OP ZOEK NAAR DE WARE BETEKENIS VAN MEDEDOGEN (3)

dood kind 02

Dat alles of niets standpunt van de tegenstanders van mededogen is vreemd: je hebt altijd mededogen of je hebt helemaal geen mededogen.
Niets weerhoudt de promededogentraditie echter van het oordeel dat sommige aanleidingen tot mededogen onterecht zijn en op verkeerde waardeoordelen stoelen.

Mededogen neemt niet het gezichtpunt in van de getroffen persoon maar dat van een toeschouwer die de ernst van een gebeurtenis inschat.

Ik kan makkelijk begrijpen dat een Romeins aristocraat die zijn pauwentongen mist voor een galadiner dat erg vindt maar op mijn mededogen moet hij niet rekenen.

‘De promededogentraditie is voornamelijk bezig met het opstellen van een goede waardetheorie en met kritiek op mensen die onevenredig veel belang hechten aan geld, status of genot.
(Aristoteles en Rousseau maken beiden deze kritiek tot kern van hun denken)
Deze traditie is het met Nietzsche eens dat mensen niet overal waar ze kijken zwakheid moeten zien en niet over elk mogelijk verlies moeten klagen, dat ze tot op grote hoogte het beste moeten maken van wat het leven op hun pad brengt en moeten vertrouwen op hun innerlijke kracht.
Aan de andere kant heeft het geen zin om te ontkennen dat sommige verliezen verdriet waard zijn- en dat zijn soms verliezen die de getroffen persoon niet opmerkt.

Terug naar de foto hiernaast, een foto die de foto van gisteren voorafgaat.
Ik kan er niet lang naar kijken.<br<Alsof ikzelf mijn eigen dood kind in de armen zal houden, mijn kind dat niets met de politieke situatie in Irak of Gaza heeft te maken, maar als kind buitenspeelde, of nog wakker moest worden.

kind03

Je kunt deze foto ook politiek misbruiken.
Je kunt er wraakgevoelens mee oproepen, je kunt er de wreedheid van de tegenstander mee belichten terwijl je zelf jongens de dood injaagt door het martelaarschap als hoogste goed voor te stellen, enz.

Maar ik als verre toeschouwer wordt in één ruk met mijn westerse neus op de afschuwelijke gevolgen van een conflict gedrukt waarin alleen nog de band tussen een moeder of vader en hun kind telt en al de rest er niet toe doet.

Mijn mededogen met al deze mensen zet mij aan om me te verdiepen in de oorzaken van dit leed, in de rol van de verschillende ‘actoren’ zoals dat zo mooi heet, want dit leed voel ik als mijn eigen leed, mijn onmacht probeer ik te vertalen in het verlenen van mijn povere bijstand, eerst en vooral door studie, en daarna ook door mogelijke materiële hulp aan fondsen die zich voor deze mensen inzetten.

Terecht voel ik me betrokken bij de momentele gebeurtenissen in Gaza wanneer weldra hier de lucht zal gevuld zijn met knallen en vuurwerk, terwijl de gruwelijke knallen en het dodelijke vuurwerk op een halve dag vliegtuigreis hier vandaan alles behalve feestelijke gevolgen hebben.
Ik erger mij in onze houding van ik stond erbij en keek ernaar, en probeer me voor mijn eigen kinderen en kleinkinderen zoveel mogelijk in te zetten om hen tot mededogende mensen op te voeden.

Je zou kunnen zeggen dat de stoïcijnse tegenwerpingen iemand die toevallig hulp nodig heeft, afschilderen als een pathologische narcist: niet in staat om anderen te respecteren omdat ze grenzeloos behoeftig is en slaaf van haar eigen eisen.
We kunnen de kritiek in wezen omdraaien: eigenlijk lijken juist de stoïcijnen op een pathologische narcist, met hun overmogen tot verdriet, hun snakken naar macht en hun onwil om te accepteren dat andere mensen eisen stellen die hun gelijkmoedigheid aantasten.

Mededogen als lang lopend cadeau voor een nieuw jaar.
Ik wens het ons allen toe, vooral ook de machthebbers die van goede wille zijn.


OP ZOEK NAAR DE WARE BETEKENIS VAN MEDEDOGEN (2)

dood kind

Dood kind in armen van moeder. Irak.

Waarom zouden we een alles-of-nietskeuze maken tussen mededogen voor iemand die lijdt en respect voor diens menselijke waardigheid, vraagt Nussbaum zich af.

‘We kunnen toch onderscheid maken en zowel mededogen hebben voor het ongeluk dat het lot iemand heeft toebedeeld, als respect en ontzag voor de kracht waarmee een goed mens dat draagt?
Als we die menselijkheid inzien hoeven we niet te zeggen dat deze moreel gezien tegen het verlies opweegt om haar te kunnen respecteren.
Evenmin is het, als we vootreffelijkheid willen bewonderen, nodig om te zeggen dat het deugdzame gebruik van onze vermogens voldoende is voor menselijk welzijn, wat we volgens de stoïcijnen zouden moeten doen.’

Nemen we een stoïcijns standpunt in dat een verlies niet ernstig is, dan is zelfs moeilijk in te zien wat we dan eigenlijk bewonderen, want wat stelt dan de kracht om dat verlies met waardigheid te dragen nog voor?

‘Een tragedie roept onze verwondering over menselijke voortreffelijkheid niet op door te laten zien dat haar helden onberoerd blijven bij de dood van kinderen, verkrachting, oorlog en materiële ontberingen, maar juist door te laten zien dat deze vreselijke dingen inderdaad de kern van de persoonlijkheid raken, zonder deze volledig te vernietigen.’

Wel heeft de stoïcijnse opvatting een belangrijk punt.
De waarde van menselijkheid zou respect moeten oproepen, ook als de wereld zich van zijn slechtste kant heeft laten zien, en een voortreffelijk gebruik van menselijke vermogens zou bewondering moeten oproepen, ook als de omstandigheden niet meewerken.

‘Het stoïcijnse ideaal van gelijke menselijkheid, de grondslag van het politieke verlichtingsdenken, legt veel beperkingen op aan passend mededogen en zegt dat we geen overmatig belang moeten hechten aan toevallige omstandigheden in onze betrekkingen met anderen, ook niet in onze reacties op hun tegenslagen.

Het zegt dat we verschillen in de materiële situatie niet moeten interpreteren als iets wat de fundamentele menselijke gelijkheid ontkracht die de juiste grondslag is voor morele aanspraken.
Aan de andere kant is een vast onderdeel van mededogen, wanneer het gepaard gaat aan het oordeel van gelijke mogelijkheden, nu juist de gedachte aan een gemeenschappelijke menselijkheid.

dyn002_original_538_358_jpeg__8f98fe227ce9a525aba88d7963f8c08c

Hiermee is dus respect geen vijand maar een bondgenoot van mededogen.
Juist vanuit dat respect dat we voor de gelijke menselijkheid van anderen hebben zouden we ons juist betrokken moeten voelen bij hun materiële welzijn en er niet onverschillig tegenover staan.

We hebben onvoldoende respect voor die vermogens als we de behoefte aan ondersteuning verontachtzamen of als we ontkennen dat ontberingen afbreuk doen aan het welzijn van mensen.

De stoïcijnen zouden graag geloven dat geen enkele ervaring van materiële hulpeloosheid ons kan raken, dat we nooit slachtoffer zijn- en dat daarin onze waardigheid ligt.Mensen als slachtoffer afbeelden zou een tekort aan respect voor hun kracht zijn.

Bekijk dan bijgaande foto’ s.
We kunnen best erkennen dat we tot op zekere hoogte aan de genade van de wereld zijn overgeleverd, dat mensen die het moeilijk hebben om hun betrachtingen te verwezenlijken, of die door de samenleving bespot of uitgestoten worden, naast respect ook ondersteuning verdienen.

We hebben zelfs pas voldoende respect voor de menselijke vermogens als we beseffen dat ze materiële steun nodig hebben, en dat ze daarvoor een beroep op ons kunnen doen, ook als dat tegen onze eigen geriefelijkheid en gemakzucht ingaat.’

Wordt inderdaad vervolgt en spijtig genoeg geïllustreerd door beelden uit Gaza.


OP ZOEK NAAR DE WARE BETEKENIS VAN MEDEDOGEN (1)

o.zon01

Nieuwjaar haalt hij nooit.
Ook dit jaar niet.

We dachten dat het nu zou lukken, kijk maar eens enkele dagen terug hoe mooi groen zijn bladeren nog waren.
Maar enkele stevige vriesnachten hebben de blauwe regen ontbladerd en zijn kanten onderlaag zichtbaar gemaakt.

dyn004_original_408_378_jpeg__d6e9847619980a802bc901161ecb441a

Het zal tot in de maand mei duren eer zijn nieuwe blaadjes de blauwe bloementrossen zullen gezelschap houden.
Vertel me maar dat dit de werkelijkheid is, net zoals de kleine avondzon die vroeg de winterdag afsluit en een warm gat in de atlasceder brandt.

Zie je nu waar je met emoties komt, zou de heer Spinoza zeggen, en in de lijn daarvan het mededogen mee veroordelend, je wordt aan je eigen emoties onderworpen, en voor een ware stoïcijn past dat niet.

‘Het historische debat geeft geen afdoende antwoord op de stoïcijnse bezwaren, omdat de verdedigers van mededogen hun tegenstanders niet consequent aanpakken.
Eeuwenlang was de antimededogentraditie de dominante stroming in de geschiedenis van de westerse filosofie, zoals Nietzsche aannemelijk weet te maken.
De invloed van de stoïcijnse traditie was zo groot dat zelfs Adam Smith, die in sommige opzichten een welsprekende verdediger is van de maatschappelijke rol van mededogen, uiteindelijk elke emotionele zachtheid nogal hardvochtig kleineert in het uitermate stoïcijnse gedeelte van zijn werk over de deugd en zelfbeheersing.’

Aan het woord Martha Nussbaum in ‘Oplevingen van het Denken, over de menselijke emoties.’

dyn001_original_408_625_jpeg__133faa0dab019ed1025523c1a4f61b82

Toen ik deze morgen in het persoverzicht de nieuwe premier hoorde aankondigen was volgens een commentator een van zijn winstpunten dat hij rede boven emoties verkiest, en daarmee opende mijn dag en wist ik dat enige aanvulling of tegenspraak niet makkelijk zou zijn.

Heeft de antimededogentraditie een grote continuïteit en eenheid in argumentatie dan is de promededogentraditie heterogener: romanschrijvers, naast politieke theoretici en psychologen naast filosofen nemen het voor haar op, en deze voorstanders, zegt Nussbaum zijn zich over het algemeen weinig bewust van elkaars argumenten.

Houden we goed dit in gedachten: tegenstanders beschouwen emotie (en in het geval van Spinoza en de stoïcijnen zelfs elke emotie) als irrationeel in normatieve zin en scheppen daarmee inderdaad een scherpe, vooringenomen tegenstelling tussen emotie en rede.
Dat werkt echter anders dan de manier waarop in sommige hedendaagse juridische en politieke discussies emotie en rede tegenover elkaar worden gezet.
De traditie ontkent strikt genomen niet dat de emoties gedachten bevatten.
Wat fout is aan mededogen (en andere emoties) is niet dat het geen onderscheid maakt of niet op waarheid is gericht.

De fout van mededogen is dat het vasthoudt aan verkeerde overtuigingen.
Het is dus niet irrationeel zoals honger irrationeel is, maar het geloof dat de wereld plat is irrationeel is: onwaar en gebaseerd op ontoereikend bewijs, cultureel vooroordeel, verkeerde uitgangspunten en slechte redenaties.
Dat wil zeggen dat het dus kan worden rechtgezet met goede uitgangspunten en goede redenaties.

Daarom kan de filosofie volgens de stoïcijnen en Spinoza de mens dan ook bevrijden van de onderworpenheid aan zijn emoties.
Dat zou niet mogelijk zijn als emotie een onontkoombare dierlijke kracht was.

Vele van de huidige tegenstanders van emotie maken echter geen duidelijk onderscheid tussen de stelling dat emoties niet-cognitief zijn en de stelling dat ze irrationeel zijn in de stoïcijnse betekenis.
Ze trekken aanzienlijk profijt van de lange filosofische traditie waarin emotie tegenover rede wordt gezet en nemen liever op gezag van deze traditie dan op gezag van argumenten aan dat deze tegenstelling terecht is.
Ze onderschrijven echter de traditionele betekenis van deze tegenstelling niet, ook al is deze niet los te zien van het omstreden morele standpunt over de waarde die aan externe zaken wordt gehecht.
Het is niet duidelijk of ze de antimededogentraditie in haar authentieke vorm kunnen onderschrijven zonder dat daardoor hun eigen standpunt veel controversiëler wordt dan het kennelijk is.

Laten we argumenten van het antimededogen deze dagen bekijken en pareren.
Neem nu de voornaamste, die van de onwaarheid: mededogen kent aan toevallige tegenslagen een belang toe dat onterecht is en doet daarmee afbreuk aan de waardigheid zowel van de gever als van de ontvanger. Het zou moeten worden vervangen door respect voor de onvervreemdbare menselijke waardigheid van de getroffen persoon.

Een mooie denkopdracht voor deze koude 29ste december, één dag na het feest van de onnozele kinderen, als daarmee iets van mededogen zou gezegd zijn.


HET KOELE HARDE LICHT

licht01

Het licht heeft zijn prijs.
Het koele bijna harde decemberlicht bij een bijna vrieskoude.

Het zet de dingen scherp, dat wel.
Duidelijk en klaar.

Het is zijn waterverf-eigenschappen verloren door de ingevoerde koude uit het oosten.
Ik moest aan een soort ‘ethisch’ licht denken: kijk, dit is de werkelijkheid.

Het is het licht van een pauselijke toespraak, een herderlijke stem in de Brusselse nacht: duidelijk en waar, maar zonder enige impregnatie-kracht.

Hoor je de Duitse Benedictus dan zit daar een leven vol heldere theologie achter.
Elk beeld, elke volzin steunt op een vroeger tractaat.
Kenners zullen gnuiven, het is een helderheid van het middaglicht in de koude decemberlucht.

Onze geëerde kardinaal hanteert minder theologische maar eerder ethische helderheid: zijn wij niet een beetje te vol van onszelf, kruipen wij niet weg in onze gezellige huizen waar cocoonen ons isoleert van de noden in de wereld?

Het is voor de luisteraar zo waar als het icht van deze dag.
Maar het heeft zijn prijs.
Wij blijven er koud bij.

Ligt dat aan onze verstokte harten, aan ons met welvaart doordrongen zielen?
Zijn wij blind geworden voor het licht dat met kerstmis op de wereld zou gekomen zijn?

Of kun je met deze ethica alleen via de brandglazen van het schuldgevoel hopen dat je de ijsbergen van ons egoïsme kunt smelten?

dyn001_original_509_381_jpeg__61423bf784baaa4e627963459369223e

Natuurlijk gaat het over geloofwaardigheid.
Ik kan geen paus geloven die homo’s als een soort ecologische ramp beschouwt, die vrouwen uit het ambt weert en zich graag met gekleurde kinderen omringt die inderdaad maar uit een ‘bevlekte ontvangenis voortkomen’ maar wiens onschuld steeds weer handig gebruikt wordt om onze zondigheid en sterfelijkheid als een koude vod om onze veel te dikke nekken te hangen.

En inderdaad heeft een kardinaal een veel te drukke agenda, maar we wensen hem een weekje of twee cocoonen toe in een gezin waar wel en wee even stilvalt in de schemer van de lichtjes, in de gezelligheid van ‘toen wij samen waren’.

Tegenover de koude ethica staat onze angst voor emoties.
Martha Nussbaum schreef er een heel dik boek over dat we eerder al citeerden en probeerden te volgen.

Meestal maken leed en achterstelling iemand niet edeler of wijzer. Eerder leiden ze tot ontmenselijking of een vertekende waarneming. Met name leiden ze tot een aangepaste reactie waarin het belang van het leed wordt ontkend. De kans daarop is vooral groot als de achterstelling verband houdt met onderdrukking en hiërarchie en als via religieuze en culturele gebruiken wordt aangeleerd dat de situatie gepast is.
Aan de andere kant kunnen mensen zich sterk hechten aan dingen die we bij nadere beschouwing triviaal of slecht voor hen vinden. Hun leed bij het verlies ervan kan echt zijn, ook al is de toeschouwer niet genegd erin mee te gaan. Mededogen neemt het gezichtspunt in van de toeschouwer, die de situatie van de betreffende persoon naar beste vermogen beoordeelt, ook al kan dat oordeel verschillen van het oordeel van die persoon zelf.’

Het opvrijen van ‘de arme’, of ‘de onschuldige’ als broeder of zuster is gemakkelijk en laakbaar.
Zo zag ik dat de Egidiusgemeenschap geen kerstmaal VOOR de arme, dankloze, kansarme medemens aanbood, maar SAMEN MET HEN aan tafel ging, want inderdaad wij zijn allemaal arm, dakloos en kansarm op allerlei terreinen.

Zo neemt Rousseau de uitspraak van Dido in de Aenëis als leidraad:
‘Niet onervaren in lijden leer ik hoe ik hulp kan bieden aan de ellendigen.’

dyn001_original_509_381_jpeg__8aad353615458357b6825f5ce3a3fad7

De erkenning van je eigen verwante kwetsbaarheid is dus een belangrijke en vaak onmisbare kentheoretische voorwaarde voor mededogen bij mensen, zegt Nussbaum.
De werken van barmhartigheid zijn pas een waardevolle leidraad als wijzelf arm zijn geweest, ziek of in de gevangenis waren, ons naakt en onze doden onbegraven hebben ervaren door de afstandelijke rituelen waarin we onze schrik voor de sterfelijkheid uitdrukken.

Als je het hebt over kindsoldaten en de schandelijke miserie in oost-Congo richt je dan rechtstreeks tot degenen die de mogelijkheid hebben om er dadelijk al iets aan te doen.
Machthebbers.
Spreek onbevreesd over hoe het eigenbelang van staten en personen hulp in de weg staat, roep daarna mensen op om via allerlei mogelijkheden hun machthebbers te dwingen tot ingrijpen, maar blijf weg van de dadelijke veroordeling van de intussen met alle zonden Israels overladen medemens.

Belicht de vele positieve zaken die er in dit crisisjaar zijn gebeurd, vaak door heel gewone mensen, vaak tegen beter weten in, met de moed der wanhoop, en probeer op die bodem te zaaien in plaats van op de onvruchtbare rotsen van het verlammende schuldgevoel.
Er zal dus hoe dan ook ‘emotie’ in onze benadering moeten voorkomen, zoals diezelfde emotie nodig is in de opvoeding tot morele burgers.

Kunde zonder emotie zorgt inderdaad voor de koude maatschappij waarover Auden dichtte als hij de mensen in de jaren dertig bekeek:Intellectuele schande
Spreekt uit elk menselijk gelaat
En de zeeën van medelijden liggen
weggesloten en bevroren in elk oog.’


EEN TIJD VAN WONDEREN

dyn007_original_450_311_jpeg_20344_c8b3326f3383ca796752e452bf6d2cab

Een week voor Kerst veranderde mijn vader in een grottenbouwer.

Het gladgestreken bruine inpakpapier van vorig jaar, met zwarte en zilveren strepen ecoline, chinese inkt en waterverf naar hartelust beklad, werd weer ‘gefrommeld’, en daar waar de grotwand van het vele frommelen gaten en scheuren vertoonde, werd hij aangevuld met nieuw te frommelen en te bekladden inpakpapier.
Daarbij had hij een constructie ontworpen van twee staken op voet door een draadwerk met elkaar verbonden, die als ruggegraat van de kerstgrot dienden en wiens aanwezigheid handig werd weg gefrommeld.

dyn007_original_450_442_jpeg_20344_a614d34fc849df456cab015b4dd04bb3

Boven in de papieren grot was er plaats voor een rood geschilderde gloeilamp die deskundig ver genoeg van het inpakpapier (“bruin papier” in de volksmond) werd gehouden zodat de net aangegroeide heilige familie met aanhang niet in vlammen zou opgaan.

De grote plaasteren beelden, een familie-erfenis, fondantkleurig geschilderd vroegen de nodige ruimte.
De lange rechtstaande herder met schaap in de nek ging vlot over de dertig centimeter zodat de grot een ruim bemeten plaats innam en mijn vader er met zijn grote krullenkop in kon verdwijnen als hij het rode licht controleerde of de steunen camoufleerde.

dyn008_original_336_448_jpeg__54d3c673964c63f5ab3260d595c9eab3

Naast de kerststal kwam op dezelfde tafel de kerstboom.
Beter: …werd de kerstboom geduld, want hij was hoe dan ook ‘heidens’ in de ogen van mijn vrome moeder.
Helemaal heidens was ‘de kerstman’, dus kwam het Kindje Jezus ons nog enkele versnaperingen brengen als uitloper van Sinterklaas die enkele weken vroeger de korven vol had achtergelaten.

De beelden van de net zo heilige driekoningen met kamelen moesten wachten tot 6 januari eer ze de heilige familie en herders gezelschap mochten houden.
Die regel echter werd door de meisjes, tien jaar jonger dan wij, met de voeten getreden als ze op een stoel voor de kerststal gezeten, lange taferelen opvoerden waarin duidelijk koninklijk gezelschap nodig was.

dyn008_original_451_319_jpeg__d82c0d9b5295b991791dedf70ec8dc57

Mijn moeder droeg haar lange gedicht ‘viaticum’ voor, mijn vader zong ‘ Hoor ik het vloeiend fluitgeschal, over berg en over dal’ (een soort kerstwals waarvan ik graag de woorden zou terugvinden) en op de zwart-wit-televisie werd de Notenkraker opgevoerd.

Een sprookjestijd, hoe dan ook.

dyn004_original_321_404_jpeg__938f87c95d4fc906994441c2b0f0781a

Als ik mijn moeder begon vragen te stellen over de heilige Jozef antwoordde ze dat zoiets een mysterie was, ‘werk van de Heilige Geest’, en op de vraag of ikzelf dan uit ‘een bevlekte ontvangenis’ was ontstaan, en of ik daarom zo’n ovale moedervlek boven mijn navel had, kwam geen antwoord.

Ik zag wel meer producten van ‘bevlekte ontvangenissen’ want mijn moeder was ijveraarster van het werk der wiegevlaggetjes, en moest uit hoofde van die functie de nieuw geborenen aan Maria toewijden.

dyn002_original_422_365_jpeg__60a6705bdc1947e9142dee790c75f6eb

Niet alleen kon je daardoor moeilijk met haar gaan winkelen want om de haverklap werd ze door al die jonge en intussen oudere moeders en omgeving tegengehouden en werd de evolutie van boreling en gezin uitvoerig besproken, maar tevens bleek de voornaamste betrachting van de menselijke soort een actieve voortplanting te zijn en werd de figuur van Maria er des te raadselachtiger door want zij had de Heilige Geest als helper, en in mijn ogen was dat een mister Proper avant la lettre die ervoor zorgde dat Jezus een proper manneke was, want in geen enkele kerststal zag je luiers of producten die daarin werden opgevangen.

De verhalen van de wondere kerstnacht waren voedsel voor mijn heidens kinderhart.
Dieren die konden spreken of met hun hoofd naar het oosten gingen staan, een grote ster boven de grot, koningen die de ster achterna reisden, het meisje met de zwavelstokjes, de wreedheid van Herodes, de herders die bang wegliepen tot de engel zegde dat ze geen schrik moesten hebben, en al de volksverhalen daarrond van mensen die weer konden zien, lammen die weer liepen, en speelgoed dat levend werd, het was inderdaad een tijd van wonderen.

En het idee dat ik ondanks de moedervlek boven mijn navel toch ook nog een gelukkig kind was, drong met de lichtjes en de kaarsen tot diep in mijn jongensziel.


ER IS GEEN BUITEN EN GEEN BINNEN

kindaanraam

 

Het huis wordt bekend.
Het is het huis van de schilder.
Zijn vrouw, moeder.
Zijn kind.

Achter de ramen ligt de grote tuin, een park.
Misschien is het lente terwijl de gordijnen zachtjes wiegen, bewogen door een briesje.

Het kind is bezig.
Haar handwerkje eist haar aandacht op.

De vrouw zit, kijkt naar buiten, leest een brief.
Ze staan vaak met de rug of de flank naar ons gekeerd.
Zij hebben duidelijk hun wereld, wij de onze.

dyn006_original_350_483_jpeg_20344_b10b387e2c35bbca93cdbd5c86cb69ff

We zijn machteloos.
Er is de tijd.
De dwingende tijd.
We zullen hem weldra weer aan de lijve ondervinden als we de laatste seconden van 2008 tellen.
En de kranten melden dat 2009 één seconde langer zal zijn, het is maar dat u geen tijd zou verliezen.
Er is de onmogelijkheid om met elkaar te praten.

De personages zijn intussen voor-ouders geworden, hun aanwezigheid is omgezet in de uitwaaierende genen van nakomelingen terwijl hun woorden en daden bij de uitdeinende kringen op het water horen waarin de schilder een steentje liet vallen toen hij de doeken borstelde.

Toch zijn er de schilderijen.
De hindernissen die ik net opsomde lijken belachelijk bij deze vorm van aanwezigheid.

dyn008_original_451_300_jpeg__90d32c37bf4f2dbcdf9dbf4dfa36c52d

Ja, je bent wel binnen gekomen.
Voorzichtig.
Je gaat op een verre stoel zitten.
Sluit je ogen, je hoort het meisje een liedje zingen terwijl het met haar handwerk bezig is, je hoort het ritselen van de brief die haar moeder leest, de vogels in de tuin want het is vast al de tijd van de merels.
De geur van warme chocolade hangt in de kamer, want als ze haar brief zal dichtplooien neemt ze de kan weer op om kind en moeder een dampend kopje uit te schenken.

dyn001_original_451_420_jpeg__7f999f0e35b3c963bd8bae4d839b43db

Daarna gaat ze aan het werk.
Groenten of aardappelen schillen.
Op het hoge kastje achter haar staat een beeldje tussen porselein, en voor haar de koperen samovar voor een muur waarop het glas van prenten het licht spiegelt.

De muur die binnen en buiten scheidt, die gisteren en morgen deelt, bestaat niet meer.
We zijn bij elkaar.

Al kunnen we elkaar niet aanraken, toch voelen we elkaar.
De schilder heeft plaats voor ons gelaten.
Ruimte.

Het zou kunnen dat bij deze woorden ook al iemand uit 2075 zit te luisteren, de kleinkinderen van het kleinkind bijvoorbeeld.

Bij elke schepping probeer je die ruimte te laten.
Ruimte zoals het licht door de ramen valt.

Het is een mooi idee dat wij de voor-ouders en de na-komelingen in ons korte bestaan meedragen.
Wees daarom niet bang.
We veranderen alleen maar van aanwezigheid.

En de grote tuin is diep.


DE WERELD IS INNIG EN DICHTBIJ

dyn003_original_408_446_jpeg__2c696e086a53609cf36af8495ab72ae6

De Deense schilder Carl Vilhelm Holsoe (1865-1928) liet de camera nog een beetje uitzoemen zodat ook de kijker (ster) mee in beeld komt.
De geheimzinnige tweede kijker, wij dus, zijn een stapje achteruit gegaan, bijna tegen de symbolische muur, alias de lijst-wand, gedrukt en zien zowel de binnenruimte als een fragment van het buitendecor.

dyn003_original_336_447_jpeg__f549af68b9516a7769bfa6a1618439bf

Bij onze vorige bespiegelingen wisten we alleen uit de tekst dat er een raam was, het badkamerraam, en voor de nauwkeurige kijker kon natuurlijk ook het standpunt van de oorspronkelijke kijker duidelijk worden aan de hoogte van het focussen op de tuin.

Mijn ‘denkbeeldigen’ kon ik bij deze foto’ s allerlei opdrachten geven:

-een kleurenkaart ontwerpen waarin de verschillende soorten groen zichtbaar worden, en deze kleuren vervolgens sorteren door ze bij, naast of onder elkaar te plaatsen zodat hun relaties een uitgangspunt voor een compositie worden.

-de ritmes van de verschillende elementen met houtskool weergeven, hun richtingen, hun eigen ritme vergelijken met de andere ritmes en deze vervolgens met de kleuren van de kleurenkaart zichtbaar maken zodat kleur en ritme een wezenlijke kern van de tuin verbeelden.

-die ritmes en/of hun kleuren met stoffen draperen, ze laten dienen voor een jurk, een jas waarin elementen van de wintertuin relaties aangaan met de aard van de stof en haar kleuren, en…het model.

dyn006_original_422_432_jpeg__95fa6afd83a7e10a647b28318572e97d

-met slaginstrumenten de ritmes onderzoeken, bij elkaar plaatsen, ze samenvoegen tot een compositie die zich herhaalt en waarin kleine verschuivingen de verschuivingen van het licht aangeven.

-de kleurenkaart als uitgangspunt nemen voor verschillende tonen op piano, saxofoon enz.
Na de aparte verkenning een samenspel zoeken dat zich ontwikkelt tot een eenvoudige canon waarin de kleuren en de ritmes samenkomen.

dyn006_original_422_354_jpeg__147e0ad52709a8f5ced4de48f13de1ee

Dan hebben we het nog niet gehad over de mogelijkheden van verhalen en poëzie die vanuit deze elementen kunnen ontstaan, net zoals ze in de stilte van Holsoe een aanvang zouden vinden.

Kortom, het is een pleidooi voor innerlijkheid die haar oorsprong of schuilplaats vindt in het nabije, vaak het zogenaamde banale, waaraan we dagelijks achteloos voorbijgaan, waar we geen ‘ziel’ aan toekennen, niet door afwezigheid ervan, maar bij verregaande ongevoeligheid van onze kant.

Ik denk niet alleen aan beeldende, muzikale en literaire kunstenaars maar aan alle mogelijke ‘beschouwers’ die het ‘oculos habent et non videbunt’ uit de psalm (ze hebben ogen maar zien geen steek) door beslommeringen of blind- en doofheid, eelt op de ziel, of haast en spoed op zichzelf kunnen toepassen.

De tijd nemen deze dagen om net zoals Holsoe’ s vrouwen, bij het raam te gaan zitten, en te kijken.
De stilte maakt de binnenkant der dingen zichtbaar.


VANUIT EEN BADKAMERRAAM (2)

dyn002_original_480_360_jpeg_20344_445c95e790609bd6bfed015ccb31234b

Negentien december 2008, negen uur tweeënveertig.
De winterzon zalft de atlasceder.
Het geel van de kwijnende blauwe regen wordt groen alsof het nabije sterven verdrongen is in een bijna kinderlijk geloof in een eeuwige lente.

dyn002_original_480_360_jpeg_20344_16b89a08c98ee991a83e16383fa90e78

In het centrum van de rechtse foto zit er een groene vlek, daar is de giftigaard naar de atlasceder overgesprongen.

dyn004_original_480_360_jpeg__cdc84caa4bd90de6a3d1890988f0a29c

Met zijn trillende uiteinden laat hij zich meewiegen in elk windje zodat de kans op contact groter wordt.
Ik heb het even uitvergroot, dit vervloeien van twee plantenwezens.
Het is geen parasiet, hij wil gewoon klimmen…en zich vasthechten.
De vergeefse pogingen van wel vijftig andere uiteinden die boven het water van de vijver hulpeloos in de lucht op zoek zijn naar steun, neemt hij erbij.

De giftigaard en de heilzame zijn omgeven door taxusbomen.
Zij zijn vanuit het raam in de verte zichtbaar, maar de liguster (nog zo’n heerlijk geurende in de maand juli) verbergt ze.

Taxusbomen, ook giftigaards kunnen met dit vergif ook genezen zoals blijkt uit de inzamelingen van hun groen.

dyn006_original_480_360_jpeg__a8c198dcf21641996e8d8252becda97d

Ligustertoppen in het strijklicht, en vooraan rechts heeft de hedera de uitgeleefde ‘apenschrik’ (tropische den). overwoekerd.
Ook zo’n klimmer, een acteur uit doornroosje denk ik.
Even omkijken en al wat de mens heeft neergepoot is door de hedera ingenomen: deuren en ramen, onzichtbaar geworden, gebouwen worden bergen groen.

Als mens, loslopend en tijdelijk klinkt het gekwek van de kranten en de politici mij veel giftiger in de oren dan de eigenschappen van degenen die vanuit het badkamerraam zichtbaar zijn.

Aangeschoten wild, we zijn er dol op.
Gelukkig kun je de kranten in de kattenbak kwijt.

Het prachtige licht van deze dag baadt ons vol mededogen.


VANUIT EEN BADKAMERRAAM (1)

 

dyn002_original_480_360_jpeg_20344_39a40e65a72598b541849a0be3e54260

Hij is de laatste.

Als hij of zij, de blauwe regen dus, begint te verkleuren en zijn blad te verliezen zijn we in de black midwinter.

Natuurlijk, zijn buur, de atlasceder blijft zijn groene naalden houden, misschien uit heimwee naar zijn oorspronkelijke standplaats in het Atlasgebergte in Noord Afrika.

Terwijl de blauwe zijn stengels en zaden giftig zijn, wordt de Afrikaan ook gebruikt om uit het hout etherische olieën te trekken.

dyn002_original_437_327_jpeg_20344_74377c705518138c3098f8dc051510f2

De olie wordt gewonnen door distillatie met waterdamp van houtschilfers en zaagsel. De lichtbruine, ietwat stroperige olie heeft een houtige, zoetige geur en werd al in het oude Egypte gebruikt bij het balsemen der doden.

De olie was ook een ingrediënt van “mitrhidat“een tegengif wat eeuwenlang werd gebruikt.

Ceder is verwarmend, versterkt het gevoel van eigenwaarde en helpt bij het loslaten van de door de omgeving opgelegde verwachtingspatronen.

De Ceder wordt nooit aangevreten door insecten, daarom is de olie ook een goede insectenverdrijver.

Werkt gunstig bij aandoeningen van de luchtwegen, angst en depressies. Heel fijn in de sauna, eventueel in combinatie met andere oliën.

met dank aan http://www.anthemis.nl/aroma/ceder.htm

De genese van deze bijdrage heeft echter niets te maken met mijn plantkundige of aroma-dwingende kennis.
Die is tot vrijwel nul te herleiden.

Het gaat om de onkunde.
Mijn eigen onkunde.
Om 25 jaar bij de blauwe en die uit Noord Afrika te wonen en te werken, en pas nu door te dringen tot hun afkomst en ‘mogelijkheden’, nog gezwegen van de genietingen en geuren en hun onhebbelijkheden vijver en dakgoten met blad en naaldenmassa’s te ‘gedenken’.

dyn008_original_451_371_jpeg__97ba39bc211356624f73cfc7a4264932

Maar dat de gifboom en de tegengif-ceder zo broederlijk bij elkaar staan, en dat van in 1933, een niet al te best politiek jaar in de wereldgeschiedenis, mag toeval zijn, maar hun aanwezigheid krijgt er een dimensie bij die mijn blik vanuit het badkamerraam liefelijker en nederiger maakt als ik naar hen kijk als bijna vanzelfsprekende decorstukken, mijn ‘eigendom’ zelfs, die bij het huis en de tuin horen, denken wij, of horen wij bij hen?

Ze leven.
Ze overleven ons.

Het begrip eigendom kun je klasseren bij diezelfde onkunde.
We mogen een tijdje van hen genieten.
Ze hebben de tweede wereldoorlog meegemaakt, hoorden de snikken en kreten van de patienten die achter het andere raam tandheelkundig werden bewerkt en vragen zich af of dat ene kleine meisje van toen (1983) bijna vanzelfsprekend is overgegaan in het kleine meisje van nu.
Zij was toen tien, en het meisje van het meisje wordt 9 in 2009.

Ze zijn zit-woon- en broedplaats voor de talrijke vogels die vanuit hun veilige standplaats letterlijk en figuurlijk neerkijken op de net zo talrijke katten, deze ambivalente wezens die tederheid en giftigheid in hun onweerstaanbare blik verenigen.

Vanuit het badkamerraam gezien begin ik te begrijpen dat ze zoals de menselijke loslopende klim- en slingerplanten, ademen.
Ze zijn ontvankelijk voor bespiegelingen.
Ze zullen op hun manier glimlachen als wij in deze tijd van het jaar bomen met lichtjes en glinsterdinges decoreren .


WALG EN PROJECTIE NAAR BUITEN

Zonder walging kun je een kind niet opvoeden.
Wel kunnen de ouders en de samenleving een grote invloed uitoefenen op de intensiteit en de uitingsvormen ervan.

Zo ontstaat er een nieuwe bron van conflicten in het leven van het kind, want nu wordt het eigen lichaam een probleem omdat het de bron is van vieze substanties.
Het leert tot op zekere hoogte zich op een of andere manier af te schermen van dat verval en die viezigheid in zichzelf en krijgt daardoor een ander zelfbeeld.

Een algemeen gangbare reactie op dit gevoel dat je zelf walgelijk bent, is dat die afkeer naar buiten wordt geprojecteerd.
Dan ben jijzelf niet meer degene die walgelijk en smerig is, maar vind je een andere groep mensen walgelijk en smerig, een potentiële bron van verontreiniging die je mogelijk op een afstand kunt houden.

Vrouwenhaat, antisemitisme, afkeer van vreemdelingen, homofobie zijn duidelijke voorbeelden van zo’n projectie.

Eens een kind ouder wordt maakt het zelf anderen die ‘anders’ zijn mikpunt van walg en afkeer.
‘Jij hebt luizen!’ is zo’n kreet .

De groep die er niet bij hoort fungeert voor de groep die er wel bijhoort als een geruststelling dat zij zelf lang niet zo walgelijk (vies, smerig, verrot) zijn.

‘Evenals bij primitieve schaamte kleurt deze ambivalentie tegenover ons lichaam, tegenover de hulpeloosheid en het verband met sterfelijkheid en verval ervan, bij walging de emoties in het zich ontwikkelende sociale leven van het kind, waarmee de kiem gelegd wordt voor een aantal hardnekkige morele en sociale problemen.’

De jaloezie op de schoonheid van het nieuwe vervangen door de tederheid voor het schone en het nieuwe, het kalos kai agathos, met de deemoed en het ware mede-lijden als instrument, het zijn inderdaad belangrijke stappen naar een menselijker samenleving.

Kijk ik naar de de ouderdom en zijn gevolgen voor het menselijk lichaam, het denken en voelen, zie ik reportages waarin zichtbaar wordt hoe wij daarmee omgaan, dan hoor ik altijd de stemmetjes van kinderen die de school verlaten, terwijl ik naar de bevende handen kijk, de schuifelende voeten, de trage geest, de verdwaalde ziel.

In ieder van van de mensen op de grens van het leven is nog altijd dat kind zichtbaar, het kind dat we in deze donkere dagen weer eens in een stalletje laten geboren worden.

De rol van ezel is mij op het lijf geschreven.


PSYCHOLOGISCHE BESMETTING

 

Een belangrijk kenmerk van walging is de gedachte van ‘psychologische besmetting’.
De grondgedachte hierbij is dat door een contact in het verleden tussen een onschuldige stof en een walgelijke stof ook de aanvankelijk aanvaardbare stof wordt afgewezen.

Rozin sorteert dergelijke besmetting in zijn ‘wetten van sympatische magie’.
Een van die wetten is de wet van besmettelijkheid: dingen die met elkaar in contact zijn geweest blijven daarna voortdurend op elkaar inwerken.
Als er ooit een kakkerlak in je glas appelsap is terecht gekomen, drink je daarna geen appelsap meer.

Een tweede wet is de wet van overeenkomst: als twee dingen op elkaar lijken, neemt men aan dat iets wat met het ene gebeurt (het verontreinigt bv.) ook het andere beïnvloedt.Chocolademouse in de vorm van een hondendrol wordt afgewezen, ook al weten de proefpersonen dat het chocolade is.
Proefpersonen weigeren soep te eten die in een (gesteriliseerde) po wordt opgediend of soep die met een (gesteriliseerde) vliegenmepper geroerd is.

‘Op een bepaald niveau zijn dit irrationele reacties, die een fout laten zien die veel emoties ontsiert.
Het lijkt alsof het object wordt vereenzelvigd met een verkeerde generalisatie en daardoor aan objecten wordt gekoppeld waarvan het op belangrijke punten verschilt.’

Toch is deze irrationaliteit in twee punten heel functioneel.
Evolutionair was een sterke generalisatie van objecten die je diende te mijden heel nuttig om onze voorouders bij gevaarlijke dingen vandaan te houden.
In dat verband citeert Nussbaum Nietzsche die beweerde dat een soort die sterke generalisaties afwijst en elk afzonderlijk object eerst nauwgezet onderzoekt voordat tot generalisatie wordt overgegaan, waarschijnlijk al heel snel zal uitsterven.

dyn007_original_408_544_jpeg__7c6a2e60be84be6f91c85606d71d1a4d

In hedendaagse termen lijkt het de functie van dit vastbesloten, al te algemeen afstand houden van alles wat walgelijk is, het zelf bevestigt in zijn eigen betrouwbaarheid en macht.

‘Daardoor strekt walging zich vaak zonder onderscheid uit tot andere mensen en groepen, zoals we zullen zien.’

dyn003_original_437_290_jpeg__20edc0e31bb23963ddc8b5a3866ea7ec

Bij kinderen onder de drie jaar schijnt walging nog afwezig te zijn.
Het wordt aangeleerd door ouders en samenleving.
(menigeen maakte zijn eerste creatieve wandschilderingen met eigen uitwerpselen zonder op te veel goedkeuring van ‘de verzorgers’ te moeten rekenen!)

Dat wil niet zeggen dat er geen evolutionaire oorsprong is.
Immers veel kenmerken die op aangeboren eigenschappen zijn gebasserd hebben tijd nodig om tot wasdom te komen.

Het toont echter wel aan dat sociaal onderricht evenals bij taal in het geval van walging een grote invloed heeft op de vorm die deze aangeboren eigenschappen krijgen.

Meestal begint dat onderricht met zindelijkheidstraining en pas veel later komen er vastomlijnde opvattingen over indirecte en psychologische besmetting.Hierbij spelen zowel ouders als samenleving een rol.

‘De niveau’s van walging van kinderen correleren sterk met die van hun ouders en de objecten van walging verschillen aanzienlijk in verschillende culturen.’

Rozin beweert dat walging een bijzonder krachtig middel is tot sociaal onderricht.
Door kinderen te leren wat walging is en wat de objecten daarvan zijn, brengen samenlevingen in wezen een houding over tegenover dierlijkheid en sterfelijkheid en tegenover de verwante aspecten van geslachtelijkheid en seksualiteit.


WALG ALS GRENS

 

dyn001_original_336_444_jpeg_20344_42822594f2504d762c426de927f4e3be

De grenzen van het lichaam: walging richt zich op het vooruitzicht dat je een problematische substantie binnenkrijgt.
Voor de meeste mensen is de mond een bijzonder geladen grens.
Onze eigen lichaamsprodukten vinden we niet walgelijk zolang ze binnen ons eigen lichaam zitten, maar zodra ze eruit komen, vinden we ze vies.

dyn001_original_379_379_jpeg_20344_2d97a710b2e25fb8cc4b8c1d6d98b487

Zo vinden de meeste mensen het vies om uit een glas te drinken waarin ze zelf gespuugd hebben, al hebben ze geen probleem met het speeksel in hun mond.

‘De door bijgedachten gekleurde inhoud van walging is dat je zelf minderwaardig wordt of besmet raakt als je van afstotelijk geachte substantie eet.’

Je bent wat je eet.
Objecten van walging lopen sterk uiteen, maar Rozin heeft in experimenten vastgesteld dat al die objecten dieren of dierelijke producten betreffen of objecten die in contact zijn geweest met dieren of dierlijke producten. Een belangrijke bron is contact met ‘mensen die men niet mag of die onsmakelijk worden gevonden’.

Zo is het moeilijk te verklaren waarom we plantaardige producten niet walgelijk vinden (tenzij ze verrot of beschimmeld zijn) maar onderzoek wijst uit dat de achterliggende gedachte te maken heeft met het belang een duidelijke grens te trekken tussen onszelf en niet-menselijke dieren of met onze eigen dierlijkheid.

dyn008_original_480_360_jpeg__435a0dc12c962ca42030fe8339fafe0b

Tranen zijn dan ook het enige menselijke uitscheidingsproduct dat niet walgelijk wordt gevonden, waarschijnlijk omdat we ze exclusief menselijk beschouwen, maar ontlasting, snot, sperma en andere dierlijke afscheidingsproducten vinden we wel vies.

Eten we bijvoorbeeld vlees dan verhullen we de dierlijke oorsprong: we halen de huid eraf, de kop en snijden het vlees in kleine stukjes.

Rozin komt tot de voorlopige conclusie dat de kerngedachte bij walging de overtuiging is dat als we dierlijkheid van dierlijke afscheidingen binnenkrijgen, we zelf tot de status van dier worden teruggebracht.
Nussbaum breidt de conclusie uit dat we ook met walging reageren op dingen die bedorven zijn en rotten, omdat we dan zelf sterfelijk en rottend worden als we het zouden eten.

Je moet die ‘sterfelijkheid’ er zeker bijnemen want sommige aspecten van de dierlijkheid zoals kracht en behendigheid vinden we niet walgelijk.

‘De producten die we walgelijk vinden zijn producten die we in verband brengen met het feit dat we zelf in verval kunnen raken en een afvalproduct worden.
Daarom is het in alle culturen een kenmerk van menselijke waardigheid dat je je kunt wassen en je ontlasting kunt opruimen.’

Rozin wijst trouwens op omstandigheden in concentratiekampen en gevangenissen waarin mensen die dit niet kunnen doen door anderen al snel gezien worden als minder menselijk en daarom gemakkelijker te martelen en te doden zijn.
Het zijn dieren geworden.


SCHAAMTE EN WALG: TOT AAN DE GRENZEN VAN HET LICHAAM

Verschil in schaamte kan onderandere ontstaan doordat culturen verschillende idealen opleggen aan verschillende kinderen, zegt Martha Nussbaum.
In sommige culturen wordt bijvoorbeeld van jongens eerder verwacht dat ze een volmaakte beheersing tonen dan meisjes- en waarvan we de gevolgen bij patiënt B hebben gezien.

Elders worden kleine jongetjes misschien aangemoedigd om te spelen en de omgeving te verkennen terwijl kleine meisjes als toekomstige bruiden worden behandeld en een zorgvuldig bewaakt leven binnenshuis leiden.

Moraalridders en andere zichzelf lovende conservatieven zullen de zogenaamde ‘zedenverwildering’ aangrijpen om de schaamte weer uit het historisch hok te halen en deze als bescherming van ‘waarden’ en ‘normen’ op de piedestal van de vijftiger jaren terugzetten.

Door het feit dat hun redeneringen vlug impact hebben op de angstige mensen, en naar onderzoek blijkt, hoort daar een grote groep van de bevolking bij, lijkt het alsof deze schaamte is aangeboren en een waarborg voor een ordentelijk en psychisch gezond leven zal bieden.

Zo kun je mensen ook dwingen tot het herroepen van eerder gedrag omdat intussen de klok met een stevig zwengeltje is teruggezet wat lichamelijkheid betreft want niemand wil uithuizig zijn onder de nieuwe orde van zogenaamd fatsoen en morele bezorgdheid.

Het viel prof. Van Reen, psychiater, al op dat ons heel wat psychische schade wordt aangepraat, een artikel dat je kunt lezen in onze verzamelblog ‘Stemmen in het Woud’.
Het feit dat dit zo makkelijk kan heeft alles met ‘schaamte’ te maken.

dyn004_original_400_316_jpeg__f72637c9eb254c732aa56f53ad36a3d8

Voor anderen het doen laat ik Nussbaum mezelf corrigeren:

‘Tot nu toe hebben we gezien hoe emoties – niet in de vorm van de formele aanvaarding van proposities, maar als rudimentaire cognitieve inschattingen – ontstaan vanuit het zich ontwikkelende besef van het kleine kind dat het goede onzeker is en hijzelf niet almachtig.
Nu zal ik laten zien dat de aldus ontstane emoties essentieel zijn voor de ontwikkeling van moraal en zelfbesef, dat ze in het morele leven problemen opleveren, maar ook belangrijke hulpbronnen zijn zonder welke de moraal ingrijpend tekort zou schieten.

Vanuit die redenering stapt ze over naar een emotie die duidelijk in de lijn ligt van de primitieve schaamte: walging.
‘Walging en de grenzen van het lichaam,” noemt ze haar hoofdstuk.

Walging komt later dan de primitieve schaamte. Ze lijkt bij kinderen afwezig tot de zindelijkheidstraining.

‘Walging blijkt een sterk lichamelijk gerichte emotie te zijn. Ze behelst sterke fysieke prikkels die vaak duidelijk fysieke kenmerken hebben. De klassieke uiting ervan is braken.’

dyn007_original_372_450_jpeg__2236392c548222bf271825430997840a

Natuurlijk betwist een onderzoeker als Rozin de achterliggende evolutionaire grondslag van walging niet, maar hij toont aan dat walging zowel verchilt van iets vies vinden, een negatieve reactie die zintuiglijk wordt opgeroepen, als van (een gevoel van) gevaar, waarbij de afwijzing voortkomt uit het voorzien van de schadelijke gevolgen.

Walging is niet eenvoudig afkeer, want afhankelijk van het subject kan eenzelfde geur verschillende reacties van walging oproepen.
Een klassiek voorbeeld: twee flesjes, allebei met ontlasting gevuld. Van het ene wordt gezegd dat het kaas bevat, van het andere dat de inhoud uit ontlasting bestaat. (de echte geuren zijn makkelijk door elkaar te halen)

Mensen die denken dat ze kaas ruiken vinden die geur meestal lekker, mensen die denken ontlasting te ruiken vinden die geur afstotend en onaangenaam.

‘De hedonistische waarde wordt voornamelijk bepaald door de opvatting die de proefpersoon over het object heeft en minder door de zintuigelijke kenmerken van het object.’

Over het algemeen komt walging voornamelijk voort uit opvattingen over de aard en de oorsprong van een voorwerp en de sociale achtergrond ervan.
Zelfs als proefpersonen ervan overtuigd zijn dat gemalen gedroogde kakkerlakken naar suiker smaken, weigeren ze om ze te eten en anders zeggen ze dat het afschuwelijk smaakt.

Dat heeft nogal wat konsekwenties, ook in ons gedrag tegenover mensen.We zullen het over dat proces uitvoeriger hebben in een volgende aflevering, na een koud weekend waarin we in onze knusse gedachten zelf kunnen onderzoeken wat ons beschaamd maakt en wat onze walg opwekt.


PRIMITIEVE SCHAAMTE

adameva

metzak

Een belangrijke opmerking maakt Nussbaum over het feit dat voor schaamte een tekort aan zelfrespect geen vereiste is.
In wezen is voor schaamte als noodzakelijke achtergrond juist zelfrespect vereist.
Alleen als je denkt dat je waardevol of zelfs volmaakt bent, deins je terug voor de tekens van je eigen waardeloosheid of onvolmaaktheid en verberg je die.

‘Omdat alle kleine kinderen een gevoel van almacht hebben, ervaren alle kinderen schaamte als ze hun eigen onvolmaaktheid beseffen.
Dit is een universele ervaring die de achtergrond is van het bijbelse verhaal van schaamte voor onze naaktheid.’

Een goede ontwikkeling maakt het echter mogelijk die almacht geleidelijk los te laten ten gunste van vertrouwen.
Dan leert het kind dat het zich niet hoeft te schamen voor zijn behoeftigheid en dat het kan creatief kan genieten van het subtiele samenspel tussen twee onvolmaakte wezens.

metpaardTerugkerend naar onze patiënt B. begrijpen we nu beter zijn uitspraak ‘Onvolmaakt zijn, betekent voor mij afgewezen worden.’
Als hij huilde, als hij aangaf dat hij honger had waren dat tekens van zijn menselijke naaktheid, die in de ogen van zijn moeder evenzoveel tekens van waardeloosheid waren.
‘Er is maar één manier om iets te bereiken,’ concludeert hij, ‘ en dat is door volmaakt te zijn.’

Uit schaamte verstopt het echte, kwetsbare ‘zelf’ zich en treedt het robotachtige, niet authentieke ‘valse zelf’ zich naar voren.

Primitieve schaamte over je eigen zwakheid is waarschijnlijk een elementair kenmerk van ons emotionele leven.

‘Een ouder die ervan geniet een kind te hebben dat kind is en die in die wisselwerking laat zien dat het goed is om menselijk te zijn, vergemakkelijkt echter het omgaan met de ambivalentie in latere objectrelaties.’

Natuurlijk heeft schaamte allerlei uitingsvormen.
Een ideaalbeeld waaraan je je spiegelt kan altijd tot schaamte leiden.
Wat Nussbaum ‘primitieve schaamte’ noemt is een vorm van schaamte die nauw verband houdt met het narcisme of kinderlijke almacht.

Wij zullen waarschijnlijk allemaal deze schaamte in een of andere vorm ervaren.
Ze wordt zeker hernieuwd en versrterkt door het besef van je eigen sterfelijkheid.
Morrison brengt het mooi onder woorden:
‘Zo inspireren schaamte en narcisme elkaar, wanneer het zelf eerst wordt ervaren als iets wat alleen afzonderlijk en klein is, en vervolgens als iets groots, dat streeft naar volmaaktheid en hereniging met het ideaal.’

Het is uiteraard makkelijk de schaamte ook als wapen te gebruiken.
Mensen beschaamd maken is een effectief middel om ze te overheersen.


VROEGE EMOTIES (3)

bolleke

hoekige

‘Het vermogen van ouders (of andere verzorgers) om aan de almacht van het kind tegemoet te komen met een voldoende attente, stabiele zorg schept een kader waarin vertrouwen en onderlinge afhankelijkheid geleidelijk kunnen groeien.
Het kind zal zijn almacht, zijn eis om voortdurend verzorgd te worden, geleidelijk loslaten, zodra het begrijpt (ervaart) dat anderen te vertrouwen zijn en het niet volkomen hulpeloos zullen achterlaten.’

Martha Nussbaum refereert naar de ambivalentiecrisis waarin dit vroege kader van stabiliteit en continuïteit een waardevolle steun zal zijn.
Dus zal aan de andere kant een kind dat onvoldoende stabiel vasthouden ervaart of bij wie het vasthouden op een buitengewoon overheersende of opdringerige manier gebeurt, zonder enige ruimte om er van los te komen en een vertrouwensrelatie op te bouwen, zich ook in zijn latere leven aan zijn eigen almacht vastklampen.

Winnicott gaf in Holding and Interpretation daarvan een uitgebreid voorbeeld.
Ik probeer die lange analyse samen te vatten omdat ze aantoont dat overdadige ‘zorg’ net zo’n schade kan toebrengen als verwaarlozing.

Winnicott noemt zijn patient B, een jonge mannelijke student medicijnen die leed onder zijn overmogen om spontaan te zijn of persoonlijke gedachten te uiten. In het gezelschap van anderen zou hij nooit een gesprek beginnen of voorstellen om iets te doen zodat iedereen hem tamelijk saai vond.
Je zou hem ‘versteend’ kunnen noemen, een doodse persona die probeerde zijn almacht over zijn innerlijke wereld te behouden door voortdurend te waken over zijn taal en gedachten.

Tijdens de analyse bleek dat B. tijdens zijn jeugd had geleden onder de overbezorgde, kille ouderlijke zorg.
Zijn moeder eiste volmaaktheid van zichzelf en interpreteerde elke behoefte waarvan de baby uiting gaf als een signaal dat ze de gewenste perfectie niet had bereikt.
In feite komt het erop neer dat zij door haar houding haar kind belet om een ‘behoeftig’ kind te zijn.

dyn001_original_451_339_jpeg__01a95d43cd735c98ccf520b52c181db9

‘Omdat zijn moeder volmaaktheid nastreefde (wat door hem werd ervaren om zich roerloos tge houden en zelfs dood te zijn) kon hij zichzelf niet toestaan om van iemand afhankelijk te zijn of iemand te vertrouwen.
‘Onvolmaakt zijn betekent voor mij afgewezen worden,’ zei hij tegen Winnicott. ‘Ik ben nooit volledig mens geworden. Dat heb ik gemist.’
Elk teken van menselijkheid werd afgewezen door zijn moeder, die door haar eigen vrees alleen kon blij zijn met een rustige, volmaakte baby.

Op de achtergrond van dit slechte ‘vasthouden heb je het gevoel van ‘eindeloos vallen’.
Dat gevoel leidt tot een bijzonder intense woede en een bezitterig liefde die geen menselijke realiteit verdraagt.
Daardoor is ook het spel van verwondering en nieuwsgierigheid stil gezet.
De creativiteit die in een context van vertrouwen envasthouden groeit, is nooit tot ontwikkeling gekomen en daardoor ontstaat er een star, kil mens.

De subtiele wisselwerking tussen moeder en kind zorgt voor het vermogen om persoonlijke relaties te kunnen aangaan.

Liefde, concludeert Winnicott betekent veel dingen, ‘maar de ervaring van subtiel samenspel moet er een onderdeel van zijn. Je zou kunnen zeggen dat je hierin het geven en ontvangen van liefde ervaart.’

Een andere primitieve emotie die het bestaan van deze patiënt overheerste: de emotie schaamte voor zijn eigen menselijkheid.

Alle kinderlijke almacht is gekoppeld aan hulpeloosheid.
Als een kind beseft dat het van anderen afhankelijk is, dan valt ook te verwachten dat dit tot een primitieve, rudimentaire schaamte leidt.

‘Bij schaamte speelt immers het besef dat je zwak bent en op een of andere manier tekort schiet in iets waarvan je dacht dat je het kon.
Reflexmatig wil je dat dan voor iedereen verbergen.

Over die primitieve schaamte zullen we in volgende afleveringen verder spreken, want waarschijnlijk is zij de basis voor veel ongenoemd leed en onvermogen.