Achtentwintig december, feest van de onschuldige kinderen die ook wel eens onnozele kinderen worden genoemd.
Met mijn first class engel op weg naar de boekenwinkel omgeven door winterfrisse luchten en een rondslenterende, winkelende menigte keken we plotseling op de rug van een telefonerende dame, middelbare leeftijd nog een beetje in kerstkleuren gekleed, maar luid roepend. Van de wereld.
‘…maar ik heb zo mijn best gedaan!’
Ze wachtte even.
‘Ik zal volgend jaar een traiteur laten komen, ja!’
En dan waren we haar voorbij.
Het was een mélange van woede, spijt, teleurstelling, kortom: vernietigende onmacht.
Haar uitroepen werden begeleid door een hevig zwierende arm, ze draaide naar links, dan weer naar rechts, liep even vooruit, dan weer terug. Gsm stevig tegen het oor gedrukt.
Mijn engel zei: ‘Zullen we haar vragen om even een koffietje mee te gaan drinken dan kan ze ’t misschien vertellen?’
Omkijken bevestigde dat zo’n barmhartig plan onuitvoerbaar was, zo diep zat de woede met spijt en onmacht in haar ziel gespijkerd. Het eerste uur niet naar converserende taal terug te draaien.
We probeerden ons voor te stellen welke rampen op dat kerstfeest hadden plaats gevonden. De naam ‘traiteur’ liet een culinaire vergissing vermoeden.
Het zinnetje dat ons het meest trof was: ‘Ik heb zo mijn best gedaan!’.
Het klonk zo smartelijk, zo overtuigend dat niemand zelfs één ogenblikje zou durven twijfelen aan haar inspanningen om een lekkere maaltijd voor te zetten.
De kortstondige ontmoeting bleef voor en na de boekenwinkel ons voornaamste gespreksonderwerp.
Ja, dan mocht de kardinaal het hebben over het ‘terugplooien op de eigen kring’ maar weten kardinalen wel wat zo’n eigen kring, in casu gezin of familie in deze tijden voorstelt?
Wijzelf hadden met kind, kleinkind, zus en bijhorenden een heerlijke kerstdag beleefd met lange gesprekken, grappen en herinneringen, een zalig koud buffet, in een regie van mijn 1ste klas gevleugelde, en daarom trof het beeld van de roepende in de winkelwoestijn ons zo zeer. Wij waren heerlijk terugplooiend blij elkaar te zien en te horen en was dat niet de kern om sterk genoeg te zijn ook de buitenwereld tegemoet te treden en net zo zalig met onze Indische en Nederlandse, Japanse vrienden te maaltijden en honderuit te spreken en te luisteren?
De kardinaal bedoelde natuurlijk met zijn terug geplooi dat we ons zouden opsluiten in dat kringetje maar hij vergeet dat het net in die omgeving is dat we ons sterken en opladen om ook daarbuiten luisterend oor en alziend oog te zijn? Wij wensen hem van harte zo’n terugplooi-kring(etje) toe dat verruimt de blik op de wereld, scio expertum.
En die stem aan de andere kant van de telefoon?
Oordelen mogen we niet, kunnen we niet.
Maar de smartelijke stem die het uitriep dat ze zo goed haar best had gedaan, overtuigde ons.
Tot aan de grens van een geplande voedselvergiftiging zijn wij in dat geval bereid alle culinaire pogingen te blijven waarderen, zeker met kerstmis.
Zie je, beste kardinaal, het begint wel iets vroeger: elkaar weer in de armen vallen, weer mogen terugplooien na onnozelheden en vergissingen, dat is toch het begin voor we de wereld intrekken om ‘goed’ te doen en het ‘kwaad’ te vermijden?
En in één van onze nieuwe boeken ‘De vrolijke wetenschap’ van de bekende Friedrich Nietzsche staat deze fraaie stelling:
(269) Waar geloof je in?
Dat het gewicht van alle dingen opnieuw moet worden vastgesteld. (p. 187, vertaling Hans Driessen Uitgave Vantilt 2018)
Dat denken wij ook voortdurend. Wat als zwaar doorgaat, blijkt je vleugels te geven.
Of: terugplooien kan voor uitstekend ontplooien zorgen. (mijn first class engel) Dat is wetenschappelijk zelfs bewezen met wetten rond actie en reactie en dies meer.
Nog gelukkige feestdagen gewenst die zich ook verder dan de 28ste mogen uitstrekken.
Denk eraan het gewicht van de dingen voortdurend opnieuw vast te stellen. (in onderling overleg indien nodig) Dank u.