Beste Psych,
Ten zeerste waardeer ik je vriendschap, maar begrijp me dat ik een tijdje in het hier bijgevoegde landschap wil leven.
Je wijsheid acht ik zeer, maar ik wantrouw de mijne al een tijdje.
Ik herinner je aan het verhaal van de Griekse filosoof Pyrrho die op reis met een schip in een hevige storm terecht kwam. Iedereen in paniek. Slechts één passsagier bewaarde zijn kalmte en bleef rustig in een hoekje zitten met een vredige blik: het was een varken.
En dan zijn we bij Montaigne, mijn lievelingsfilosoof numero uno.. Hij vraagt zich terecht af dat ons “denkvermogen” ons reden tot dankbaarheid moet geven.
“Als ons deel hebben wij wankelmoedigheid, besluiteloosheid, onzekerheid, droefheid, bijgeloof, bezorgdheid om de dingen die komen (zelfs na ons leven), eerzucht, hebzucht, jaloezie, afgunst, bandeloze, waanzinnige en ontembare begeerten, de oorlog, de leugen, de ontrouw, de laster, en de nieuwsgierigheid. Wij hebben dat mooie verstand, waar we ons op beroemen, en dat vermogen om te kennen en te oordelen voor een ongehoorde, veel te hoge prijs gekocht wanneer we die betaald hebben met dit oneindig aantal hartstochten, waaraan wij onophoudelijk ten prooi vallen.”
En waar ik het dan ook mee eens ben:
“Inzien dat men een dwaasheid gezegd of begaan heeft is nog niets; men moet leren dat men niet anders dan dwaas is; dat is een belangrijker en verder strekkend inzicht.”
Laat de zot dus nog even dromen in de herfst-op-doek, -de antieke spullen zijn ook daarom zo troostend, ze hebben al meer dan één leven deze dwaasheden meegemaakt-, maar buiten de sporen van de tijd, zijn ze er nog niet door aangetast; ze blijven hun schoonheid en waardigheid behouden. Ze lijden niet aan de tijd.
Ik groet je en spreek verder langs de schoonheid die ik in mijn winkel aan anderen tracht aan te prijzen als troost voor de pijn die ons levenslang bezighoudt: het “leven” zegt men dan.
Je Theodore Silverstein