Ontoereikend is elk woord.
Geklemd
tussen deze beelden
probeer ik
te zeggen
hoe hopeloos
mijn hart
probeert te overleven.
Hierboven, Kiel
zijn we nog in 1932.
Ook onderaan, de laatste foto vanuit het raam.
Maar het beeld
maakt de toekomst
duidelijk.
Helemaal boven zie je Maya Gladshtein en Alexander Stupel in het Kovno Ghetto orkest.
Adonai.
Half brilliant en half zot was het.
Warschau 1940, de Pools-Joodse historicus Emmanuel Ringelbaum besluit dat de totale ervaring van het Jodendom onder het nazi-bewind degelijk gedocumenteerd moet worden.
Hij schrijft:
“provided even greater opportunity for development of the archive.”
Er werd een competitie gehouden om schrijvers, leraars en intellectuelen te selecteren.
Kijk naar de foto hierboven:
Kinderen in een clandestiene ghettoschool tussen 1941-42 (Kovno)
Het is één van de documenten die uit ‘het archief’ zijn overgebleven.
De geselecteerde groep bestudeert het gemeenschapsleven, opvoeding, jeugdcriminaliteit (!), kunst en religie en helpen terwijl om informatie in het ghetto binnen te smokkelen.
Ze willen deze vreselijke leefomstandigheden documenteren voor de toekomst.
Het project kreeg een sardonische codenaam: ‘Oyneg Shabbes’, het Jidische woord voor de viering van de verwelkoming van de Sabbath.
‘Tot onze grootste spijt moesten we het plan opgeven,’ schreef Ringelbaum.
“We lacked the necessary tranquillity for a plan of such scope and volume.”
Schrijvers werden geëxecuteerd, sommigen werden verbannen naar fabrieken voor slavenarbeid en in 1942 werden de meeste ghettobewoners naar de dodenkampen gedeporteerd.
Het archief, verborgen in melkkannen en tinnen dozen verbrandde in de gewapende opstand en de ondergang van het verzet.
Slechts gedeelten ervan konden na de oorlog gerecupereerd worden.
‘Daring to Resist: Jewish Defiance in the Holocaust’, opent vandaag in het Museum of Jewish Heritage.
Delen van het archief zijn er te zien, zichtbaar geteisterd door het vuur.
Een overzicht van de weerstand in moeilijke tijden, en één ervan was Oyneg Shabbes: documentatie.
Je ziet er ook andere voorwerpen zoals een ritueel slachtersmes dat in andere tijden geen speciale betekenis heeft maar met groot risico in Denemarken werd gebruikt om kosher kippen te slachten zodat ze in de jaren 1930 in Duitsland konden worden binnen gesmokkeld.
Een blauw-wit worstel ceintuur, een trofee uit 1934 toen de Joodse sportlui het niet meer mochten opnemen tegen hun Duitse makkers, en een rapport van een meisje uit 1938 uit een Joodse school toen Joden uit de publieke Duitse scholen werden geweerd.
Er ligt een kussensloop waarin een pas geboren baby (Joden mochten ook geen kinderen meer krijgen!) uit het Shavli ghetto werd gesmokkeld, verborgen in een valies.
Valse documenten zijn er te zien van vrouwen die als koerier informatie konden doorgeven.
Een viool, schoolboeken: relikwieën uit de duisterste dagen.
“When the children will come out of the cage,” one survivor recalls being told, “they should be able to fly.”
De voornaamse bron was de hoop.
Dat leer je als je de interviews met de overlevenden beluistert.
Maar er zijn ook vragen die hier niet gesteld worden.
Want als je je verzette, moesten anderen het vaak bekopen.
‘Wie gaf je het recht om je vrijheid te kopen met het leven van anderen?’ hoorde ik in een video vragen aan een vrouw die een ontsnapping voorbereidde.
Toch durf ik nauwelijks de vraag stellen waarom het Joodse verzet zo laat en zo gebrekkig werd georganiseerd.
En ik begrijp Primo Levi die vaak voor de vraag werd gesteld: waarom ben je niet ontsnapt, waarom heb je je niet verzet?
Want naast die begrijpelijke vragen, heb ik een andere vraag:
Waar waren de geallieerden, waarom werden de toevoerlijnen naar de kampen niet gebombardeerd, want al in 1942 was er genoeg informatie in Londen om te weten dat de bedoeling van de Nazi’ s de algehele uitroeing van het Jodendom was.
Zovele vragen die niemand hebben gered van oom Mavet, het Hebreeuwse woord voor ‘dood’.