hans_peter_feldmann_david

‘Cruciaal is dus dat de reflectieve nostalgie de afstand nooit ontkent. Het reflectieve nostalgisch verlangen zal zelfs sterker worden naarmate het besef van de temporele afstand groter wordt; de reflectieve nostalgie heeft dus een ingebouwde stimulans om zichzelf te verhevigen en te intensiveren.  Hierin verschilt de reflectieve nostalgie van gevoelens als pijn, honger of dorst die er juist op gericht zijn zichzelf op te heffen.  En dit deelt de nostalgie juist wel met de romantische Sehnsucht; de Sehnsucht heeft de neiging zichzelf tot object van de Sehnsucht te maken; het verlangen naar het verlangen ‘zelf’ is sterker dan naar het’ object’ van verlangen.
Dit maakt de Sehnsucht tot iets eindeloos, tot wat we welhaast als een permanente nieuwe karaktertrek kunnen zien.  De Sehnsucht herinnert aan wat Freud onder melancholie verstond, en hij onderscheidde van de Trauer; Trauer houdt een keer op, melancholie nooit.’ (419)

Met de ervaring van het verleden heeft nostalgie de directheid van de ervaring gemeen.  Ze verloopt niet via de gecodificeerde geschiedschrijving of de collectieve omgang met het verleden.
De (reflectieve) nostalgische ervaring van het verleden daarentegen is in essentie een ervaring van verschil, van het onoverbrugbare verschil tussen heden en verleden.

hanspeter-feldmann

En natuurlijk kan dat pas als het verschil tussen heden en verleden er al is. In de nostalgische ervaring van het verleden zijn heden en verleden al uit elkaar. Dat is anders in de historische ervaring waarin het verleden zich losmaakt uit wat tot dusver een ongedeeld heden was.
In deze ervaring ontstaat het verleden, en vormt zich als potentieel object van historisch onderzoek.

‘Anders gezegd, ieder object van historisch onderzoek dankt zijn ontstaan aan een historische ervaring die het op een afstand van ons in de tijd plaatst. “De ervaring van het verleden” heeft dus twee geheel verschillende betekenissen.  De ene is analoog aan bijvoorbeeld “de ervaring van een vergezicht of een waterval” – ik noem maar iets:  eerst is er het vergezicht of de waterval, waarvan we vervolgens door ervaring empirische kennis op doen.  Dat is wat we gewoonlijk onder ervaring verstaan en zoals ervaring in het empirisme ook is gecodificeerd.  De andere ervaring is die waarin het object van ervaring zich vormt, en -meer in het bijzonder- zich aankondigt als historische ervaring.’ (419-420)

feldmann2

Frank Ankersmit spreekt van historische inhaal-ervaringen waar in enkele flitsen of emoties door een kroniek, een oude prent of een paar klanken uit een oud lied voor een historische ervaring kunnen zorgen. (hij geeft Huizinga als voorbeeld)
De geschiedenis ontwikkelt zich meestal geleidelijk, en dan kan het gebeuren dat we ineens verbaasd vaststellen dat op een bepaald terrein van de menselijke existentie het verleden zich uit het heden losgemaakt heeft zonder dat we daar erg in hadden.  Vandaar de naam ‘inhaal-ervaring’.

‘…op een bepaald, doorgaans minder prominent terrein van de menselijke existentie is het heden steeds verder opgerekt, totdat de elastiek tussen het verleden en heden knapt en zich opdeelt in een deel verleden en een deel heden. De historische ervaring haalt dan in één moment in, wat over langere tijd was uitgesteld.  Het gevolg is dat we ons plots in een kleiner of korter heden teruggeworpen zien, omdat het verleden een deel heeft veroverd op wat tot voor kort nog heden was.’ (420-421)

1576387431

Ankersmit zegt dat er voorbeelden genoeg zijn in het dagelijks leven, zoals bijvoorbeeld in de vele liefdesgeschiedenissen:  je dacht van hem of haar te houden en ineens door een onbeduidend vooral komt men er achter dat dit al lang niet meer het geval is.

Het dagelijkse leven is inderdaad bij uitstek het terrein waarop zich het oprekken van het heden tot het knapt zal voordoen.

‘Het inzicht dat de Franse revolutie een historische gebeurtenis van de eerste orde is, vereist niet bijzonder veel historisch besef.  Maar dat ook de klok, de elektriciteit of de riolering ons leven hebben gerevolutioneerd is een minder voor de hand liggende gedachte.’ (420)

De auteur noemt het een paradox dat juist conservatieven het meest geneigd zijn tot dit soort inhaal-ervaringen, zodat zij ons tot de echte bewoners van het heden maken en dus au fond de moderniteit dienen.  De conservatief dient de moderniteit beter dan de progressief, omdat de conservatief door zijn liefde voor het oude het elastiek van het heden het langst wil oprekken en hij daarom het vaakst geconfronteerd wordt met het springen ervan.
En zo blijkt tenslotte ook weer hier de politieke dimensie allesoverheersend te zijn.  Zoals steeds.  Politiek is de alfa en de omega van alle geschiedenis.

Wijze laatste woorden van een merkwaardig werk dat een gefundeerde aanzet tot verdiepend denken omtrent geschiedenis en de ervaring ervan kan zijn.

(de kunstwerken zijn van de Duitse kunstenaar Hans Peter Feldmann (1941))