Negentien december 2008, negen uur tweeënveertig.
De winterzon zalft de atlasceder.
Het geel van de kwijnende blauwe regen wordt groen alsof het nabije sterven verdrongen is in een bijna kinderlijk geloof in een eeuwige lente.
In het centrum van de rechtse foto zit er een groene vlek, daar is de giftigaard naar de atlasceder overgesprongen.
Met zijn trillende uiteinden laat hij zich meewiegen in elk windje zodat de kans op contact groter wordt.
Ik heb het even uitvergroot, dit vervloeien van twee plantenwezens.
Het is geen parasiet, hij wil gewoon klimmen…en zich vasthechten.
De vergeefse pogingen van wel vijftig andere uiteinden die boven het water van de vijver hulpeloos in de lucht op zoek zijn naar steun, neemt hij erbij.
De giftigaard en de heilzame zijn omgeven door taxusbomen.
Zij zijn vanuit het raam in de verte zichtbaar, maar de liguster (nog zo’n heerlijk geurende in de maand juli) verbergt ze.
Taxusbomen, ook giftigaards kunnen met dit vergif ook genezen zoals blijkt uit de inzamelingen van hun groen.
Ligustertoppen in het strijklicht, en vooraan rechts heeft de hedera de uitgeleefde ‘apenschrik’ (tropische den). overwoekerd.
Ook zo’n klimmer, een acteur uit doornroosje denk ik.
Even omkijken en al wat de mens heeft neergepoot is door de hedera ingenomen: deuren en ramen, onzichtbaar geworden, gebouwen worden bergen groen.
Als mens, loslopend en tijdelijk klinkt het gekwek van de kranten en de politici mij veel giftiger in de oren dan de eigenschappen van degenen die vanuit het badkamerraam zichtbaar zijn.
Aangeschoten wild, we zijn er dol op.
Gelukkig kun je de kranten in de kattenbak kwijt.
Het prachtige licht van deze dag baadt ons vol mededogen.