Het wordt ons al eeuwen toegebazuind: “Maak voor uwe woorden balans & schaal!” En inderdaad, soms moeten ze wel degelijk gewikt & gewogen worden, zéker als je iets voortreffelijks in huis wil halen voor ‘geselscap goet ende fijn’. Dus hop naar de marktplaats der woordkramerij, want het zal toch weer zoeken worden tussen het lettergetetter van dat miljoenen-aanbod aldaar.

Veel woorden immers hebben hun oorspronkelijke smaak verloren. Ze hebben zich verdrietig laten oogsten, met de pijn van dit verlies in hun pit, en ze missen elke samenhang. Letterbakken vol wormstekige woorden voor de flapuitverkoop. Nikszeggende larie & apekolen voor zinnen als strontje-wie-heeft-je-gescheten, of niet te verteren exemplaren ten behoeve van wrede gevechten op leven & dood, zoals die van kemphanen.
-”Zo bedrog, leef je nog?”
-”Ja, verdriet, zoals je ziet!”

Dat is dan op z’n minst toch al klare taal, maar ook hen hou ik vandaag liever uit m’n mandje. Daarenboven valt niet te ontkennen, dat zelfs de waardevolste woorden ervoor beducht blijven, om hun woordevolle waarde verloren te zien gaan in saaie, afgezaagde clichés, of erger nog, terecht te zien komen op de zwarte lijst der dichters, waar zelfs het woord ‘ziel’ zich reeds in ongenade weet, doch het trekt er zich gelukkig weinig van aan.

Hoe dan ook: gewikt, gewogen, duur verkocht of te grabbel gegooid, elk woord is in wezen een geclasseerd monument. Een paar hardhorige schelpen of een natte macula maken er voor het zelfde geld een ‘geglaceerd moment’ van, prima toch? Wat haken & ogen, wat streepjes & bogen, en voilà: een woord, men zegge het voort!

Pen & papier, oren & ogen, teken- & tafelblad: alles om ons heen snakt naar woorden, woorden, woorden. Inkt wil zich gevloeid weten doorheen de sierlijke letterlussen, gehoorbeentjesketens voelen zich dag & nacht geroepen om er geen letter van te wablieven, doch het blijft een onmiskenbaar feit: woorden, je moet ze kennen.

Ze zijn onvergelijkbaar wispelturig, ze sluiten zelden bindende akkoorden, ze nemen bij elke oogopslag een andere gedaante aan. Van alles overwoekerend kleefkruid waar-je-niet-meer-vanaf-geraakt tot wegschietende zilvervisjes, die tussen- je-oude-papieren-leven. Er is meer tussen zeggen & schrijven, dan wij ooit kunnen vermoeden?

Woorden die je de pas afsnijden versus woorden die zich onvindbaar weten te houden. Zelfs woorden die nog niet bestaan, maar kijk: morgen schijt er alweer een kraai die vandaag nog geen kont heeft. Woorden dus als jeuksel tussen de tanden, woorden die alleen maar te koop zijn op de Lachmarkterij, maar ook woorden om noten mee uit de bomen te knuppelen. Er zijn zelfs woorden die witte sneeuw weten zwart te maken, en soms legt één van hen in z’n dooie eentje een heel mijnenveld aan.

Jazeker, woorden kennen er wat van. Soms wordt je erdoor besprongen als door een zwerm vraatzuchtige sprinkhanen, dan weer moet je de simpelste woorden met man & macht uit de zwijgzaamheid zien te sleuren als stuitliggende kalfjes uit een koe in barensnood.

Krenterig, kranterig, onbehaalijk, onbeschut: ze beschrijven zichzelf in eindeloze synoniemen. Altijd hetzelfde: altijd ànders. Sommige woorden stellen de wet, andere gaan gezellig met je naar bed, of beide tegelijk. Ze hebben een naam, maar ze laten zich niet benoemen. Ze muteren met het grootste gemak van ijssalon naar heteluchtballon, van trouwjapon over vuurpeleton naar verdwenen-achter-de-horizon.

Maar gelukkig zijn er nog altijd woorden, die zich als appeltjes tegen de dorst op de zielezolder laten bewaren, woorden als barmhartige samaritanen, woorden die maar één betrachting hebben: er toe doen, en dat doèn ze dan ook. Zorgvuldig uitgekozen woorden kunnen wonderen verrichten. Ze herkennen elkaar, soms zelfs van in een vorig leven, ze kunnen zich zowel vergeestelijken als vervoedselen & ze smaken, tot in het slechtste geval, altijd naar méér.

En ook al kunnen -zèlfs zij- nog onderhevig worden aan gekanker, of alsnog plots met hoge koorts alfabetlegerig geraken, ze dragen een glimp van de eeuwigheid in zich, ze blinken als swarovski-stenen, en niet alleen in verzen & geschriften. Je hebt er geen geparfumeerde inkt voor nodig om ze op te schrijven, geen alziend oog om ze te kunnen lezen, geen koperen adem om ze uit te spreken, laat staan ‘vurige tongen’.

Gewoon het hartzeer eventjes in slaap wiegen –ach vriend, ik zie u weder, dat lenigt mijn verdriet– en de wrijving der gedachten trachten te verzachten met de ‘tere tekens van de taal’. Waardevolle woorden maken er sowieso altijd een feest van. Dus nee, geen ‘hetzepot’ vandaag. Geen woorden die als arme schapen bij de wolf te biechten gaan. Geen bluf, geen blunders, geen blos & bloot. ‘If it be your will, that I speak no more...’ Leonard Cohen? Laat de radio dan in ieder geval maar opstaan.

Zeg, heb je niet al een heel klein hongertje, jij-die-hier-nu-bij-mij-bent? Dan moet je dit verrukkelijk woordenhapje van Lopa de Vega alvast eens proeven:
“KLAVER, JEZUS, DAT RUIKT LEKKER! KLAVER, JEZUS, WAT EEN GEUR!”

Voilà, het feest is begonnen.