still-life-with-letter-to-thomas-b-clarke

‘Toch zal ik je schrijven, ‘ had ze gezegd. Veertien jaar geleden. ‘Ik zal je laten weten waar ik ben, wat er met mij is gebeurd. Ik zal je vragen te komen als ik gevonden heb wat ik zoek.’
Zo. Maar, wat zocht zij eigenlijk? Niet het geluk, ook god niet, geen rijkdom of een plaats onder de groten der aarde.
‘Wat ik zoek kun jij op dit ogenblik niet begrijpen.’ zei ze. ‘Het is ver en tegelijkertijd dichtbij.’
Hij had mooi te beweren dat het praatjes waren, ontvluchten van de realiteit, uitstellen van een beslissing.’
Ze hield het bij ‘het zoeken’. Ze zou hem nu verlaten, niet voor goed maar om te ontdekken wat zij in haar leven moest vinden.
‘Dag lieve liefste, hou je sterk, ook al kan het even duren. Je hoort nog van mij!’
Ze vertrok met de ochtendtrein van vier over acht richting hoofdstad om aldaar in een andere trein te stappen, bestemming onbekend.
Zijn vader kon blijven beweren dat ze een hysterisch vrouwtje was, dat ze niet bij haar zinnen zou zijn; zijn moeder had het over het feit dat dergelijke meisjes best nooit zouden trouwen, hij bleef in haar geloven. Tegen elke redelijkheid in hield hij zich aan haar belofte.

9905920_20170331-102254-2

Veertien jaar echter waren er intussen voorbij gegaan. Veertien jaar zonder dat de bewuste brief of boodschap hem had bereikt. Toen ze vertrok was hij bijna twintig en nu vierendertig. Hij had zijn studies opgegeven, werk gevonden bij een maatschappij die handelsreizigers voor een nieuw soort wc-brillen zocht (de ecologische bril die signalen uitzond naar je computer als de grote boodschap te veel -aten of -ieten bevatte!) maar verder werd elk contact met de buitenwereld verbroken.
Immers, geen andere brief dan de hare mocht in zijn brievenbus binnenvallen, geen andere boodschap dan haar verhaal zou in zijn leven een plaats krijgen.
Veertien jaar lang loerde hij op de postbode. Drie generaties brievenbestellers had hij meegemaakt. Hij kende hun eigenaardigheden, hun vaste uren, hun manier om naar de bus te stappen. Maar tijdens die veertien jaar hadden ze alleen zijn aangifteformulier van de belastingen gebracht en later het bericht dat hij nog zoveel of zoveel moest bijbetalen. (het vierde jaar kreeg hij 4 euro terug!)

516px-pierre_bonnard_the_letter

Weer of geen weer, ziek of niet ziek, elke morgen hield hij achter het raam de wacht. Vermoedde hij dat de postbode een enveloppe bij had die hij niet bij de officiële stukken kon thuisbrengen dan was zijn hart bereid niet alleen haar woorden te lezen, maar haar zelfs te omarmen, haar eindelijk mee te voeren naar de slaapkamer, om er na de vreugde van het luisteren, het plezier van het fluisteren te ondergaan tot zij in de stilte eindelijk in elkaar konden opgaan zoals dat zo mooi wordt verwoord.

Na feestelijke muziek te hebben opgezet sloopt hij de trappen af, ging waardig door de gang en bleef hij bij de brievenbus staan, drie minuten lang om de goden te aanroepen hem in geval van teleurstelling bij te staan of om hem vleugels te geven bij het ontvangen van de lang verwachte brief.
Meestal, na met bevende handen de brief uit het kastje te hebben opgevist, bleek het een schrijven van een verre nicht, een oude schoolvriend of werd hij opgeroepen het leven te redden van een zwaar ziek kind uit verre oorlogsgebieden.

03stivo1_thumb1

Opgeven was niet aan hem besteed! Hij wilde blijven geloven dat de dag zou komen. Het scenario voor die gebeurtenis was door de jaren heen zo vaak in zijn hoofd herhaald dat hij het, bij werkelijk plaatsvinden, feiloos zou kunnen uitvoeren.
Kijk, daar komt de postbode. Neen, deze keer rijdt hij niet voorbij. Hij zet de fiets tegen de gevel. Is dat bonkend geluid werkelijk zijn hart? Zijn die tranen op zijn wangen er gekomen zonder langdurige aandrang of zelfmedelijden?
Hoor hoe de muziek door het huis schalt. Hij heeft zich gebaad. Zijn beste pak aangetrokken. Laat de telefoon rinkelen. Zoek iemand anders om slimme wc-brillen aan de noodruftige vrouw of man te bezorgen.
Elke trede die hij afdaalt ziet hij haar weer voor zich, telkens anders, telkens met minder en minder textiel om het mooie lijf. Tot hij haar op de laatste trede met de mantel der liefde bedekt en hij haar in kanten bruidskleed voor het altaar voert.
‘Man die veertien jaar wachtte,’ schrijven de kranten. Zo zie je maar!
Tenslotte pakken zijn vingers de brief. Het is haar geschrift. Opnieuw bestijgt hij de trappen naar zijn woonhoek. Elke trede ziet hij een andere foto van een jonge vrouw die hem tegemoet komt. Steeds dichter en dichter komt ze, in slow motion. Ligt ze dan eindelijk in zijn armen, klik-het volgende beeld- de brief. ‘De brief!’
Nu mag de zilveren briefopenener zijn werk doen. Voorzichtig. Inderdaad, het is haar geur. Violettes de Venise. Hij slaat het velletje open. Volgende beeld.
De postbode stopt niet. Het scenario wordt opgeborgen voor een volgende dagdroom.

11-15waitingforletter

Veertien jaar lang. Elke morgen trouw weer op post. Een ritueel, een viering, een vergroten van de kleiner wordende kans tot ze op hem drukte als lood en hij kreunde: wacht niet langer meer, want mijn hart is niet zo sterk als het hart van mensen die zich dag in dag uit wentelen in de armen van een geliefde.

Twee maal zeven jaar, dacht hij die herfst. Twee maal zeven, het dubbele heilige getal. Nu zou het gaan gebeuren.
De mistige morgenden, de eerste dagen van oktober als er geen enkele kans op een zoele warmte was, als de zomer in de schoonheid van rottende blaren lag te sterven, en andere mooie, zij het dan geplagieerde gedachten.
En jawel! Die morgen scheen het scenario eindelijk werkelijkheid te worden!
Een witte omslag. Hoe hij ook in zijn geheugen naar mogelijke kandidaten zocht die hem op dit ogenblik met een schrijven zouden kunnen gedenken, hij vond niemand!
De verre nicht was aan keelkanker gestorven, de oude schoolvriend in de politiek gegaan, en de caritatieve instellingen waren slim gnoeg hun bedelbrieven rond kerst en nieuwjaar te verzenden.
Dus zette hij feestelijke muziek op, nam hij een bad en liet hij inderdaad de telefoon rinkelen. In zijn beste pak stapt hij naar beneden, en elke trede die hij afdaalt komt ze dichter bij de leeftijd van negentien, de leeftijd toen ze hem verliet om haar zoektocht te beginnen.

De brief. Duidelijk haar geschrift, geen enkele twijfel mogelijk.
‘Kom,’ zegt hij. ‘Kom,’ terwijl hij weer de trappen opstijgt. Eens hij de zilveren briefopener heeft gebruikt , rook hij inderdaad ‘violettes de Venise’.
Heel voorzichtig vouwde hij het papiertje open.
Het is een gedrukt velletje, en daaronder één lijn in haar groot en rond geschrift.
‘Ja,’ schrijft ze, ‘ja, ik heb het gevonden. Helemaal.’
En dan lezen zijn betraande ogen het drukwerk: nodigen hem uit de plechtige huwelijksviering bij te wonen, zaterdag aanstaande.
Hij is notaris, leest hij. Zij intussen doctor in de rechten.
Als hij de brief dichtplooit merkt hij nog één lijntje in haar handschrift, helemaal bovenaan op de achterkant: ‘Ik zou je vragen te komen als ik gevonden had wat ik zocht.’ Of hij er dus wil zijn. In stadskledij.

roger-de-la-fresnaye-the-magician-207469_thumb