MOTOR MET ZIJSPAN

dyn006_original_350_532_jpeg_20344_efbd05986cc94b9430bded266ed18cce

Waar grootoom Jacob het felle motorspan vandaan haalde, is tot op de dag van vandaag een geheim gebleven.
Een van mijn talrijke ooms, oom Lion zie je op de foto hierboven, met voor hem zijn vrolijke zoon Andrej en in het zijspan zijn avontuurlijke moeder Julia.
Het lijkt wel of ze door de deur van de studio zijn binnengereden, of komen ze uit het geschilderde bos?

dyn006_original_350_544_jpeg_20344_1aed548751596edc0caaf1055611e5ab

Hierboven zie je Jacobs’ ouders op het stel.
Je zou hen niet dadelijk op een dergelijk span verwachten want ze hadden de naam en de faam de meest zachtzinnige mensen te zijn voor wie een onvertogen woord slapeloze nachten zou betekenen.

Was het nu omdat het zijn eigen ouders waren, of wegens de drukte, hun foto getuigt niet van enige cadreringskunst want bijna is moeder Jacob uit beeld verdwenen terwijl er aan de andere kant dwaze ruimte te over is.
Het zou natuurlijk kunnen dat Jacob de deur uit beeld wilde houden, eerlijk is eerlijk, want voor Jacob was de werkelijkheid meer waard dan de esthetica, dat zie je aan het motorspan.

Voor de kleine Andrej zal het leven op de motor bittere ernst worden al is hem dat hier nog niet aan te zien.
Hier wil hij na het maken van de foto onmiddellijk de wijde wereld intrekken, kijk naar zijn lachend gezicht, naar zijn ‘goesting’ om op avontuur te gaan terwijl Jacobs’ ouders met een minzame glimlach aan Jacobs aanmoediging hebben toegegeven.

Dat oom Lion weldra ander vrouwelijk gezelschap dan zijn moeder in het span zou meenemen zal niemand verbazen als je hem ziet zitten, de flierefluiter met pet, de man die nooit zacht sprak maar het leven luid verwelkomde.

Na de Russen kwamen de Duitsers.
Verwelkomd als bevrijders.
Hun koeriers reden ook met snelle motoren door de straten.
Een van die intussen grotere jongens was Andrej.
Ze vonden hem naast zo’n mooie motor, ver van de Boulevard Raina, 13.

De belangrijke documenten waren uit zijn tas verdwenen. Partizanen.
Met Lion als kapitein.

Kijk nu nog eens naar de foto, en hoe zijn hand op de schouder van de jongen ligt.
Achter hen het bos.


Enkele dagen naar het landhuis waar de traagheid in het landschap zichtbaar is.
Volgende maandag schrijf ik je weer.


DE WONDERE KOE VAN GROOTOOM JOZEF

0

Over grootoom Jozef zijn verhalen in omloop waarvan het waarheidsgehalte niet te achterhalen is, maar een goed verhaal leeft van geloofwaardigheid,en zoals dat met geloof gaat is waarheid wel het laatste van zijn bekommernissen.

Jozef had één koe.
Zijn landbouwaspiraties, als hij die al ooit zou gehad hebben, zouden nu met ‘zelf-bedruiping’ gecatalogiseerd worden, en dit mooie woord had bij hem zowel op het levensonderhoud als op het zichzelf toedienen van sterke en andere dranken te maken.

Zijn zakelijke inzichten echter zullen zeker nu, in crisistijd, de kenners aanspreken.
Bij zijn melkbedeling immers schakelde hij zoveel mogelijk tussenpersonen en tussenmaterialen uit.
De melk werd rechtstreeks thuis geleverd, en rechtstreeks moet je hier letterlijk begrijpen: de koe, voorzien van bellen om haar aanwezigheid duidelijk te maken, kwam aan huis waarbij de consument zelf zijn nodige hoeveelheid verse melk uit de spenen in de pint of pot trok.

Omdat Jozef wel eens in de afspanning ‘De Bruine Suiker’ bleef hangen, besloot de koe op een dag, ook zonder begeleider de tocht verder te zetten.
Ze kende het parcours.
Haar bellen lokten de klanten naar buiten, en tot hun grote verbazing bleef de melkboer zelf onzichtbaar.
Deze ver doorgedreven vorm van zelfbediening bracht grootoom Jozef op het idee om de volgende dagen zijn koe-het dier werd met de naam ‘de 12 apostelen’ aangesproken- om dus zijn 12 apostelen nog maar eens alleen op pad te sturen, en zaterdags zelf de gemaakte schulden te gaan innen.

dyn007_original_321_495_jpeg__e6d43e5e7ffce094d001ef281990ee78

Sommigen beweren dat grootoom Jozef ooit van een geestelijke roeping had gedroomd, maar bij tekort aan gelden of door de vinger gods naar het eenvoudige boerenbestaan was verwezen.
De naam van de koe wees wel in die religieuze richting maar de momenten waarop de 12 apostelen op de wei of in het stalletje verbleef, bracht deze ‘ooit-geroepene’ vooral in vrouwelijk gezelschap door die, naar men zegt, vooral voor de verhalen zijn bed deelden want voor zijn wilde baard en eeuwige dranklucht was meer en beter gezelschap te vinden, zei men.

De foto van eerwaarde Petrov boven zijn ruim uitgemeten sponde heeft waarschijnlijk dit verhaal mee de wereld ingeholpen, zoals immers beweerd werd dat de genaamde Petrov niet alleen de ‘geestelijke’ vader van grootoom Jozef zou geweest zijn.

Het duurde dan ook niet lang of werden wondere genezingen gemeld, krachten die men had opgedaan door het drinken van de melk van de 12 apostelen.

dyn005_original_466_297_jpeg__eb05c6bc8ac748c29c81b950c8852c91

Deze wonderbare gebeurtenissen rond de wonderlijke koe zorgden voor een spectaculaire stijging van de melkprijs.
In een vrij nuchtere bui besloot grootoom Jozef met het verdiende geld (er kwamen mensen uit Riga, ja zelfs uit Sint Petersburg voor de melk van de 12 apostelen) een eigen kaasmakerij te beginnen.
Hij kocht bij de plaatselijke boeren de melk op, mengde ze met de melk van zijn 12 apostelen (verhouding 1/100) en begon een handeltje in genezende kaas, een bezigheid die al vlug zo’n twintig mensen te werk stelde.

Ondanks de 12-apostelen-kaas bleef de wonderlijke koe elke morgen haar ronde doen.
Een nieuw traject naar de stadswijken was haar niet aan te leren zodat de menigte klanten zich verzamelde bij haar vroegere stopplaatsen en er bij lot vijf gelukkigen werden aangewezen om zich te mogen bedienen met deze heilzame drank terwijl de anderen naar de kaasmakerij werden geleid om daar een voorraadje in te slaan.

dyn005_original_466_284_jpeg__d23de90b308c88cf920bb75a62279b81

Om de toekomst te verzekeren werd in Rusland een kostbare stier uit de keizerlijke stallen uitgezocht en voor de verkoop nog eens nagemeten zodat de nakomeling van de 12 apostelen naast het wonderlijke ook de beste melk zou leveren.

Maar de twaalf apostelen liet zich niet bespringen.
Ze verdween al bellend uit het gezicht en begon aan haar dagelijkse rondgang terwijl de verbaasde mannelijke component door grootoom Jozef werd gesust.

Te oud, te heilig, of gewoon geen zin in al dat mannelijk gedoe, het zal een raadsel blijven.
Net voor de oorlog beweerde Jozef dat de twaalf apostelen wonderlijk ten hemel was opgenomen.
In een krans van boter, melk en kaas was zij verdwenen boven de houtzagerij terwijl ze zei dat ze weldra een vervangster zou sturen.

De oorlog kwam nog voor de vervangster, en later werd de kaasmakerij in ‘vreugde voor het volk’ herdoopt.
Grootoom Jozef is na de oorlog in Parijs teruggezien, zegt men.
In goed gezondheid, en in vrouwelijk gezelschap.


DE HONDEN, DE KINDEREN EN GROOTTANTE ERIKA

 

dyn006_original_321_496_jpeg_20344_216f743058184d3ddfff547db2714a91

De foto van achterneef Viktor hierboven gaat aan die van groottante Erika vooraf.
‘Fotografen in Riga denken dat ze uit Sint Petersburg komen, beweerde Erika, maar voor een portret met hond betaal je je blauw, of in het slechtste geval willen ze je een opgezet beest aansmeren.’

dyn006_original_321_503_jpeg_20344_dc9b13dfd4598a1c6abd3ee7291edd18

Als je de kleine Viktor met Sashai bekijkt, begin je de fotografen uit Riga te begrijpen.
Hirchikovski’s studio aan het Majorenhof krijg je gelukkig niet in beeld, want na enkele pogingen waarbij Sashai tot aan het grote moment met stukjes koek werd koest gehouden , ging hij hartstochtelijk janken om nog zo’n stukje zoet te krijgen.

Toen de vindingrijke portrettenmaker achter de camera het dier met een opgezette duif trachtte te kalmeren, vloog Sashai van zijn plaats en met een fikse sprong beet hij eerst in de hand die de duif vasthield en daarna rukte hij de opgezette vogel aan flarden, waarna het nabije been van de fotograaf het moest ontgelden.
Die stootte vervolgens een aantal hulpstukken om, kon nog net de camera redden door zijn uitgeleefd lijf als kussen te presenteren waarna een zoektocht begon naar de geschrokken Sashai die zich onder het omgevallen lentedecor-met-beek had verborgen.

Bekijk nu de muilkorf en de stevige verborgen hand van Victor en breng zijn gezichtsuitdrukking (en houding van zijn vrije hand) in verband met wat ik je net vertelde.

‘Bij zo’n dierenbeul zetten we geen voet meer binnen,’ riep Erika toen ze het relaas hoorde terwijl ze de ‘arme’ Sashai onder de vernederde muil streelde.

Twee weken later verdween Sashai, en was het de grijns van buurman Vilis die meermaals geklaagd had over de nachtelijke concerten van Sashai -er zit iets van een wolf in hem, of moeten we de natuur verloochenen terwille van een verlopen violist, uitspraak van Janis, de toenmalige beminde mijner groottante- of de plotse opgewekte bui van postbode Anton die meermaals voor het behoud van zijn vestimentaire waardigheid moest hollen, Erika was overtuigd van een complot, een samenzwering, een aanslag op het leven van de wakkere Sashai.

dyn010_original_321_517_jpeg__c238b6e84a2a60d752aa87df7cd485b7

Slechts toen neef Max van de Hurwitzen (in feite een verbastering van Horwitz) bij Sekovski de foto met zijn bewegelijke hond Taurus had laten maken, besloot groottante Erika haar nieuwe aanwist ‘Verdi’, een brave en tamme collie die inderdaad gek was op melodieën van de gelijknamige componist, te vereeuwigen, en dat in gezelschap van haar kroost, met uitzondering van Viktor die niet erg op de nieuwe (te tamme) hond gesteld was.

dyn010_original_538_331_jpeg__2b4743285ab639033aaaf6c672dc2b9b

De aandachtige toeschouwer zal vlug bemerken dat er met Verdi niets aan de hand is.
Hij wordt vriendelijk door de oudste schoonheid Livija in bedwang gehouden terwijl Erika al de moeite van de wereld had om de tweeling wiens voornamen mij ontgaan, ter plekke te houden.

Ik kan begrijpen dat ik op sommige cartes de visite of kabinetfoto’s onderaan de vermelding ‘gespecialiseerd in kinderfotografie’ zie staan, terwijl nergens iets over honden staat geschreven.

Toen de Goldblats later hun familiefoto met hond opstuurden, genomen in de vrije natuur door de begaafde vriend des huizes Behr Schwartz, schudde mijn groottante haar hoofd.
‘Dat beetje waardigheid dat zelfs arme mensen siert moet je niet te grabbel gooien. Ze hadden net zo goed voor het huis van de Jankewitzen kunnen poseren. Maar neen, het moest zo nodig in de eigen rommelige achtertuin.’

Over de hond zweeg ze.
Ze zocht tussen de grammofoonplaten naar het slavenkoor, terwijl Verdi zich languit op het dure tapijt legde.
Va pensiero.


DE VERBORGEN LEVENS

dyn008_original_350_543_jpeg_20344_496beadc9b15864adabd47444ba30a1a

Lieve Vriendin,

Je schreef me over je familiedocumentatie, hoe je geduldig van in de 19de eeuw naar de geschiedenis van je familie op zoek was, en je je bevindingen bewaart, als erfenis voor je neven en nichten, voor al degenen die na ons zijn en zullen komen, om een koninklijk besluit te citeren.

Je had het ook over de vele ‘verborgen’ levens, levens van mensen die nog met naam in je agenda’s van jaren geleden staan, maar waar je bij die naam geen gezicht, laat staan een geschiedenis kunt bedenken.

dyn008_original_350_541_jpeg_20344_0888b5f5fe70f8cfc2e7461e8f8e8259

De genetische optelsommen (alhoewel er ook delingen en vermenigvuldigingen bij zijn betrokken, en schamper gezegd ook aftrekkingen wellicht; laat de menigte in de handen klappen rond de sympathieke televisiepresentator), kortom al wat wij als personen aan ‘voorafgaanden’ culmineren vormt samen met onze ervaringen de persoon die wij zijn.

Je zou ons bestaan als voorafgaanden op doorreis kunnen betitelen, als een soort autobus met opstapje en waarin de ‘nieuwe’ chauffeur vooraan het waanidee heeft dat hij de reizigers naar een bepaalde bestemming moet brengen terwijl hij echter langzaam een deel wordt van de passagiers zodat de plaats van bestuurder weer vrijkomt voor de volgende opstapper (ster).

Wel, dat is bij mij grondig mislukt.
Ik heb niet de illussie dat ik de passagiers op mijn bus ergens naar toe kan brengen, we bepalen immers voortdurend samen de reis, maar ik kan maar geen onderdeel van mijn ‘voorgaanden’ worden, ik blijf ze zien als afzonderlijke personages, werkelijken en verzonnennen, met de opdracht hen in beeld te brengen zoals jij dat met grote documentaire getrouwheid doet, en ik vanuit de de wereld waarin zijzelf mij hun geschiedenis vertellen, stevig door mijzelf bijgekleurd of afgelijnd.

Zowel mijn werkelijke verwanten -wij zijn de laatsten met grote families- als degenen die in mij als fictieve personages leven (ik sla ze door elkaar, dat is nu eenmaal mijn zwakte en mijn sterkte) hebben er genoeg van als genetisch onderdeel te verdwijnen in de ‘volgenden’, ze willen eindelijk erkend en herkend worden en vragen mij dringend hun levens in verhalen zichtbaar te maken.

dyn005_original_350_544_jpeg__502b9111b435e680b399a95a3fb0a947

Ik kan niet ontkennen dat ze in pose zijn gezet door hun begeleiders.
Dat zie je vaak aan hun gespannen gezichtjes op deze foto’ s, aan hun wat verkrampte houding.
Dat was (en is?) de gewoonte, je verschijnt als ‘masker’ (een ander woord voor ‘persona’), als poseur voor de camera, en het is nu net het avontuur om achter de pose en de poseur de werkelijke grootoom, achter-achterneef of betovergrootvader als dagelijkse mens te ontdekken.
De houterigheid was vaak ook technisch nodig gezien de lange belichtingstijden van de portretten, maar de intonatie van hun leven, de sfeer waarin ze ons aankijken of zich een ‘air’ geven, is er niet door aangetast.

dyn005_original_495_332_jpeg__746002229fe19e25abe1d26957e20986

Je ziet dat ze niet gewend zijn elkaar aan te raken, dat hun dichtbij-elkaar een portretten-houding was, dat ze dadelijk weer of ruzie gaan maken, of ontspannen zullen zuchten en blij zijn die mooie kleren te mogen verwisselen voor hun dagelijkse plunje.

Al zullen ze bij mij hun levensverhaal onthullen, vaak op het podium tot op hoge leeftijd, ze blijven net zo goed de jochies die ze hier op de foto zijn.
Bij de verplichte inentingen zou een nieuw gebod opgenomen kunnen worden: elk kind krijgt van de Staat een dik leeg fotoalbum dat hij of zij verplicht is aan te vullen, zeker vanaf nul tot dertien jaar, daarna ad libitum.

Bij belangrijke beslissingen, bij het aangaan van menselijke vriendschappen voor lange tijd, bij het aankopen van huizen en landgoederen, bij het oordelen over anderen, bij depressies en andere ontgoochelingen, kan dan dit boek geraadpleegd worden.

Wist je dat het jongetje met de revolver een bang kind in het donker was?
Jaja, dat kunnen we vermoeden na het praatje van de kinderpsych met de hondenogen.
Maar dat hij, de bangerik, zonder veel tamtam vier medepartisanen heeft gered ten koste van zijn eigen leven?
En dat er op zijn graf nog altijd verse bloemen worden gelegd, niet alleen uit liefde en verering maar omdat hij zoveel vrouwen heeft gekend zodat de nakomelingen uit de verhalen van hun moeder en grootmoeders hem als voorbeeld van beminnelijkheid blijven zien?
Zie je hem daar liggen, de prachtige bangerik.


WRAKKEN EN MONUMENTEN

lacmaslide10

Dinsdagavond bij Phara ging het over wrakken (de Belgica) en monumenten (Tindemans).
De woordvoerders van ‘red de Belgica’ wilden het toch liever over een monument hebben, terwijl de heer Tindemans het allerminst fijn had gevonden met wrak te worden aangesproken, ook al heeft hij intussen een respectabele leeftijd bereikt.

Als derde man sprak politoloog Carl Devos over de luie en kreatiefloze linksen, en riep hij op om nieuwe geïnspireerde wegen in te slagen met het socialistisch gemeengoed.
Wrakhout ter linkerzijde, welde even in mij op, maar ik ben zelf ook al een mens die de term wrak in de mond neemt als hij ’s morgens in de spiegel kijkt.

Aan diezelfde linkerzijde werd fameus met het wierookvat gezwaaid, toen Carl Devos werd gevraagd welke plaats Tindemans in het politieke landschap had ingenomen, daarbij de termen ‘stemmenkanon’, ‘boegbeeld’ en andere fraaie termen in de mond nemend zodat Carls ‘analyse’ meer op een ‘in memoriam’ ging lijken, een sfeer die hij daarna doortrok als hij het over de dufheid had die over de linkerzijde in Europa zou hangen.

Hoe je een wrak wordt, lijkt me duidelijk.
Maar hoe word je een monument?
En waarom wil je van een wrak een monument maken?

Je begrijpt mijn onrustige slaap bij zoveel denkwerk.
Er zit iets heel geks in onze drang naar monumenten.
Eerst laten we iets of iemand tot wrak verworden, en als uitloper van een soort schuldgevoel,maken we er daarna een monument van.

Monumenten nemen veel plaats.
Na een tijdje weet niemand nog wat of wie er met het monument herdacht of geëerd wordt.

Arme mensen worden zelden een monument.
Er is leeftijd, aanzien en macht voor nodig.

Kleine monumentjes zijn ook niet in de mode.
Ik hou wel van de koperen plaatjes op banken die een geliefde iemand gedenken in Engeland.
De groep achtergeblevenen schenkt een mooie bank aan een park, perk of andere rustplaats met daarop een sober plaatje van degene die herdacht wordt.

Dat zijn mooie monumenten.
Ook al zegt de naam je niets (meer) je kunt je altijd een vriendelijke man of vrouw voor de geest halen terwijl je over het landschap kijkt waar wij allen ooit een deel van zullen uitmaken als grondstof.

Protserige monumenten hoe goed bedoeld ook doen me eerder aan een geurspoor denken, je plek markeren met urine of uitwerpselen.

Ben je eindelijk van de aardbol verdwenen of daar verrijs je opnieuw in brons of steen, als een soort angstreflex, als de totem van een stam, en het zijn vooral duiven die weten wat ze met monumenten moeten doen: erop gaan zitten en erop kakken.

De akelige gewoonte om je sporen achter te laten, van onderbroek, grafiti, geschrift, tot monument, laat zien hoe primitief wij in elkaar zitten.

De bloemen van de voorbije zomer verwaaiden hun zaden, en waar het een beetje meezit, verschijnen er weer anderen als de temperatuur nog ooit boven de tien graden stijgt.

Wrakhout als monument.
Gewoon een stukje Belgica aan de ingang van dat Antartica-museum is genoeg in een virtuele tijd waarmee de heuse Belgica met allerlei digitale media kan opgeroepen worden, en we besparen een hoop geld voor volksontwikkeling.

Nu we beetje bij beetje van relikwieën verlost zijn, hoeven we niet dadelijk een nieuwe religie te ontwikkelen.
Onze breinen, hoe sukkelachtig ook, zijn tot fantaseren en redeneren in staat.

Ook wrakhout kan mooi zijn.


BRIEF AAN EDVARD (SLOT)

 

dyn003_original_509_405_jpeg_20344_d734c0f85a188a0c03b5829a983cfd3b

 

dyn003_original_509_415_jpeg_20344_fd68a87316a5250f186f19f76ad3d392

Waarde Edvard,

Helemaal boven de intussen bekende Karl Johan straat, nu in lentefeer, en daaronder, het maanlicht over Oslo Fjord, beiden duidelijk verwant met de invloeden van het impressionisme, sfeer die je in Parijs bij meerdere collegae mocht opsnuiven.

dyn002_original_509_275_jpeg__87d9af93d75a07f2704291996f43c916

Uit dezelfde tijd (1890-er) komt dit wondermooie doek: de kus.
Sommigen beschrijven het blauw als een ‘erotische’ kleur, maar voor mij die de schemering liefheeft, is dat ‘blauwe uur’ waarover ik enkele jaren geleden schreef, een duidelijk cocon waar innigheid thuishoort na het straffe licht van de voorbije dag.
Toedekken.
Wat je liefhebt, dek je toe.
Het slapende kind, de geliefde.
Elkaar toedekken. Zonder meer.

Datzelfde mooie licht vind je terug bij de Van Gogh-doeken ‘het nachtelijk licht’ een tentoonstelling die momenteel in Amsterdam loopt: ook hij was een meester in het ont-dekken van de onderste lagen in ons gemoed en denken.

Herinner je, ‘meester, mag het licht aan?’
Of als je door de donkerte reist per trein en de verlichte ramen de innigheid verraden van mensen die al thuis zijn gekomen.

Ook hier, op dit doek, de verlichte etalages, maar hun uitstraling haalt het niet bij de innigheid achter het gordijn.
De buiten- en de binnenwereld die jij, Edvard, zo mooi wist te verzoenen.

dyn002_original_437_331_jpeg__3d80aa8d53097c9c9483068ff2ed1cab

In ‘the day after’ echter is alle innigheid weg, al bespeur ik toch nog enig zelf-medelijden in de warme bruine tonaliteiten van kledij en kamer.

De flessen op tafel zeggen genoeg.
Zo’n days-after zijn ook jou niet gespaard gebleven.
Het grote vergeten door de bedriegelijke drank, de drukkende eenzaamheid, de Duitsers die in 1940 Noorwegen bezetten.

dyn003_original_466_265_jpeg_20344_672d7872817e983a85c9444b2145df62

In 1906 kreeg je van Max Reinhardt de opdracht een decoratieve fries te tekenen voor het Duitse Theater.
Je had al eerder een decorontwerp gemaakt voor de productie ‘Spoken’ van Hendryk Ibsen (van wie je overigens een erg mooi portret schilderde)
Deze fries moest een zaal in het theater decoreren.
Je koos daarvoor de geliefden en toeristen op het Asgardstrand, plaats waar je een buitenverblijf had gekocht waar je ’s zomers ging werken.
Het werden samen twaalf doeken, maar ook hier was de ontvangst eerder koeltjes.
Na enkele jaren werden de friezen verwijderd.
Jij vond overigens dat je voor zo’n groot werk (in volume) eerder weinig werd betaald.

dyn007_original_538_314_jpeg__56af94fe546aaa793a5228dcfdab778c

Meer succes had je bij de decoratie van de Aula in de universiteit van Oslo waarvan één van de friezen ‘De zon’ alle duisternis die er bestond voor altijd wegstraalde.

‘Geschiedenis’ en ‘Alma Mater’ waren twee aanvullende friezen waarin je bijna kinderlijk de zo gemiste moeder en vaderfiguur weergaf.

dyn009_original_509_203_jpeg__bb47e102c132e6013686ee21303295cb

In Ekely, een voorstad van Oslo trok je je terug.
Je leefde er helemaal alleen. Slechts het gezelschap van enkele honden kon je bekoren.
Rond die tijd, 1910-1912 begonnen mensen je werk te her- en erkennen.

dyn002_original_451_349_jpeg__4c526d829b8172b02c1b67b7ee9bd57d

Zelf hou ik heel veel van dit zelfportret uit 1940.
Al in 1930 begon je oogproblemen te krijgen door een gesprongen adertje , en tien jaar later was de toestand zo erg dat je je werk aan friezen en muurschildeingen moest staken.

Alsof je te veel of te diep had gekeken, en niet alleen in het glas, maar in de ziel, dat onzichtbare ik van ons allen.
Niet doenbaar voor het oog van een sterveling.
Wel was er dat jaar (1940) je eerste tentoonstelling in Engeland, en je succes daar stond in schril kontrast met de ontvangst in Duitsland waar je weldra bij de ‘entartete’ kunstenaars werd gerekend.
82 van je schilderijen werden in 1937 uit de Duitse musea gehaald, maar kwamen wel terecht in de collecties van prominente nazi’ s.

Het zelfportret komt uit de tijd dat de Duitsers Noorwegen bezet hebben en een marionettenregering hebben geïnstalleerd.
Je kijkt niet bepaald vriendelijk, hoe zou je ook kunnen, maar het kontrast tussen de warme tonen waarin jij baadt en de koude buiten zegt genoeg.

Bij je dood op 23 januari 1944 schonk je je werk, meer dan duizend schilderijen en 20.000 schetsen aan de stad Oslo waar in 1963, bij het herdenken van je honderdste geboortejaar, het Münch-museum zijn deuren opende.

Overigens ben je nooit gestorven.
Dicht bij de radiator in het warme huis blijf je ons aankijken.( daarom kijk je weg, maar je ziet ons wel staan met dat andere oog)
Over de twee eeuwen heen geslagen reikt je blik makkelijk tot in onze 21ste eeuw.


BRIEF AAN EDVARD (2)

 

 

dyn002_original_364_445_jpeg_20344_c8aebe78477d66ed57016a084f7ef0fe

Beste Edvard,

Wat je tentoonstelling in Chicago zo boeiend maakt (Becoming Edvard Munch: Influence, Anxiety and Myth “) is de aanwezigheid van je tijdsgenoten.

dyn002_original_509_480_jpeg_20344_ad59c778cf9d2cebbb3abaeef9d68b10

dyn005_original_437_354_jpeg__6880ba019f97ca59ccb38857ccbe523c

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik heb er hier enkele bij elkaar gebracht: Naast Claude Monet (genoeg bekend) werk van James Ensor (eveneens bekend ten lande) de Duitse Symbolisten Franz von Stuck en Max Klinger, en Harriet Backer, een Noorse schilder 18 jaar ouder dan jij en die net zoals jij in Parijs ging studeren, die vreemde mengeling van Noors licht met Parijse zwierigheid.

Er is ook nog Hans Heyerdahl (niet afgebeeld), nog een Noor die op de tentoonstellign zijn ‘stervend kind’ heeft hangen, een iets te duidelijk verband met jouw prachtig doek (de dood van Sophie) van zo’n vreselijke gebeurtenis, want al was tuberculose een zgn. artiestenziekte, het stervensproces, de longen uit je lijf hoesten, had helemaal niets artistieks, net zo min als iemand die aan longkanker moet sterven zonder euthanasie.

dyn002_original_509_274_jpeg_20344_3af9499dad0805be590d796cd4eea23b

Ik moest wel glimlachen bij de bevindingen van Ms. Clarke, curator, dat jij een ‘sponge’, een spons zou zijn geweest, and a very peripatic one. (je reizen naar Berlijn, Parijs, Zwitserland, Italië, Monte Carlo.

Wel wordt ‘de tijd’ duidelijk.
Net zoals bij Darwin de tijd voor zo iemand rijp was, zo bleek ook die ‘eeuwkanteling’ met als uitloper de eerste wereldoorlog zijn eigen taal en beeld te hebben die op dat moment waarschijnlijk anders werd herkend dan wij de beschrijving ervan nu in de kunstgeschiedenis hebben achter gelaten.

dyn010_original_466_336_jpeg__9ad001a5b18dc2c21f7ad21dca1631e2

Dit schilderij uit 1889, zo’n 102 cm x 141,5 cm groot, kreeg als titel ‘The Military Band on Karl Johan Street’, en toen ik het de eerste keer in Zürich in het Kunsthaus zag, barste ik in lachen uit, door boze kunstkenners aangekekend met ogen waarin onbegrip en walg evenwichtig gemengd waren. (een Zwitserse eigenschap)

Maar zeg nu zelf, zo’n groot werk waarin het onderwerp onzichtbaar is, en de Karl Johan straat met toeschouwers de hoofdrol kreeg terwijl de moedige blazers en trommelaars elk ogenblik het schilderij kunnen binnenstappen.

dyn001_original_466_322_jpeg__eae8017fdc06fba58440d9bf5dba03de

Kijk maar, in 1892 maak je duidelijk wie de hoofdpersoon is.
In ‘de avond in de Karl Johan Street’ zien we de broertjes van James Ensor voorbijkomen, diezelfde mensen die het luisterpubliek waren voor de afwezige militaire band.
De maskers.

Natuurlijk is ongeluk in de liefde, verslaving aan sterke dranken en voortdurende ‘goesting’ niet alleen eigen aan de kunstenaar, maar er wordt in jouw leven gretig mee geparadeerd, want wij als 21ste eeuwse door de geldcrisis geteisterden houden van zotte kunstenaars, we bieden hoge sommen voor oorafsnijdende en verfverslindende Hollanders, voor melancholische Noorse geesten, want wat zij durfden zouden wij al lang willen, maar we missen er de stijl, de tijd en de durf voor: leven zonder omkijken naar wie of wat dan ook.

Hoor ik muziek?
Kom maar te voorschijn want al toeterend en trommelend ben je ongevaarlijker dan op het slagveld.

Zet de maskers maar op, en verberg uwe kop.

(vervolgt)


BRIEF AAN EDVARD (1)

DE KIJKENDE

 

Beste Edvard,

We zijn van hetzelfde jaar.
Jij stierf in 1944 en ik werd dat jaar geboren, 11 dagen na jouw sterven.

Net als jij wordt vastgepind op het schilderij ‘de schreeuw’, voel ik me vaak vastgepind op mijn geaardheid.
Mensen pinnen je graag vast.
Dat stelt hen gerust, anders moeten ze nadenken, of van gedacht veranderen, twee zeer moeilijke activiteiten.

Met meer dan duizend doeken was de keuze wel erg moeilijk.
Ik hou heel veel van het schilderij hierboven, dat nachtelijk zelfportret (de nachtelijke wandelaar) enkele jaren voor je dood gemaakt.
Zoals je bijna aarzelend komt kijken.Wil je zijn gezicht zien?
Hoor je zijn zachte stap?
Denk je dat hij eerst een melodietje op de vleugel zal spelen (Grieg uiteraard)?

dyn009_original_495_390_jpeg_20344_2567a32ba5be6c1c6d5695facd967a51

Aan de andere kant zie ik het jolige portret van de vier zonen van dokter Max Linde, de Duitse oogarts en kunstmecenas.
Hij was een jaartje ouder dan jij (1862-1940) en hij bouwde na de eerste wereldoorlog een aanzienlijke kunstcollectie op.
Jij kreeg in 1903 de opdracht een aantal friezen te schilderen voor de kinderkamers van de vier jongetjes.
De dokter betaalde je de volle prijs maar na elf maanden kreeg je al het schilderwerk terug, wegens ‘niet aangepast aan kinderen’.
Te melancholisch wellicht, of waren ze er bang van? Kinderen schrikken als ze iemand ontmoeten die ook hun spoken ziet.

dyn010_original_495_350_jpeg__0e69f1b040ab13847f1a9b4cb40b9520

Als tweede van vijf kinderen was je niet het geluk van de dokterskinderen gegund.
Jaja, je vader was ook dokter, militaire dokter, maar zijn hardvochtige godsdienstwanen en jullie voortdurende armoede waren samen met de vroege dood van je moeder en van je lievelingszus Sophie niet dadelijk gebeurtenissen uit een hartverwarmende jeugd.

Hoe mooi je Noors geboorteland ook is, de zomer is er kort, de nachten lang, en de stilte verpletterend.

dyn010_original_393_403_jpeg__af066e38fcd580d9e046215ce4bbde08

Mensen die de naam van hun hoofdstad ‘Christiania’ in Oslo veranderen hebben niet zo’n vrolijk gemoed, denk ik.

Als jongen tekende je graag, maar je wilde toch eerder ingenieur worden, bang van diezelfde spoken die ons bezoeken eens we de logica der dingen verliezen of verdwalen in de wreedheid van de stilte, het achter-gelaten worden.

dyn005_original_336_467_jpeg__5bff011d1fa9653d78f57e1d95ba7297

De donkere kamer waar jij naar de donkerte buiten kijkt.
Of naar de kamer uit het verleden waar de geliefden elkaar in de veilige donkerte verenigen.

dyn005_original_364_454_jpeg__78b0aa86f0d41111df300a09981e1286

Nochthans heb je aardig wat van de wereld gezien.
Je studeerde in Parijs, je stelde ten toon in Berlijn waar ze jouw werk zo aanstootgevend vonden dat je tentoonstelling verboden werd.

Je vond dat niet zo erg, want schreef je: Een beetje schandaal is de beste publiciteit voor mijn doeken.
En gelijk had je.
Want hoe melancholisch je ook was, een gezond commercieel inzicht was je niet vreemd.

Toen echter de nazi’s aan de macht kwamen, moesten je doeken uit de musea en gallerijen verdwijnen.
‘Entartete Kunst’.
Want jij maakte ook hun spoken te zichtbaar, hun lege binnenkant botste op jouw volle leegte waarin de zinloosheid van eer en bloed zonder schroom geborsteld waren.

Ensor was je vriend, en dat is niet toevallig.

Ben je gelukkig met de mooie tentoonstelling in Chicago?
‘Becoming Edvard Munch’.
Zij hebben gezien dat je niet gek was, maar eerder verlamd ‘paralyzed by oceanic feelings of grief, jealousie, desire or despair.’

De mensen waren vaak bang van je erotische werken, van je ruwe stijl.

‘We see his subjects alone, in couples or small groups in settings whose opulent colors and odd forms, whether indoors or out, are always removed from reality, located in some artificial, stripped down place where color, feeling and form resonate in visual echo chambers.’

Visuele echokamers.
De verpletterende stilte wordt er hoorbaar.

(vervolgt)


WEG MET HET DARWINISME, LEVE DE EVOLUTIE (2)

080325083359-large

En daar zijn we met de breuklijn: dat zogenaamde ‘intelligent design’.
We beweren niet dat het ‘Darwinisme’ het creationisme in de hand zou werken, alleen maar door het vanzelfsprekende ‘isme’ in beide begrippen.

De term ‘Darwinian’ zet wel de term ‘intelligent’ in dezelfde schijnwerper.
Charles Darwin vond geen geloofssysteem uit.
Hij had een idee, geen ideologie.En dat idee zorgde voor een discipline en niet voor ‘disciples’

‘He spent 20-plus years amassing and assessing the evidence and implications of similar, yet diftering, creatures separated in time (fossils) or in space (islands). That’s science.’
That’s why Darwin must go.’

Ongeveer alles wat we nu onder het begrip ‘evolutie’ begrijpen, kwam na Darwin, niet van Darwin.
Hij kende niets van erfelijkheid of genese, beide cruciaal voor het begrip evolutie.
Zelfs ‘evolutie’ was niet eens Darwins idee.

‘Darwin’s grandfather Erasmus believed life evolved from a single ancestor. “Shall we conjecture that one and the same kind of living filaments is and has been the cause of all organic life?” he wrote in “Zoonomia” in 1794. He just couldn’t figure out how.

Charles Darwin was after the how. Thinking about farmers’ selective breeding, considering the high mortality of seeds and wild animals, he surmised that natural conditions acted as a filter determining which individuals survived to breed more individuals like themselves.

dyn005_original_364_454_jpeg__02d123930e15646253e8238a342f1f9a

He called this filter “natural selection.”
What Darwin had to say about evolution basically begins and ends right there.
Darwin took the tiniest step beyond common knowledge. Yet because he perceived — correctly — a mechanism by which life diversifies, his insight packed sweeping power.’

Hij was niet alleen.
Zijn thesis was in de groeifase twee decades voor haar publicatie toen Alfred Russel Wallace hem schreef vanuit Zuid-Oost Azië, en onafhankelijk van hem dezelfde theorie ontwikkelde.

dyn010_original_408_391_jpeg__8effc4bf78b3a69ecac23676caac9c76

Het waren Darwins collega’s die toen een publieke presentatie organiseerden ter ere van deze twee, uit schrik een primeur te missen.
Het was een idee wiens tijd gekomen was, met of zonder Darwin.

‘Darwin penned the magnum opus. Yet there were weaknesses. Individual variation underpinned the idea, but what created variants?
Worse, people thought traits of both parents blended in the offspring, so wouldn’t a successful trait be diluted out of existence in a few generations?
Because Darwin and colleagues were ignorant of genes and the mechanics of inheritance, they couldn’t fully understand evolution.’

dyn010_original_466_170_jpeg__5e196476be8b4d546eb9dd0ac4f76198

Gregor Mendel, een Oostenrijkse monnik, ontdekte dat erfelijkheid of individuele eigenschappen in bonenplanten bepaalde patronen volgden.
Zijn oversten verbandden na zijn dood in 1884 zijn papieren.

‘Not until Mendel’s rediscovered “genetics” met Darwin’s natural selection in the “modern synthesis” of the 1920s did science take a giant step toward understanding evolutionary mechanics.
Rosalind Franklin, James Watson and Francis Crick bestowed the next leap: DNA, the structure and mechanism of variation and inheritance.

Darwin’s intellect, humility (“It is always advisable to perceive clearly our ignorance”) and prescience astonish more as scientists clarify, in detail he never imagined, how much he got right.

But our understanding of how life works since Darwin won’t swim in the public pool of ideas until we kill the cult of Darwinism.
Only when we fully acknowledge the subsequent century and a half of value added can we really appreciate both Darwin’s genius and the fact that evolution is life’s driving force, with or without Darwin.’

(Carl Safina is a MacArthur fellow, an adjunct professor at Stony Brook University and the president of the Blue Ocean Institute. His books include “Song for the Blue Ocean,” “Eye of the Albatross” and “Voyage of the Turtle.”)


WEG MET HET DARWINISME, LEVE DE EVOLUTIE

 

dyn001_original_422_466_jpeg_20344_bc59cf45fa77389982774f00bbbb4ee7

Buik van vol.
Je bepaalt een begrip met één man, één beeld, één zin.

Weet je, zei vader Darwin tegen Charles: Jij dient nergens voor! Je schiet op honden en zit achter ratten aan, je zult de schande van de familie worden.

In zijn essay ‘Darwinism Must Die So That Evolution May Live’ vertelt prof. Carl Safina hoe wij de nu alomtegenwoordige Charles Darwin oneer aandoen door de evolutieleer te laten samenvallen met ‘het Darwinisme’.

dyn001_original_444_480_jpeg_20344_cc8fc29e617cbf6f69d7223b33b88b66

Daarmee zouden we 150 jaar ontdekkingen en begripsgeschiedenis ontkennen.
Denk aan mendels erfelijkheidspatronen (die Darwin naar het idee van natuurlijke selectie brachten).Denk aan de ontdekking van het DNA (which gave genetics a mechanism and lets us see evolutionary lineages)

De Boedhistische Meester Lin Chi zei in de 9de eeuw: “Als je Boedha onderweg tegenkomt,vermoord hem!’.
Je mag een ‘meester’ tot geen heilige fetish verheffen, want dan mis je de kern van zijn onderwijs.
So let us now kill Darwin.

dyn006_original_466_254_jpeg__47c0117bd9fe7ed214614c8e100860fb

‘That all life is related by common ancestry, and that populations change form over time, are the broad strokes and fine brushwork of evolution. But Darwin was late to the party. His grandfather, and others, believed new species evolved. Farmers and fanciers continually created new plant and animal varieties by selecting who survived to breed, thus handing Charles Darwin an idea. All Darwin perceived was that selection must work in nature, too.’

Voor hij zijn gevierde werk ‘On the Origin of Species by Means of Natural Selection, or The Preservation of Favored Races in the Struggle for Life” schreef, had hij al acht boeken gepubliceerd en na dit werk kwamen er nog tien.
Boeken over orchideeën, insecten, koralen.
Hij beschreef hoe een atoll werd gevormd en waarom dat in de tropen gebeurde.

‘Credit Darwin’s towering genius. No mind ran so freely, so widely or so freshly over the hills and vales of existence. But there’s a limit to how much credit is reasonable. Parking evolution with Charles Darwin overlooks the limits of his time and all subsequent progress.’

dyn003_original_466_309_jpeg__74abee2de657d6c2ce9a0df45b5e2521

Wetenschap was nog een primitieve bedoening in zijn tijd.
Schepen hadden nog geen motor.
En pas in 1842, zes jaar na Darwins reis met de Beagle lanceerde Richard Owen de term ‘dinosaurus’.
Darwin was al een volwassen man toen wetenschappers het debat voerden of kiemen ziekten konden veroorzaken en je dus best je instrumenten zou proper maken.
In 1850 bestreed John Snow de cholera in Londen zonder te weten wat deze ziekte veroorzaakte, en in 1857 maakten Johann Carl Fuhlrott en Hermann Schaafhaussen hun vondsten van vroeg menselijke botten bekend, aangetroffen in de Neander Vallei in Duitsland.
In 1860 deed Louis Pasteur experimenten die het ‘spontane ontstaan’ zouden aantonen, leven dat voortdurend uit niet levende dingen zou ontstaan.

‘“Darwinism” implies an ideology adhering to one man’s dictates, like Marxism. And “isms” (capitalism, Catholicism, racism) are not science. “Darwinism” implies that biological scientists “believe in” Darwin’s “theory.” It’s as if, since 1860, scientists have just ditto-headed Darwin rather than challenging and testing his ideas, or adding vast new knowledge.

Using phrases like “Darwinian selection” or “Darwinian evolution” implies there must be another kind of evolution at work, a process that can be described with another adjective. For instance, “Newtonian physics” distinguishes the mechanical physics Newton explored from subatomic quantum physics. So “Darwinian evolution” raises a question: What’s the other evolution?’

(vervolgt)


INTELLECTUELEN HEB IK NIET GEZIEN

 

dyn005_original_364_569_jpeg_20344_abc7711d0eb852539844ae9393c87bb6

Hierboven een brief van Dreyfus vanuit het “Dépot”, lees gevangenis, aan zijn vrouw Lucie, 31 januari 1894, en aan hieronder een aanvullende mooie verbeelding van het geketend schrijven, begrip dat duidelijk wordt als je de geboden en verboden leest aan de linker-zijkant van de gevangenisbrief.

dyn005_original_340_466_jpeg_20344_70a6ae86ce482c9f97f2f0ff7e90bae3

Ik denk terug aan de internaatstijd waar je ook je brieven moest openlaten, en de ontvangen post opengescheurd bij je toekwam tenzij je herderlijke raad kreeg van een praemonstrantenzer uit Rome en je brief gesloten toekwam omdat er met zwierig patersgeschrift ‘nihil obstat’ opstond wat wij oneerbiedig als ‘er staat niets in’ vertaalden.

Brieven kunnen blijkbaar gevaarlijk zijn.
Alleen mensen overtreffen brieven in gevaarlijk zijn.
Uit de briefwisseling tussen Thomas Mann en Hermann Hesse dit fragment van Hesse aan Mann, 8 maart ’34

‘We zijn ook twee dagen in München geweest, waar de jeugd net als vroeger in grote aantallen naar de balzalen toog.
In die omgevingen moesten we heel erg aan je denken
(Mann verbleef vroeger vaak in zijn buitenhuis in Bad Tölz, plaats en tijd die zoon Klaus zich zo scherp herinnerde!)
Het mooie Beierse land met zijn wijdse hemel, en München, alles onder een dikke laag sneeuw en in de zon, maakten weer een diepe indruk op me. Ik vond de kleine mensen onveranderd, intellectuelen heb ik niet gezien, maar in de kring van de aristocratische landheren waarin ik via Wiser belandde, kwam ik zo nu en dan wonderlijke en woeste opvattingen en oordelen tegen.’

Het zinnetje ‘Intellectuelen heb ik niet gezien’ moet je koppelen aan het jaartal 1934, en het wordt dan duidelijk dat de woeste Teutoonse opvattingen geen tegenwicht voor dit schrijnend tekort aan intellectelen zullen vormen.

Mann, op dat ogenblik in vrijwillige ballingschap in Arosa, schrijft hem op 11maart al een antwoord waaruit dit fragment:

dyn003_original_500_375_jpeg__77b4d9abc924ffaccdd3f34bf1d149d3

‘Ik vind het zonde van het mooie, vrolijke Beierse land, en ik benijd u om uw vermogen los van alles te gaan en staan waar u wilt.
Ook hier raden sympathieke mensen me aan naar Duitsland terug te keren, ik ben deel van dat land, zeggen ze, de emigratie is niet goed voor me, het zou de machthebbers goed uitkomen enzovoort. Alles goed en wel, maar hoe moet ik er leven en ademen? Ik kan het me niet voorstellen. Ik zou ten gronde gaan aan die sfeer van leugenarij, het massale gedoe, de zelfbewieroking en de verheimelijkte misdaden.’

Ik denk dat waarnemen -en dan bedoel ik niet alleen het visuele, maar vooral het intellectuele- tijd vraagt.
Tijd om indrukken op te doen, om vergelijkingen te maken, om combinaties van ideeën mogelijk te maken.
Haastige mensen denken niet.
Haast ontmenselijkt.
Duitsers riepen steeds ‘Schnell, schnell’ om toch maar zeker niet te moeten stilstaan bij het menselijke van hun slachtoffers.

Wij haasten ons te pletter.
We lopen dus de werkelijkheid voorbij.
We reageren giftig op slogans in kranten en andere media.
We beseffen dat het populisme hoogtij viert of zal vieren.

Onze wreedheid zit in kleine dingen: mensen treffen in hun privacy, spotten met degenen die we weer aan allerlei mediamieke schandpalen hebben gezet, we giechelen ons te pletter.

Intellectuelen heb ik niet gezien.


WIE EEN FIETS ZOEKT, VINDT WEL EENS EEN BOEK

dyn008_original_393_500_jpeg_20344_2566c2f217736cc42fee21b46cd87d31

Zeer beminde Vriendin,

Rijke vaders geven hun volwassen kind wel eens een auto.
Niet zo rijke vaders houden het bij een fiets die overigens ook al een hele brok uit het budget wegslikt, als het een ‘ware’ fiets mag zijn, een oma-fiets bijvoorbeeld, gedecoreerd met zwart-witte koeienvlekken en voorzien van hedendaags comfort zoals daar is: een verende voorvork, een beschermde kettingkast en dies meer.

We bezochten dus diverse fietsenzaken en net toen we een keuze hadden gemaakt terwijl we ons van de ene naar de andere zaak verplaatsten, was de winkel in kwestie gesloten gezien ook fietsenwinkels toch nog een beetje weekend willen genieten en dus om zestien uur de droomtrappers aan het gezicht onttrekken.

Vermits ook deze maandag de oma-fiets onbereikbaar is wegens wekelijkse sluitingsdag, trof je een beeld aan van vader en dochter die het woord ‘dju’ niet luidop zegden maar des te meer uitstraalden.

dyn008_original_500_332_jpeg_20344_820e0c6bcab7056bb14e8cf104cb3e44

Teleurgestelden smijten zich wel eens in de drank, en op weg naar de afspanning op de grote markt kwamen we langs een boekenwinkel waar de dochter-met hartenpijn (niet wegens de fiets, maar om een meer menselijk verschijnsel dat liefde heet en waar je ook wel eens de pedalen kunt verliezen) een mooi schrift wilde kopen om daarin verdriet en verlies met eigen letters de baas te kunnen.

dyn010_original_495_396_jpeg__92eeab14b438f35b674a0f094bd55016

Terwijl zij haar schrift koos en ik haar de dichtbundel van Toon Tellegen kocht, ‘Hemels en vergeefs’, met een titel die elke menselijke poging tot vriendschap in twee woorden samenvat, kwam ik bij de koopjes bij het boek ‘Hermann Hesse, Thomas Mann, een briefwisseling’ uit dat voor slechts 11,90 euro mijn (tijdelijke) eigendom werd.

Zo kun je op zoek gaan naar een fiets en bij een boek uitkomen.
Twee grote geesten, elkaars tegengestelde, de ene introvert, de andere voornaam en werelds (om de achterflap te citeren) waren levenslang vrienden van elkaar en uitten dit door onderandere brieven naar elkaar te schrijven.

Ik weet het, elk verdwenen verschijnsel, zoals briefschrijven, wordt vaak met valse romantiek omhuld, alsof alleen literaire zielen en verliefden (een synoniem?) deze edele kunst beoefenden, in een mooie kamer gezeten, het kostbare papier uitgerold op een voorname secretaire, de blik gericht op een schilderij waar Eros vleugeltjes worden samengebonden, terwijl mijlenver het doel van deze schriftuur al dagen de landwegel in het vizier houdt om daar de ‘gele wagen’ te zien aankomen die door berg en dal de schrijfsels vervoert.

Maar toch…(een van mijn vele grafschriften)
Ik hou van mails, jaja, de snelheid om in één seconde vrienden in Japan bij de rijsttafel lastig te vallen, het is best leuk, vooral als het om boekenbestellingen en schadeclaims gaat, maar wie de braaksels kent die je bij krantenrubrieken aantreft, oprispingen door fantasieloze redacteuren opgewekt, wie de scheldkannonades en doodsbedreigingen aan den lijve heeft ondervonden, de scheten en boeren die hun remsporen via de computer naar den volke verspreiden, kan toch enig begrip voor het ouderwetse schrijfproces opbrengen, al zijn braaksels en allerlei vormen van reflux ook daar vaak wel eens aanwezig wanneer de dol gedraaide vriend of vriendin zo nodig moet.

Maar schrijven met de pen geeft uiteraard de mogelijkheid om je denken te vertragen, om één of twee versies te maken, om te schrappen, om in te korten, om je ‘vergeefsheid’ met waardigheid en stijl tot dat sprankeltje hoop en vonkje liefde te bekeren.

Uit de voortreffelijke inleiding van ‘Briefwisseling’ (Volker Michels) citeer ik een fragmentje uit Thomas Mann’s brief wanneer Hesse zijn 75ste verjaardag viert:

‘Ga niet voor mij dood! In de eerste plaats zou het wijsneuzig zijn, want ik ben “het eerst aan de beurt”. En dan: ik zou u in alle verwarring vreselijk missen.’

Waarop Hesse antwoord:

‘Zou u, vriend voor mij “het tijdelijke zegenen” (een mooi woord dat op de keper beschouwd niets anders doet dan het vergankelijke prijzen), dan zou ik gewoon heel bedroef worden.’

Zoveel eenvoud en schoonheid heeft papier nodig.


GROETEN UIT…

26786675

Lieve Vriendin,

De postkaart.
Groeten uit.

Je zult ze ver moeten gaan zoeken: groeten uit Oostende, dat kan nog, maar groeten uit Muizen of Erembodgem, ik denk niet dat ze nog in de handel te vinden zijn, tenzij in de verzameling van doorwinterde postkaartkenners.

Het waren de eerste bewijzen van degenen die ‘de stam’ verlieten en hun stambewoners met een postkaart daarvan een bewijs leverden.
Als je naar de wandelaars kijkt op de bijgevoegde kaart dan weet je dat ze uit diverse steden en dorpen komen, dat ze flaneren als een nieuwe stam: vakantiegangers aan zee.

Met enige tederheid kijken we naar de heren met strohoed en de dames met (ingekleurde) zomerjurken tot op de grond.
Ik weet nog dat jij ooit een televisiedocumentaire hebt gemaakt waarin postkaarten de hoofdrol speelden.

We hielden de postkaarten bij.
Op regendagen reisden we met ooms en tantes, met nichten en neven terug naar die verstarde blik op Knokke-Heist, wisten we opnieuw dat tante Henriette voor ons gebeden had en dat nog wel aan de voeten van onze-lieve-vrouw, bezochten we de Eifeltoren met nonkel Mon en luierden we in Cannes waar tante Julia en aanhang op doorreis was geweest.

Postkaarten doen me dus altijd aan regen op de ramen denken.
Net zoals knopen.
Want samen met de schoendoos postkaarten diende de ovomaltine doos gevuld met knopen om weg te vluchten van het gure weer buiten.

dyn004_original_600_391_jpeg__555351c83aa99eed698c10d6914e9a73

Met de knopen maakte ik dan een denkbeeldige landkaart waarin de personages uit de postkaarten als acteurs fungeerden.
Zo waren postkaarten met flaneerders een dankbare inspiratie, want je had de keuze uit de totaal onbekende heren en dames, de kinderen, de neergezegen wandelaars, de ijsjesverkopers of strandstoelverhuurders.

Maar dat waren zeldzame kaarten want de meeste postkaarten leken wel om vijf uur ’s morgens gefotografeerd, er was immers geen levende ziel op te bekennen.

dyn003_original_263_431_jpeg__86de1b455d0cc216bf539d67b19d3cf0

Rond nieuwejaar stroomden de kaarten toe met wensen voor een zalig kerstfeest (vrolijk kerstfeest, dat was te heidens vond mijn moeder) en vooral voor een gelukkig nieuwjaar.

Hierop verscheen de wereld in dikke sneeuwdekens gehuld, sledes, klokken, kerktorens, sprookjeskinderen, linten en pakjes, het jaar dat eraan zat te komen of net begonnen was, paste helemaal in disneyland.

Als ik op 1 januari buitenkwam, vond ik niets terug van al die zoete beelden.
De straat uit 1953 was nog steeds dezelfde straat als die van gisteren, oudejaar 1952.
Er kwam geen arreslee om de hoek van de Draaiboomstraat, geen herdertjes of koningen die terugkwamen van de stal met de heiland, alleen zatte Rik, net zo dronken als op de feestdagen van 1952, maar hij wenste je tenminste een zalig en gelukkig nieuwjaar.

Neen, dan maar terug naar groeten uit Kasterlee of controleren of de wandelaars op de dijk intussen al één millimeter gevorderd waren.
Dat waren ze niet.
Ook de processie in Scherpenheuvel bleef voor altijd ter plekke, de toevallige bezoekers kwamen nooit meer thuis, ze huisden in mijn schoendoos.

Als ik mijn bedje lag, kon ik wel met de postkaartbewoners praten, ook al bezochten ze Berlijn of leunden ze uit hun Volemdamse huisjes in hun typische klederdracht.

Toen ik zelf aan de zee was, keek ik aandachtig rond of er nergens een fotograaf me stiekm bij de wandelaars gevangen nam.
Ik wilde niet als eeuwige jongen in een vreemde schoendoos terechtkomen.


HET LEVEN, EEN CATALOGUS

cat8

Lieve Vriendin,

Vandaag lees ik in de New York Times dat een van haar medewerkers (art director), Leanne Shapton, een merkwaardig boek heeft geschreven: ‘Important Artifacts and Personal Property From the Collection of Leone Doolan and Harold Morris’

Het klinkt als de beschrijving uit een veiling-catalogus, en in feite is het dat ook.
Het boek vertelt immers de geschiedenis van een hoopvol jong New Yorks koppel en hun vier jaar ‘oude’ relatie, en dat bijna helemaal door de voorwerpen die hen omringen, die zonder al te veel ceremonie onder de hamer zullen belanden.

Ik heb hier, in het magazijn van de winkel ook nog zo’n duizendtal voorwerpen die stof leveren voor een aantal boeken.
Hoogst merkwaardig dat zo’n boek verschijnt net als ikzelf een aantal foto-montages wil samenstellen waar bij een mooi voorwerp een fragment levensverhaal wordt verteld.

Randy Kennedy (ik heb de naam niet verzonnen) schrijft daarover in de NY Times van vandaag:

‘Maybe because of the way its bourgeois tendencies keep clashing with its elitist ambitions, the novel is a literary form that writers have never been able to resist reinventing. There are epistolary novels and those in the form of diaries, wordless picture novels, graphic novels and novels written as dictionaries and encyclopedias. The Serbian writer Milorad Pavic may win the prize: he has attempted novels disguised as a crossword puzzle, a tarot book and even a clepsydra, an ancient water clock (at least conceptually; the pages are dry).’

Ik denk dat ikzelf met ‘Triangel, documenten bij een afscheid’ zelf op zoek was naar een dergelijk procedé waarbij dingen en documenten een bundeling geven van een voorbije tijd omdat ze beter dan het narratieve een combinatie vormen waarin de lezer zelf nog mag meespelen, zoals een veilingcatalogus niet meer is dan een verwijzing naar voorwerpen met een geschiedenis, maar het verhaal zelf verborgen blijft.

cat1

De aantrekkingskracht van dergelijke literaire vorm ligt waarschijnlijk ook in het feit dat de bestaande dingen een uitstekend uitgangspunt zijn voor meestal erg fictieve gebeurtenissen.
Alsof ze hun fictief karakter in het hart van het voorwerp (document, geschrift, steen, kast) legaliseren.
Pas maar op, wij zijn net zo echt als het bedoelde tastbare voorwerp.

Het abstracte idee van mensen-vernietiging wordt heel concreet als je in Auschwitz stilstaat voor de berg beschreven en beschilderde reiskoffers, of de bergen schoenen duidelijk maken dat de bezitters ervan wel degelijk zijn verdwenen.

We komen dan in de omgeving van pars pro toto, en als het ‘toto’ fictie dreigt te worden is er nog het materiële ‘pars’ dat ons met de historische werkelijkheid kan verbinden.

De ‘souvenir’, het gedroogde boomblad in een oud boek, de lok van de gestorvene.
Onze onmacht, onze verschrikkelijke onmacht om de essentie letterlijk en figuurlijk vast te houden.

Van hostie, naar relikwie, van het dagboek naar de doos foto’ s, de ‘geest’, al dan niet heilig laat zich niet vangen, maar we zijn al tevreden met de schaduw van de duif over de tafel van de uitgehongerden.

Wat wij verzamelden, deze oude drang om het verleden tastbaar te maken, wordt bij elke veiling weer verstrooid.
Toen ik de meubels voor dit huis kocht, wisten we al dat we ze maar een tijdje in bruikleen kregen, en ze in het beste geval weer verspreid zouden worden en hopelijk bij koesterende mensen terecht zullen komen.

Het leven, een catalogus.


KLEINOUDERS EN GROOTKIND

POPPENMEISJE

Juffen op school
kinderen thuis

Grootkind en kleinouders
poppen delen bevelen uit
frazelen
zinnetjes tegen elkaar.

de enige déjà vu
die lang mag duren.

Opi, heb jij je huiswerk al gemaakt?

Mijn moeder
kijkt als meisje met de pop
vanuit de eeuwen der eeuwen
op ons neer.

Naadloos
lopen al die mooie meisjes
in elkander over.

Hun poppen
voor elkander ingeruild.


Studiedag op school, dus kleinkind over de vloer.
Daarvoor mag alle filosofie even wijken.
Ze huppelt immers in levende lijve hier rond.