshteyn-kreln fun fartsikhtn.

men kon geyn mit der ershter gas.
mit der tsveyter.
lozn araynflisn in zikh tropn fun bloer levone
vos shmekt mit klebiker benkshaft,
un di kilkayt fun geln lamtern-gloz.

vos kon mer kumen yeden ovnt:
vi der vayter reyekh fun klebikn vartn,
vi der kiler gloz-reyekh fun fartsikhtn.

ee736fadd2084a0617f8166ce670aabe
Moeheid

Vandaag is het weer
de vijftiende dag van de maand.
Vaak kwam al de vijftiende van de maand.
Vaak vergingen vijftien verdere dagen.

Elk jaar bloeien appelbomen
en worden bomen weer geel
en de kastanjelaar voor mijn venster gloeit rood.

Zeven jaar zijn voorbij
sinds ik de onverbruikte jaren telde.

Wat gebeurt er dit jaar? Wat in het volgende?
Waarom die komende jaren:
er komt helemaal niets.

Jaren tellen niet.
Alleen dagen zijn voorhanden:
een duizendmaal terugkerende dag.

uit Müde Kleider 1925-1929

louis-stettner-american-street-photographerr-09

midkayt

haynt iz vider
der fuftsenter tog in a khoydesh.
fil mol iz shoyn gekumen a fuftsenter fun a khoydesh
fil mol zenen farbay fuftsn teg vaytere.

ale yor blien oyf epl-baymer
un vider vern beymer gel
un der kasthan-boym far mayn fenster glit royt.

zibn yor zenen farbay
zint ikh tseyl yorn umfarbroykhte.

vos kumt dos yor. vos in tsveytn.
tsu vos yorn kumendike:
gornisht kumt nisht.

nisht tseyln keyn yorn.
nor teg zenen faran:
eyn tog, vos kumt toyznt mol tsurik.

12_Preganziol_1983_489

zie ook:
https://indestilte.blog/2018/10/25/liefdesgedicht-debora-vogel/

https://indestilte.blog/2018/11/16/debora-vogel-fragments-of-memory/

46336-dyn005_original_300_376_jpeg__8fda3e31d56822085896d76762519826

TEKST EN VER-BEELDING: ‘1947, ‘Simone de Beauvoir in America.’

d8a0fbfdc6a02c9d30b6c778c61f9b81

In januari 1947 landde Simone de Beauvoir (1908-1986) op La Guardia Airport New York voor een viermaandelijks bezoek aan de States.
Ze reisde van de Oost- naar de Westkust met de trein, auto, en zelfs met een Greyhound-bus. Ze vertelde haar belevenissen in haar persoonlijk dagboek. ‘L’ Amerique au jour le jour.’

Ze verbleef er 116 dagen, reisde door 19 staten en bezocht 49 steden.
‘Sous les Etoiles’ Gallery, 100 Crosby street 603 NY, presenteert nu ‘1947, Simone de Beauvoir in America’, a photographic journey inspired by her diary ‘L’ Amerique au jour le jour’ (eerste editie verscheen in 1954, volgens de Amerikanen in 1948 en in de USA in …1999, naar een eerste vertaling in het Engels in 1952 in Groot Brittannië gepubliceerd.)
Vertelde de Beauvoir al erg fotografisch, ‘Sous les Etoiles’ verzamelde een aantal fotografen uit dat tijdperk.

9aaf936a4926198645b7ee261477d0e0

Much of the photographers were street photographers working often for publications like Life Magazine, Ted Croner with his haunting night photography, Louis Faurer and his double exposure, Ferenc Berko giving an abstract geometry to Chicago, Wayne Miller and his daily life series about the black community in Chicago, Esther Bubley with her Bus Series… This exhibition includes also the works by Ansel Adams, Henri Cartier-Bresson, Morris Engel, William Gottlieb, Sid Grossman, Sy Kattelson, Saul Leiter, Rebecca Lepkoff, Fred Lyon, Wayne Miller, Gjon Mili, Ruth Orkin, Arnold Roth, Art Shay, Fred Stein, Tony Vaccaro, Todd Webb, Brett Weston, Ida Wyman, and Max Yavno.

http://www.souslesetoilesgallery.net/exhibitions/1947-simone-de-beauvoir-in-america/slideshow?view=slider

d79471652fdbe71b77dbf2222f1ffcac

‘J’ai passé quatre mois en Amérique : c’est peu ; en outre j’ai voyagé pour mon plaisir et au hasard des occasions ; il y a d’immenses zones du nouveau monde sur lesquelles je n’ai pas eu la moindre échappée ; en particulier, j’ai traversé ce grand pays industriel sans visiter ses usines, sans voir ses réalisations techniques, sans entrer en contact avec la classe ouvrière. Je n’ai pas pénétré non plus dans les hautes sphères où s’élaborent la politique et l’économie des U.S.A. Cependant, il ne me paraît pas inutile, à côté des grands tableaux en pied que de plus compétents ont tracés, de raconter au jour le jour comment l’Amérique s’est dévoilée à une conscience : la mienne.’

525ba1ee3a6c002169baa94a7eafc597

In een boeiend en diepgravend artikel ‘Entre histoire collective et histoire personelle, texte et contexte de l’ Amerique au jour le jour 1947 de Simone de Beauvoir’ beschrijft Sylvie Mathé enkele aspecten van deze reis in ‘Revue Française d’ études Americaines, 2011/1 (n° 127)
Ik citeer enkele van haar bevindingen en plaats ze bij de foto’s.

dad10bc6cc672a947412c4094fa25821

Dans l’éventail des explorateurs français du xxe siècle qui nous ont légué le récit de leurs voyages dans le Nouveau Monde, Simone de Beauvoir se situe dans une via media entre Georges Duhamel, grand pourfendeur du matérialisme et du « machinisme », dont le cinglant Scènes de la vie future (1930) est un monument d’américanophobie, et Jacques Maritain dont les Réflexions sur l’Amérique (1958) sont au contraire un éloge vibrant du « mirage américain ». L’Amérique au jour le jour 1947 de Simone de Beauvoir oscille en effet entre enchantement et désenchantement, entre fascination et dénonciation, bref entre les deux pôles qui, depuis la découverte du Nouveau Monde, n’ont cessé de s’opposer dans la littérature de voyage ou la vision littéraire de l’Amérique : l’Amérique comme Eldorado, ou l’Amérique comme bouc émissaire responsable de tous les maux du vieux continent Bel exemple de cette « fascination réticente » dont parle Jacques Portes, le récit de Beauvoir ne saurait toutefois se réduire à une énième variation sur la sempiternelle ambivalence du regard français sur l’Amérique. AJJ participe en effet de ce que Philippe Roger appelle « un bloc sémiotique historiquement stratifié » (19) – et, pourrait-on ajouter, affectivement stratifié –, reflétant une double postulation entre deux formes d’engagement, idéologique et subjectif, politique et privé.

f78c4684adf8a34686539353b542058b

‘Ils connaissent, ils réprouvent l’oppression de treize millions de noirs, la terrible misère du Sud, la misère presque aussi désespérée qui souille les grandes villes. Ils assistent à la montée chaque jour plus menaçante du racisme, de la réaction à la naissance d’un fascisme. Ils savent quelle est la responsabilité de leur pays dans l’avenir du monde. Mais eux-mêmes ne se sentent responsables de rien, parce qu’ils ne croient pas pouvoir rien faire en ce monde.’
(AJJ 134-5)

37782a43502f909370a3f97f37c97576

Quant aux jeunes filles de Vassar, de Smith et de Wellesley, elles lui offrent l’image d’une féminité sexuellement émancipée et intellectuellement lucide; et pourtant, elles sont socialement condamnées à devenir ces Moms dont parle Philip Wylie dans son célèbre Generation of Vipers. Beauvoir, ici encore, livre une réflexion existentialiste sur la situation de la femme américaine. Elle n’a pas trouvé en Amérique la liberté à laquelle elle s’attendait: « Je m’étais imaginé que les femmes d’ici m’étonneraient par leur indépendance: femme américaine, femme libre; ces mots me semblaient synonymes » (453). Or elle découvre que l’affirmation d’indépendance est, de nouveau, purement abstraite: la femme idole est en fait asservie, et sa vie se résume à piéger l’homme à son tour pour le maintenir sous sa loi (454).

11bc5e8b5e40c2bb69e0dffc8a2d1fcd

Femme mystifiée et mâle dominant: Beauvoir se méfie ainsi de « l’égalité dans la différence » que les relations entre hommes et femmes mettent en scène, les hommes dans leurs clubs et les femmes dans les leurs, mais sans véritable amitié ou compagnonnage: « elles n’apparaissent ni comme des amantes, ni des amies, ni des compagnes » (458). La liberté sexuelle relève davantage d’une forme d’hygiène que d’intimité. Les rapports masculin-féminin s’expriment en termes de lutte de pouvoir et de combats douteux, faits « de menues vexations, de menues disputes et de menus triomphes » (ibid.). Quant aux hommes, « piètres amants […] et pauvres parleurs » (457), ils ne trouvent guère grâce à ses yeux, à l’exception bien sûr de Nelson Algren.

48a3edfc9202ff0256aa4fe1054a228d

Ce qui caractérise le regard de Beauvoir dans AJJ, c’est finalement une position critique animée du désir de comprendre, de rendre compte, d’expliquer, mais aussi de lever le voile ou de briser la vitre pour dénoncer les mystifications du système et les trois fléaux qui ont pour nom « le capitalisme américain, le racisme, le moralisme puritain » (76). L’image qui conclut l’ouvrage, celle de l’Amérique comme « champ de bataille », est à la fois le point d’orgue du récit et la signature politique de l’écrivain: « aimer l’Amérique, ne pas l’aimer: ces mots n’ont pas de sens. Elle est un champ de bataille et on ne peut que se passionner pour le combat qu’elle livre en elle-même et dont l’enjeu récuse toute mesure » (535). À l’aube de la Guerre froide, la « Fiction » de Beauvoir dans AJJ jette ainsi un éclairage singulier, à la fois personnel et militant, sur les enjeux de ce combat, et sur une page de l’histoire de l’intelligentsia française et de son engagement idéologique dans une ère marquée par les interrogations et les contradictions.

fee0c485b7468b4a16dfcb712002e48c

Un signe plus secret m’annonce que je commence vraiment à participer à l’Amérique: je n’en suis plus éblouie, ni déçue; j’apprends, comme certains de ses enfants, à l’aimer douloureusement.
(12 avril, 376)

https://www.cairn.info/revue-francaise-d-etudes-americaines-2011-1-page-47.htm

60aa6b05122f921592d6a166dd3138be

Ainsi l’Amérique, pour nous, c’était d’abord, sur un fond de voix rauques et de rythmes brisés, une sarabande d’images: les transes et les danses des noirs d’Hallelujah, des buildings dressés contre le ciel, des prisons en révolte, des hauts fourneaux, des grèves, de longues jambes soyeuses, des locomotives, des avions, des chevaux sauvages, des rodéos. Quand nous nous détournions de ce bric-à-brac, nous pensions à l’Amérique comme au pays où triomphait le plus odieusement l’oppression capitaliste; nous détestions en elle l’exploitation, le chômage, le racisme, les lynchages.
(Force de l’âge 146)

92c78ad6509be4675ee74d6083656da2

IGOR SAVCHENKO: foto’s om te leren vergeten?

994b

Meestal helpen foto’s de herinnering.
Ze brengen je terug naar vergeten momenten, een vervlogen kindertijd, landschappen van ‘die dagen’, voorwerpen in hun historische context.
Igor Savchenko leeft in Minsk, Belarus. Op zoek naar een nieuwe identiteit na het in elkaar vallen van het Soviet-imperium einde tachtiger jaren.
Hij duikt zoals een archeoloog in oude familie-albums. Die foto’s die hij daar aantreft hebben het over waarden en mythes uit een tijd die niet meer bestaat. Savchenko hergebruikt de oude foto’s door ze opnieuw te fotograferen.
Kijk naar dit mooie filmpje: ‘Alphabet of gestures.’

When the Soviet empire began to slowly cave in at the end of the 1980s and early 1990s, it created an historical, cultural and political vacuum in which questions of both national and personal identity became increasingly important.
The old bureaucratic culture, in which the official document in the form of a text or image played a large role in upholding the state ideology, had reached the end of the line.
In this period a number of artists and photographers found a means of interrogating and reinterpreting “official” history on the basis of old photographs, including family photos. Among them were Boris Michailov, Alexei Shulgin, Vladimir Kuprianov and Igor Savchenko.
The critical way in which they dealt with the “documentary” quality of photography has, on the one side, a conceptual character.
At the same time their work is a search for an alternative account of history in which personal and individual experience and memories, previously suppressed by the regime, were once again given space.

En of je verbanden duidelijk maakt als je een beeld van een werkelijkheid maakt?  Interpreteert de kijker, zet de fotograaf hem aan, probeert een regime zijn ‘waarden’ te exposeren in een beeld?

825

Werk van deze fotograaf vind je bij: http://www.nailyaalexandergallery.com/artists/igor-savchenko

080

 

Returning home late from a spring outing

Collage_Fotordubbel china

Late terugkeer naar huis na een dagje uit in de lente

Jij komt op je computer, vriend
van boven op de berg naar het diepe dal gescrold.

Ikzelf ben de andere weg gelopen.
In vrolijke stemming
naar de heuvels vertrokken,
kwamen we laat bij avond
weer naar huis.

Zot van lente
waren we als kinderen op pad gegaan.
De dag plooide zich
zijdezacht open.

Buiten vogels en een beekje
was er nog het briesje
dat op de heuvels
in de bomen speelde.

Nu sta ik aan de poort
met een-te-veel-aan-op-te-noemen-gevoel.

Hoe kan dat, hoor ik je vragen.
De hele dag ben je toch binnen gebleven?

Zoveel wandelpaden zijn er in mijn hoofd
dat ik in dit korte leven
dagen tekort zal komen
om slechts de helft ervan
uit te wandelen.

Eens de maan, een wiel gelijk,
boven de bergen staat,
zaait de voorbije lentedag
veelvuldig
sterren aan de hemel.

Morgen ga ik weer op stap.

lentedag
Tai Chin (1388-1462), Ming Dynasty
Hanging scroll, ink and colors on silk,
167.9 x 83.1 cm: Returning home late from a spring outing.

Tai Chin, who went by the style name Wen-chin and the sobriquets Ching-an and Yu-ch’uan shan-jen, was a native of Ch’ien-t’ang (modern Hangchow). He is said as a youth to have studied painting under local artists, specializing and achieving fame in the fields of landscapes and figures. During the Hsuan-te reign (1426-1435), he was recommended for service at court, where he was admired by the nobility for his great skill. His fellow painters, however, became envious and later rejected him. Tai Chin thereupon returned home to the south, where he continued to paint in Hangchow. With numerous students, he came to have an enormous influence on painting at the time. Consequently, later generations have revered him as the father of the Che School that emerged afterwards in the area.

    The Che School was an important art movement in the Ming dynasty (1368-1644) that emerged from the unique historical background of the area. After the Southern Sung (1127-1279)

B-2

Pines and Deer
Hanging scroll, ink and colors on
silk, 142.5 x 72.4 cm
( beiden: National Palace Museum, Taipei )

http://www.npm.gov.tw/exhbition/dai0705/english/e-dai-0705.htm#1

A YOUTHLESS NATION, Naomi Mitchison

6711

Er is inderdaad veel ‘getoeterd’ om honderd jaar eerste wereldoorlog te gedenken.
Maar toch leg ik nog graag deze tekst ‘Green Boughs’ van de Schotse Naomi Mitchison (1897-1999, ja 101 geworden!) in je schoentje, laarsje, pantoffel, bottine.
Niet alleen nodig ik je uit om eens in dat lange leven van deze merkwaardige vrouw te duiken (ze schreef 90 boeken) maar via die directe tekst van haar het international memorial in Ablain-Saint Nazaire (Frankrijk) te bezoeken.
Daar vind je, in een reusachtige ‘memorial ring de namen van 600.000 gedode jongens die van Frankrijk een ‘youthless nation’ hebben gemaakt.

Makkers staakt uw wild geraas.

kc3ouhjcz40ceycw

Green Boughs

My young, dear friends are dead,
All my own generation.
Pity a youthless nation,
Pity the girls unwed,
Whose young lovers are dead.
They came from the gates of birth
To boyhood happy and strong,
To a youth of glorious days,
We give them honour and song,
And theirs, theirs is the praise.
But the old inherit the earth.
They knew what was right and wrong,
They were idealists,
Clean minds, my friends, my friends!
Artists and scientists,
Their lives that should have been long!
But everything lovely ends.
They came from college or school,
They did not falter or tire,
But the old, the stupid had rule
Over that eager nation,
And all my own generation
They have cast into the fire.

32514J222_00b

Green Boughs by Naomi Mitchison appears in A Gathering: A Personal Anthology of Scottish Poems, edited by Alexander McCall Smith; it was originally published in Mitchison’s collection The Laburnum Branch (Jonathan Cape, 1926).

https://www.birlinn.co.uk/A-Gathering.html

Naomi_Mitchison

Mitchison was a prolific writer, a social activist and a novelist in various genres. She published only two collections of poems during her life, with a gap of more than 50 years between them. Both The Laburnum Branch (1926), where Green Boughs first appeared, and The Cleansing of the Knife and Other Poems (1978) include poems that are pioneering contributions to what is virtually an independent genre: war poems by women and non-combatants.

 

‘STEMMINGEN’, een radiodocumentaire

jeni spota c03STEMMINGEN, FRAMES OF MIND, STIMMUNGEN

‘…een manier waarop wij in de wereld zijn geworpen, een lot-aanvoelen zou je kunnen zeggen. Een bewustzijns-uitdrukking.’

-een radio-documentaire in de reeks van de menselijke stem voor Radio-3 1983
-bekroond met de Prix Italia radiodocumentaires 1984 Trieste
-herwerkte versies geregisseerd en uitgezonden op BBC en HR (Hessischer Rundfunk-Frankfurt-Duitsland) en in diverse andere landen in eigen productie.

gespeeld door:
-Ugo Prinsen
-Machteld Ramoudt
-Alex Willequet

geluidsregie: Luc Vierendeels

173-Allerlei mensen Pixabay

In deze radiodocumentaire wisselen oorspronkelijke getuigenissen af met gedramatisseerde geschreven monologen-dialogen. Klankdecors en muziek zorgen voor omgeving en verbinding.

Het begrip ‘stemmingen’ wordt letterlijk en figuurlijk benaderd.
Vanuit de stemming in een orkest naar stemmingen van het gemoed in diverse situaties.
Ook de historische benadering wordt niet uit de weg gegaan: de stemming sloeg om in de jaren dertig van de vorige eeuw.

27worthen-master768

Te beluisteren in stereo, uitstekend met goede hoofdtelefoon of stereo-installatie
Duur: 38:15

Onderdelen:

-orkest en emoties
-bepaling
-een vroege afscheidscene
-stemmencollage
-Tom vertelt over zijn moeizame geboorte
-een lastige baby op een flat
-Tom vertelt over zijn dak-beklimmingen in de stad
-een vrouw heeft het moeilijk met haar ‘mannen-beeld’
-een fragment uit een documentaire waarin een jongeman zijn eerste ‘samenzijn’ met vriendinnetje vertelt, door de censuur van piepjes voorzien.
-een dialoogje over ‘openheid’
-een vrouw vertelt over haar lievelingsliedjes uit de jaren 1930-40
-monoloog uit ‘het kind van de rekening’ Dick Walda
-collage van een huiselijk tafereel
-Yvonne vertelt over haar stadsleven toen en nu
-bezoek aan een dichter en zijn vrouw
– interview met verzamelaar van ‘historische’ stemmingen.
-slot

Lego-3009876361-1f9c8ec4-9f38-4993-92a9-1a615b740a59._sr970300_

Dankbaar opgedragen aan en ook ter nagedachtenis van alle medewerkers, acteurs, technici, geluidsregisseur.

LO708191_942long

de plaats onder de boom

Mstislav-Dobuzhinsky-Tsarskoye-Selo

Tsjarkoye Selo
waar mijn doeken hingen,
en jij -een beetje verderop-
de hoop van het vaderland vergat
en je eindelijk als kind
door de tuinen stoof:
‘Cogda vi pridëte?’ riep je. Ia vasse obogedou!
Wanneer ik kwam en dat je mij verwachtte.

Ia otchène stachslive vasse vidète.
Ik ook was blij je te zien.
Maar stilzitten kon je niet.
De plaats onder de boom bleef leeg.

Mstislav Dobuzhinsky

. Mstislav Valerianovich Dobuzhinsky was born on August 14, 1875 in Novgorod into the family of an army officer. From 1885 to 1887, he attended the Drawing School of the Society for the Promotion of the Artists. Between 1895 and 1899, he studied law at the University of St. Petersburg, studying simultaneously in private studios. After graduating from the university, he, from 1899 to 1901, was trained under Anton Azbè in Munich and under Simon Hollósy in Nagybánya (Austria-Hungary).

a-doll-1905
After his return to St. Petersburg he joined the artistic society World of Art. He first collaborated with them as illustrator of books and magazines. From 1903, he took part in World of Art shows. The main subject of his works was city, he managed to show his understanding of St. Petersburg as composition of classical architecture with ugliness of urbanization. The cityscapes of different towns and cities became his main topic. From 1910 he traveled annually abroad, visiting Britain, France, Italy, Germany, Belgium (Bruges) and Holland. Dobuzhinsky was a good teacher and taught in different schools and studios. In the late 1900s he tried himself as a stage designer, and in the 1910s-1920s fulfilled a great amount of book illustrations.

Dobuzhinsky Mstislav self-portrait 1910
During the First World War Dobuzhinsky went with Evgeny Lanceray to the front lines to sketch. Later, he took part in the Second Congress of the Communist International. In 1918, he supervised the theatrical workshop at the State Educational Workshops of the Decorative Arts (the former Stieglitz School of the Technical Drawing). In 1923-24, he went abroad to study developments in European art and to arrange one-man shows. In 1924, he immigrated to Lithuania, and in 1939, to the USA, working primarily as a stage designer. He died in New York on November 20, 1957.

K._Sunnerberg_by_M._Dobuzhinsky