Tenslotte creëert de tijd zelf zijn eigen mythologie.
Zijn het niet meer de herderinnetjes, noch minder de Griekse goden, de week- en maandbladen puilen uit van hedendaagse mythologie.
Hij schrijft daarover zelf na zijn aankomst in Los Angeles(engelen nog steeds aanwezig)
Within a week of arriving there in this strange big city, not knowing a soul, I’d passed the driving test, bought a car, driven to Las Vegas and won some money, got myself a studio, started painting, all within a week. And I thought, it’s just how I imagined it would be.
De werkelijkheid achterhaald door de droom, een zeldzame gebeurtenis.
Bijna is er in dit universum geen plaats meer voor mythologie, maar overvallen door de liefde voor zijn model dat zijn vriend zal worden, ontstaat er een nieuwe spanningsboog: model en levensgezel.
Terwijl de lover slaapt, werkt de kunstenaar.
In dit “ model with unfinished selfportrait” (1977) ligt de vriend (David Schlesinger) op het rustbed te slapen terwijl hijzelf aan het werk is.
Hij noemt het “unfinished selfportrait”.
Al gaat het hem voor de wind, succes na succes, bestellingen uit diverse media (hij maakt prachtige decors voor de Toverfluit) toch is het zelfportret niet af.
In dit grote werk (ik meen iets van 2m x 3m) zijn de dingen hun eigen mythologie geworden, maar tegelijkertijd zijn ze wat ze zijn, a rose is a rose is a rose, enz.
Toch wordt de werkelijkheid ook samengevat: het huis, de stoelen, de kleurenpotjes op tafel, het worden opnieuw indicaties, suggesties.
We weten immers wat een huis is, hoe een stoel eruit ziet , wat verftubes of -potjes zijn.
Maar dan komen de overheersende blauwtonen.
Ze beginnen bij het lange opengeschoven gordijn, herhalen zich in de bloemenvaas en haar weerkaatsing op het tafeltje om in al hun schoonheid het lichaam van de geliefde te omhullen.
Hier is geen plaats voor abstractie.
De slapende is zich niet bewust van zijn eigen schoonheid.
Zoals de rode tulpen tulpen zijn, zo is de jongeman de jongeman
Voor de slapende staat de tijd stil, is het bewustzijn opgenomen in het interieur, tot de kunstenaar zijn relatie met die schoonheid probeert uit te drukken op het witte (pistache-achtige) blad.
Kunstenaar en model, zij zijn het unfinished zelfportret, want straks wordt hij wakker, zal hij geeuwen, aan zijn kont krabben, iets dom vragen, een banale droom vertellen, om maar te zwijgen wat hen beiden in de toekomst nog te wachten staat.
Tussen twee vazen met tulpen kadert hij hun momentele leven.
De mythologie zal met de mooie jongen ontwaken en naar uitwegen zoeken met wat de tijd voorhanden heeft: foto’s, decors, brieven, een boek, een interieur, een zwembad.
Het bijna niets wordt alles, en alles is bijna niets.