een achtergebleven herfst (32)

Appletree and Red Fruit, c.1902 (oil on canvas)

Beste Psych,

Ten zeerste waardeer ik je vriendschap, maar begrijp me dat ik een tijdje in het hier bijgevoegde landschap wil leven.
Je wijsheid acht ik zeer, maar ik wantrouw de mijne al een tijdje.
Ik herinner je aan het verhaal van de Griekse filosoof Pyrrho die op reis met een schip in een hevige storm terecht kwam. Iedereen in paniek. Slechts één passsagier bewaarde zijn kalmte en bleef rustig in een hoekje zitten met een vredige blik: het was een varken.

En dan zijn we bij Montaigne, mijn lievelingsfilosoof numero uno.. Hij vraagt zich terecht af dat ons “denkvermogen” ons reden tot dankbaarheid moet geven.

“Als ons deel hebben wij wankelmoedigheid, besluiteloosheid, onzekerheid, droefheid, bijgeloof, bezorgdheid om de dingen die komen (zelfs na ons leven), eerzucht, hebzucht, jaloezie, afgunst, bandeloze, waanzinnige en ontembare begeerten, de oorlog, de leugen, de ontrouw, de laster, en de nieuwsgierigheid. Wij hebben dat mooie verstand, waar we ons op beroemen, en dat vermogen om te kennen en te oordelen voor een ongehoorde, veel te hoge prijs gekocht wanneer we die betaald hebben met dit oneindig aantal hartstochten, waaraan wij onophoudelijk ten prooi vallen.”

En waar ik het dan ook mee eens ben:

“Inzien dat men een dwaasheid gezegd of begaan heeft is nog niets; men moet leren dat men niet anders dan dwaas is; dat is een belangrijker en verder strekkend inzicht.”

Laat de zot dus nog even dromen in de herfst-op-doek, -de antieke spullen zijn ook daarom zo troostend, ze hebben al meer dan één leven deze dwaasheden meegemaakt-, maar buiten de sporen van de tijd, zijn ze er nog niet door aangetast; ze blijven hun schoonheid en waardigheid behouden. Ze lijden niet aan de tijd.

Ik groet je en spreek verder langs de schoonheid die ik in mijn winkel aan anderen tracht aan te prijzen als troost voor de pijn die ons levenslang bezighoudt: het “leven” zegt men dan.

Je Theodore Silverstein

Christian_Bergeron-82


trouwen of een opera schrijven (31)

792_8d7af574407160c3899ba7f54d8d6d94

Lieve Vriend Theodore,

Toen Nietzsche in een diepe depressie zat, kreeg hij van Richard Wagner de goede raad te trouwen of een opera te schrijven. Nu had de grote filosoof niet erg veel muzikaal talent want toen hij in 1872 een pianoduet had opgestuurd, zei de dirigent Hans von Bülow: dit is de meest buitensporige bizarre extravagantie, het meest ergerlijke en onmuzikaalste stel noten dat ik in lange tijd heb gezien.

“In ’s hemelsnaam trouw toch met een rijke vrouw!” riep de radeloze Wagner toen uit, en hij nam contact op met de arts van Nietzsche, Otto Eiser, en ze vroegen zich af of de slechte gezondheid van de filosoof wellicht te wijten was aan overmatig masturberen.(!)
De vrouw op wie Nietzsche echt verliefd was…ja dat was Cosima, Wagners eigen vrouw.
Dat heeft hij lange tijd kunnen verbergen onder de mantel van de vriendschap, maar toen hij ouder werd kreeg ze van hem in 1899 een prentkaart met daarop: “Ariadne, ik hou van je.” en hij ondertekende met ‘Dionysius’.
Rond die tijd schreef hij aan een vriend:” jullie hebben samen een nest (zijn vriend en zijn vrouw), ik heb hoogstens een “hol”. Het sporadisch contact met mensen is als een vakantie, een bevrijding van “mezelf”.”

Je hoort me komen, waarde Silverstein: op je paardenmolen (het is een mooi vers geef ik toe) draai je steeds maar naar het onbereikbare waar je inderdaad nooit aankomt.
Ik begrijp de regen best als de diepe droefheid waarin je ziel blijkbaar verkeert, maar om met onze vertrouwde Nietzsche te spreken: “Het is ons lot intellectuele kluizenaars te zijn en maar af en toe een gesprek met een gelijkgestemde te hebben
Kom dus te voorschijn en laat ons tot diep in de nacht praten bij een lekkere maaltijd.

Je zielsgenoot Dumortier.

(met dank aan Alain de Botton)