Aristoteles noemt de deugdzame houding bij vergelding praotès, zachtmoedigheid, en volgens hem maakt een deugdzame persoon eerder de fout van te weinig woede dan van buitensporige wraakgierigheid.
Immers een zachtmoedig iemand is niet rancuneus maar eerder bereid te vergeven.
(Ethica Nicomachea, IV, 5)
Hij ontkent dus niet alleen dat het inruimen van een plaats voor mededogen noodzakelijkerwijs ook een sterke hang naar wraak inhoudt, hij zegt ook dat het voor mededogen kenmerkende meelevende begrip een tegengif voor wraak kan zijn.
Enerzijds kennen voorstanders van mededogen weinig waarde toe aan status, macht en eer.
(of misschien een heel klein beetje, voegt Nussbaum er aan toe)
Seneca steunt in zijn Over woede deze stelling.
Want hij laat veel vaker machtige verwende mensen zien die gewelddaden plegen om triviale vergrijpen- een slaaf die een kopje breekt, eeen onvoldoende hoffelijke bejegening door een gastheer, gebrek aan kruiperige onderdanigheid van een ondergeschikte.
Descartes analyse van mededogen past hier uitstekend bij.
Want de door hem afgeschilderde persoon heeft vertrouwen in zijn eigen waarde en deugdzaamheid en mist daardoor ondanks zijn mededogen de onevenwichtigheid die kenmerkend is voor iemand die voor zijn geluk in alle opzichten afhankelijk is van externe zakden.
We moeten ontkennen dat excessen van woede een voldoende reden zijn om deze emotie volledig uit te bannen.
Laten we de stoïcijnen duidelijk maken dat woede soms gerechtvaardigd en goed is. Het is een passende reactie op een onrechtvaardigheid en ernstig wangedrag.
‘Als we de woede uitbannen verdwijnt er ook een belangrijke kracht om sociale rechtvaardigheid te bewerkstelligen en op te komen voor de onderdrukten.
Als we bang zijn dat woede zich op oneigenlijke objecten richt, dan moeten we dat probleem aanpakken en niet proberen de woede zelf volledig uit te wissen.
Ook als we bang zijn dat sommige boze mensen uit zijn op ongepaste persoonlijke wraak en geen in de wet vastgelegde oplossingen willen accepteren, is dat het probleem dat we moeten aanpakken en we moeten dan niet proberen de woede zelf volledig uit te bannen.’
En met Nussbaum voeg ik eraan toe dat ‘de begripsmatige symmetrie’ tussen mededogen en wraaklust minder volmaakt is dan de tegenstander doet voorkomen, want elk ernstig leed dat iemand buiten zijn schuld treft is aanleidding tot mededogen.
Voor woede echter is de overtuiging nodig dat iemand dat kwaad doelbewust heeft aangericht en dat er op een onbehoorlijke, oneerlijke manier is gehandeld.
Maar ook in het andere geval zijn we soms geneigd om woedend te worden omdat we daardoor een situatie in de hand willen krijgen waarin we ons hulpeloos voelen.
Als die woede echter geen aannemelijk object heeft dat de schuld kan krijgen, komt hij niet ver en we moeten uitermate scherp bedacht zijn op woede die gebaseerd is op een onterechte overtuiging wie ergens verantwoordelijk voor is.
Spinoza versterkte het beeld in zijn analyse van emotionele ambivalentie dat een wereldbeeld met plaats voor mededogen per definitie een sterke hechting aan externe objecten inhoudt en daardoor ook plaats biedt voor wraak.
‘Hieruit zouden we de conclusie moeten trekken dat een louter begripsmatig verband tussen mededogen en wraak niet voldoende is als rechtvaardiging voor het uitbannen van elke gehechtheid die tot mededogen leidt.
We moeten ons in de plaats daarvan richten op de vraag hoe we de emotionele ontwikkeling kunnen sturen naar een vorm van liefde die volwassener is, meer mensen omvat en minder ambivalent is.
Doordat mededogen de betrokkenheid uitbreidt tot mensen van wie je niet op een pijnlijke manier afhankelijk bent, draag het zelf ook sterk aan die ontwikkeling bij.’
We gaan juist door mededogen en ons inleven inzien wat het resultaat van onze wraakgierigheid voor onze slachtoffers betekent, en denken we voortaan wel tweemaal na voor we zelf zoiets doen.
‘Zoals gezegd doorkruist mededogen de strategie om mensen hun menselijkheid te ontnemen, die vaak wordt ingezet ten dienste van de wreedheid in alle mogelijke vormen.
Hierdoor zwakt de motivatie tot wraak af en smeedt het een verbond tussen alle mensen.’ (hopen we althans)