sprekende scherven (319)

018_435ac747db75a8ea2d219aefb1d832b0

Ook op deze scherf van een Griekse vaas, is er bijna hoorbaar verdriet aanwezig.

Ik heb het vaak gezongen, en vanuit mijn graf
zal ik het blijven roepen: drinkt
voor gij u weer met de mantel van stof omgordt<p

Graf van Julien, de Egyptenaar, dichter.
VIde eeuw v. Chr.


deelgenoten (318)

299_baf96596ca24024065474f3652e6243b

In het Louvre vond ik dit beeld: een hoofd van een treurende, een grafbeeld.

Hier roept de steen het uit.
Geen vragen naar kunst of kunstenaar.

Puur verdriet is het.

En een grafschrift uit dezelfde Griekse tijd:

Dit hier is het graf van een zevenjarig kind. En ook het graf van zijn vader. Ze hebben beiden slechts één naam:
Markellinos. Kronen, plengoffers, snikken en gezangen,
Dat is het wat men, ter jouwer ere, offert aan je graf, Markellinos.

Toch, in plaats van plengoffers bracht je vader
Jou , als vanzelfsprekend, het offer van zijn eigen leven:
deelgenoot van je naam, was ook jouw afscheid het zijne.

Gevonden in Ephese, West-Anatolië, Turkije, IIIde eeuw na Chr.


de late zomer (4) (317)

778_751b4431ff7aaee10582ef417a299fcc

Beste Theodore,

En zoals voorspeld gebeurde, de Chapmans grepen naast de Turner prize die inderdaad naar Perry Grayson ging.
Perry, een pottenbakker en keramist haalde het met een serie vazen waarop beelden uit zijn pijnlijke jeugdjaren, naast brutale graffiti en andere uitroepen een fel contrast vormden met de schoonheid van de vaas.
Hij was dan ook media voer tot en met zeker als zijn alter ego, als “transvestite potter” in de gedaante van een kitscherig geklede mevrouw, de prijs in ontvangst kwam nemen.

Perry is trouwens een zeer beminnelijk mens.
In een BBC interview benadrukt hij dat meisjes makkelijker als tomboys, als wilde jongens aanvaard worden terwijl een jongen met belangstelling voor het vrouwelijke, de sissy-boy, het heel wat moeilijker heeft om een plaats te vinden.
Die kernboodschap, de moord op het vrouwelijke in bijna elke jongen of jongeman, ging verloren in de bespreking van de Turnerprize 2003.
Men had het over zijn moeilijke jeugd, het mishandeld worden, kortom, de zielige kant van de kunstenaar waardoor in feite zijn kunst tot een soort troostprijs wordt uitgeroepen terwijl ze een veel diepere kern raakt.
Het was in diezelfde val dat ook de Guardian criticus trapte toen hij de Chapmans aanviel, en in feite zijn we terug bij Couture, bij de vraag of kunst de kunstenaar of het onderwerp dient.

De tot dan onbekende vazen van Pearson werden plotseling £20.000 en meer waard en het verhaal van een rijke dame die zo’n vaas kocht en pas thuis werd gewezen op de vrij schunnige inhoud van enkele graffiti, duidt de vervalsing aan die naast bekendheid elke mediabelangstelling met zich meebrengt. De dame in kwestie vroeg of ze de vaas kon inruilen.

Ik duid in een link aan waar je het interview met Grayson kunt bekijken en beluisteren.
Je hoort de interviewster hengelen naar smeuïge details en het is een waar plezier Perry te horen repliceren.

“I think I was a very sensitive plant as a child – I think most artists probably are. I think our personality is the result of how our nature is acted upon by nurture – it’s a mixture of the two things. I was a very sensitive child and so certain qualities that would be traditionally seen as feminine – like vulnerability, sensitivity, preciousness – they were things that I felt I couldn’t have appreciated in my family.
I was very wary and felt I had to be tough I suppose because the boys’ role in the family is much more heavily policed than the girls’ role. Girls nowadays – and rightly so – can be tomboys, they can be achievers, they can be career girls and that’s fantastic.
But boys, a lot of parents would freak-out if they thought they had a “sissy” on their hands. It’s still quite a taboo area, I think.
Yes, there are some people who accept that – I’m generalising. As a child I put those feminine qualities in a box and put them away for later.”

Waar je ook ter wereld bent, ik weet dat deze woorden je zullen vinden.


de late zomer (1) (314)

235_f0f56604303c7ad7be063bb86646d4ac

Beste Abraham,Lees mijn brief in de luwte, of als de vroege avond komt.
De late augustus-avonden zijn raadsels waarin spijt over het voorbije en melancholie voor de komende donkerte in de uiterste vorm van schoonheid gevat zijn: de constante vraag naar het verdwijnen.

Ik trap natuurlijk open deuren in als ik de tweeling liefde en dood als symbool voor de late augustusavonden neem, vaak is dit trappen slechts de zoveelste poging om ons onvermogen tot begrijpen en verwerken duidelijk te maken.
We staan tegen de lucht te sjotten en denken te scoren zonder ons af te vragen of er ook nog een bal is.

Het is dus een mager verweer dat molenwieken van ons.
We denken dat gejuich langs de kant ons voor dit verdwijnen behoedt, dat schouderklopjes ons beschermen tegen het verval, dat sterren een waarborg voor romantiek zijn en de vlugge nacht ook weer door een zomerse morgen verdreven wordt terwijl de dagen zichtbaar korten.

Dat waren mijn bedenkingen terwijl ik het werk van de broers Jake en Dinos Chapman probeerde te plaatsen.
Jake en Dinos, twee Engelse kunstenaars en heuse broers, gaan al een tijdje over de spreekwoordelijke tongen.
Uitroepen als shockerend, brutaal, slapstick wisselen elkaar af.
Jongeren onder de zestien werden voor het betreden van de tentoonstelling in het Tate gewaarschuwd, er lagen immers ergens twee opblaaspoppen te sixty-ninen, een werk van de hierboven geciteerde broeders.
Dus al die min zestienjarigen als de bliksem naar de bedoelde plaats, de waarschuwing is nog steeds een mooie vorm van propaganda.

Jake en Dino Chapman zijn verstandige jongens. Geen om zich heen trappers, geen pseudo-filosofen, al kregen ze dat verwijt wel op hun dak enkele jaren geleden toen een van hun werken voor de Turner prize in aanmerking kwam.
Ik citeer de aanvaller die hoopte dat niet zij maar wel Grayson Perry de prijs zou halen:

Please don’t be offended when I say that Grayson Perry should win. I’ve always admired you two, but I think that pseudo-philosophy era is coming to an end. Grayson’s work is embedded in his psyche. He’s not asking people to get what they need from cleverly named pieces or trying to “shock” (these days, read “bore”) them into interacting with culture. He’s describing something deep inside him; imparting a wisdom more private than exhibiting himself dead and naked as what I think you conceptualists call a “ready-made”. Don’t you think his victory would be a victory for art?

Tot daar de heer Ivan Massow van de Guardian.
Het antwoord van de broers wil ik je ook niet onthouden (fragment):

To our surprise, Mr Massow has singlehandedly called an end to the “pseudo-philosophy era” and since we are – for our sins – sincerely interested in the history of ideas, we must defer to the presiding wisdom of our executioner. We must apologise; we didn’t know philosophy and art would end.

Deserving of our fate, before Massow delivers his decisive blow we beg to know: where, how and when will the “real philosophy era” begin – what will it look and sound like, what language will it use, what form will it take, how will it pass from generation to generation, will such an intuitive form be the privilege of a public or private education?

We do admire Massow’s concern for the masses, although we wonder whether his desire to obliterate art’s apparent complexity is a solution to their alienation and exclusion. You see, in our most humble opinion, we always suspected that the overt fetishisation of pastoral handicrafts by the bourgeoisie served the purpose of obscuring the true relations of Capital. Here we go alienating people again.

Still, as the last ebb of the Age of Enlightenment fades and the Massowian Age of Light Entertainment bursts forth we might ask what will happen to all the silly old books, philosophers and artists?

Goodbye, we loved you all but one,Jake and Dinos Chapman

Kijk, dat je dan mijn hart wint, zal je niet verbazen.
Ik stuur je een prentje mee uit hun werk “The Hell”, een groots spektakel waarin speelgoedsoldaatjes zich uitleven in de hedendaagse context al zijn herinneringen aan bepaalde strekkingen niet ver weg.
Elk soldaatje kreeg een waar mensenhoofdje.

Dat het werk van Goya hen inspireerde zal je niet verbazen.
Laat de nacht de zachte tunnel naar de volgende late zomerdag zijn.


poging tot nuance (313)

180_82799855f607a727ad5063beff39dec9

Beste Theodore

Hierbij stuur ik je een foto van Thomas Couture’s graf op Père Lachaise.
Bezoek het, en leg er in mijn naam een bloemetje bij.

Ik denk niet dat de heer Couture zo’n ondergeschoven kereltje was.
Hij kreeg al in 1837, 22 jaar oud, de prix de Rome, werd bedolven onder de opdrachten en wat ik in Manet’ s geschriften lees duidt ook niet onmiddellijk op een ruime geest, al is dat dan weer een interpretatie van een mogelijke (nodige) vadermoord.

Van de opdrachten die hij kreeg maakte hij er slechts ééntje af (in de Saint Eustache kerk) en die kreeg nogal wat kritiek.
Hij schreef een boek met zijn opvattingen over de schilderkunst, vertrok uit het drukke Parijs waar hij als elfjarig jongetje was aangekomen, en keerde terug naar zijn geboortestadje Senlis waar hij les gaf aan (later beroemde) jonge schilders.

Toen een uitgever hem vroeg om een autobiografie te schrijven antwoordde hij dat een biografie de verheerlijking van een persoonlijkheid was, en “persoonlijkheid is de gesel van deze tijd”.
Een schilder moest “onpersoonlijk” zijn, ten dienste van zijn onderwerp.
Hij had het waarschijnlijk ook over de nogal woelige levens van de heren artiesten die meer in de kroeg dan achter de schildersezel zaten.

In zijn Parijse jaren studeerden ook vele Amerikaanse schilders in Parijs, zoals de beroemde Sargent, en Peter Alexander Healy.
Deze laatste bleef Couture’ s trouwe vriend tot aan Thomas’ dood in 1879.

Yewell, een andere Amerikaan, leerling van Couture schrijft over hem:

“… “a small fat man in a brown woolen jacket,” sometimes getting “a blowing up” when a drawing didn’t please the master. “So I took a fresh canvas and began another.” The next day, “Couture said my new head of the trooper is better,” and a later entry: “Finished my study, which is my best head. Painted sky in my Trooper 5 or 6 times and scraped it out.”

In een Engelse kunststudie lees ik over Manet:

Thomas Couture taught Manet to love technique for its own sake. From Couture, Manet learned how to use outline expressively, how to obtain a lively effect with broken brushstrokes, and how to achieve strong lighting with a minimum of tones.

En dat hij niet wereldvreemd was, blijkt uit zijn beschrijving van de toen opkomende stoomlocomotief. (Ik heb alleen maar een Duitse vertaling van het fragment uit zijn boek “Methode et Entretien d’ Atelier (1867) )

“[…] diese seltsame, geheimnisvolle Kraft, die einen Vulkan in ihren Flanken birgt, dieses Monster mit bronzenem Panzer, mit feurigem Maul, das den Raum verschlingt, oder vielmehr diese Maschine gewordene Zivilisation, die alles zermalmt, was sich ihr entgegenstellt… Ich finde, um sie angemessenen wiederzugeben, braucht man größere Leinwände und stärkere Talente. Glauben Sie mir, die Lokomotive ist noch nicht dargestellt worden.”

En het zou dan ook niet lang meer duren of zijn leerling Manet zou in zijn Chemin de Fer (1871/72) de trein laten binnenrijden.

Of er trouwens enige ironie zit in deze uitspraak in een brief aan M. de Villemesse, weet ik niet:

J’ai l’amour-propre de me croire le seul artiste véritablement sérieux de notre époque (vous voyez que j’ai le courage de mes opinions).
lettre à M. de Villemessant, Figaro du 28 janvier 1857.

Ik hoop dat ik Thomas uit het één dimensionele hokje heb gehaald, al hebben we niet eens de tijd besproken waarin hij leefde.

In de winkel is het nog stil.
De schooltijd komt aangehijgd.
En de zon.

In de tuin gaat de wingerd verkleuren.


les bonnes raisons (312)

092_85e50660a04ccf81c7aa977001d6e101

“Jamais je n’ avais mieux senti la sublimité des vers de notre admirable poête que dans votre bouche harmonieuse”

Dat schrijft George Sand aan mademoiselle Pauline Viardot, zangeres, die de door Charles Gounod getoonzette tekst “Le Soir” van Lamartine ten gehore brengt, muziek door Gounod aan Sand opgedragen.

Ik weet het, ik ben een jaar te laat, het Georges Sand jaar (2004) is mij in stilte voorbij gegaan, maar laten we van de idiote gewoonte afstappen mensen alleen te eren en te gedenken als ze op een op nul of vijf eindigend aantal jaren geleden geboren werden of het loodje hebben gelegd.

Ik verwijs daarvoor naar de prachtige site van France Culture: http://www.georgesand.culture.fr.
Een indrukwekkend mooie site waarin nog maar eens duidelijk wordt wat je met de bundeling van info en grafiek op het internet kunt doen.
Ik zet ze graag bij mijn links en buig eerbiedig het hoofd voor zoveel artistieke kunde.

Ik begrijp heel goed het beeld van “het vlindertje-prikken”, beste Abraham.
Ik dacht daarbij aan de kleine Maurice Sand die op zijn tiende naar een strenge kostschool wordt gestuurd door zijn pa en daar het voorwerp is van spot om zijn schrijvende moeder.
Zijn beminde ma schrijft daarover:

““ Il est des enfants dont le caractère est antipathique à cette règle miliaire des lycées, à cette brutalité de la discipline, […] mon pauvre Maurice était né artiste, il en avait tous les goûts, il en avait pris avec moi toutes les habitudes. […] Je crus que j’allais mourir. C’était la première fois que je voyais Maurice malheureux, et je voulais le remmener. Mon mari fut plus ferme et eut certes toutes les bonnes raisons de son côté. ”

George Sand, Histoire de ma vie, t. II, p. 177

Die “bonnes raisons” lagen in het verlengde van “de mannelijke opvoeding”, en de gevolgen daarvan zijn ons in een aantal wereldoorlogen duidelijk geworden.
Het zal nog een jaar of twee duren eer de jongen via een geveinsde ziekte zij pa kan overhalen hem weer naar huis te laten komen.
Het is rond die tijd dat Thomas Couture de Sands ontmoet heeft en hij menig portret van de moeder en de beminde zoon heeft gemaakt.

Ik denk dat Thomas ook aan dat tekort aan “mannelijke opvoeding” heeft geleden want, vergeten we even zijn Romeinse cinemascope, dan ontmoet je werken die door hun grote vrouwelijkheid een beminnelijk man laten vermoeden.

Ik ben nu weer in Parijs en in het Louvre hangt een mooi vrouwenportret van Couture .
Ik stuur het bij deze elektronische brief.
Het zou inderdaad best kunnen dat dit hoog gehalte aan vrouwelijk aanvoelen hem duur te staan is gekomen.

Le peintre pompier par excellence, of: als de heks maar branden kan.


de realist (311)

578_0f1db5bbf5835c5857524e2902ce9adb

De dode vlinder wordt met een speld door zijn lijf in een fraai uitstalkastje geprikt.
Nu hij is hij ten volle te determineren.

Mijn vreemde aanhef, vriend Theodore, is niet dadelijk een reactie op jouw brief over “de overbodigheid”, al zal na mijn schrijven blijken dat het nut van de soort of haar zogenaamde “hogere” rol toch nog ver te zoeken is.

Een vriend uit Lyon schreef me over een mooi portret dat hij in zijn Galerie te koop aanbiedt.
Het is “Portrait de Maurice Sand” door Thomas Couture.
Zowel bij de naam “Sand” als bij “Couture” zullen er allerlei bellen gaan rinkelen.

Ja, Maurice was de geliefde zoon van de beroemde George Sand, ze zei over hem in haar agenda: ” Mon fils est mon âme même.”

Moeder en zoon leefden in een hechte samenhorigheid, zeg maar afhankelijkheid, en het was Maurice die haar boeken zou illustreren en de marionetten ontwierp voor het poppentheater in hun chateau (lees: groot buitenhuis) te Nohant.
Op het portret staat hij als twaalfjarige, een vrij onbekend portret, zeker als je bedenkt dat het geschilderd is door de man die in 1847 Parijs verbaasde met zijn “Romains de la décadence”.
Dat was een soort cinemascope die honderd jaar later in de sandalenfilmen zou overgedaan worden.
Een doek met een zedenles: kijk waar decadentie toe leidt, de bekende truc van filmen en boekjes om hun smeuïge waar te verkopen aan de gulzige ogen van de rechtvaardigen onder ons.

Thomas Couture kreeg dan ook later de naam van “peintre pompier par excellence”.
Het doek is nog altijd te bewonderen in het musée d’ Orsay.

Maar dat hij nog iets anders kon dan zwelgen in historische taferelen wordt vaak (uit pure onwetendheid) verzwegen.
Eerst en vooral was hij een uitstekend leraar, (met leerlingen als Manet, Fantin-Latour, and Puvis de Chavannes) maar zeker ook een gevoelig portrettist zoals allerlei werken van zijn hand duidelijk maken.

Dat hij een hekel had aan het opkomende realisme mag blijken uit mijn prent die ik met mijn boodschap meestuur.
Het doek heet “de realist”, en het spreekt voor zichzelf.
Wie zo humoristisch (kijk naar het zitje ) uit de hoek kan komen, moet zeker een gevoelsmens zijn.

Maar eens pompier altijd pompier en vastgeprikt met dat speldje is hij de kunstgeschiedenis ingegaan.

Onze drang om te catalogiseren getuigt van angst en zelfoverschatting.
Niet voor niets begint de realist met een “varkenskop” na te tekenen, al is dat wellicht een belediging voor dit dier dat vaak van meer hersens getuigt dan de tweebenige heerser der aarde.


mixen maar (310)

789_ef5eaa61d3ce0c229ef6264d57fd29e1

Beste Abraham

Het blijft een moeilijke oefening: de kijkkast van de natuur zonder dat de kijker, de beschouwer er een plaats in vindt, terwijl hij van hetzelfde materiaal gemaakt is als de dingen die hij aanschouwt.

De meeste Roussiaanse kreten met “terug naar de natuur” maken diezelfde denkfout.
Wij denken dat de natuur BUITEN ons te bekijken of te bewonderen is, terwijl hij IN ons in hevige mate aanwezig is.

Je zou kunnen zeggen dat ons bewustzijn, of de mogelijkheid dit bewustzijn te hanteren ons in zekere zin onderscheidt van de andere natuurelementen, maar dan vertrekken we weer vanuit de mens als maatstaf terwijl we over menselijke emoties en ideeën handelen en weinig besef hebben van de werkelijke levensvormen waarin planten en dieren de tijd en hun omgeving beleven.

Zo zijn sommige ”beschermers” van de natuur “natuurder” dan de natuur, een eigenschap die over hetzelfde onbegrip spreekt als zij die het landschap aantasten of verwaarlozen.

Als bewoners van de planeet hebben wij blijkbaar onze gangen te gaan en het is een goede zaak dat die gangen zich op onze natuurlijke omgeving afstemmen zonder echter dat ze ons verstarren of terug naar de middeleeuwen projecteren.

Ik kan me heel goed jouw gevoel van “overbodigheid” voorstellen als je langs velden en bossen zwerft en je de tijd neemt om je van hun ware aanwezigheid te doordringen.
Zo lees ik met enige glimlach dat er ook een vreemdelingenprobleem bij bomen bestaat: niet streek gebonden bomen worden door zeloten uit het landschap verbannen, omgehakt of op de zwarte lijst gezet alsof de natuur een soort statische plaats is die naar “eeuwige” wetten luistert.
De sparren bijvoorbeeld werden in de 18de eeuw in de Ardennen geplant om de arme bevolking aan inkomsten te helpen. Dat is ook gelukt.
Nu zijn de sparren op de ware veengrond personae non grata, ze horen er niet.

De natuur is hier in de grote Amerikaanse steden net zo aanwezig als in de Europese grootsteden: vossen, merels, ja zelfs spechten hebben zich in de voorsteden genesteld, en aangepast, een eigenschap die ze met hun menselijke soortgenoten gemeen hebben.

Dat wij onze bewustzijnsvormen niet ten volle ontwikkelen en met verwoestende voeten door de natuur (en onszelf dus) stappen, is duidelijk.
Het is een moeilijk evenwicht: betaalbaar vlees op tafel (kijk naar de prachtige koeien) betaalbare vezels rond het lijf (kijk naar de schapen en bewonder de zijderupsen), klei voor bakstenen, hout uit de bossen, ertsen uit de mijnen, en eens we gezellig bij de dure haard zitten ontwikkelen we met gemak onze theorieën.

Ik heb ook wel eens zin om de aarde zonder de eigen soortgenoten te bedenken, wie niet?
Maar door een speling van het lot zeggen sommigen, door goddelijke bestemming beweren anderen, lopen wij nu eenmaal op dit minieme onderdeeltje van het heelal rond.
We laten krabbels en kleuren, muzieknoten en letters achter. Als verklaring?
Als poging tot rechtvaardiging, als wanhoopskreet, als pathologie, als opperste verbazing, als woede, als passie voor het levende?

Mixen maar.


overbodigheid (309)

230_39a85103a6bbb4c63f7178e4a8ddad6b

Terug van het land.

Wat mij opviel
was onze totale overbodigheid.

Wij graven ons een weg
bouwen ons een huis
schieten ons een dier

In het huis langs de weg
eens de beenderen zijn afgekloven
verschaffen wij ons
het water
ontsteken wij ons het licht

Tot naast ons huis een ander huis verschijnt
en nog een huis, en nog eentje.

een stad langs de rivier
badend in het licht.

nature morte.


wat werkelijk is (308)

926_cd91dd8fe65d786ed1ca0533de8522f3

Beste Abraham,

Waar ik nu ben is de koelte van het museum een verademing .
Buiten staat de wereld in brand.
Ik stuur je nog een mooi nachtelijk beeld.

Ook de donkerte
biedt beschutting.

Zij zalft de open wonden
van het harde daglicht.

Is het bij jou dag,
dan breekt hier de nacht aan.

Nooit zullen wij weten
wat werkelijk is.


nazomer(307)

428_fc35fe9f5a0b0a8a0e8f16f494e6b1aa

NAZOMER

Nazomer is het
de wolken baren
de vroeggeboorte
van de herfst

Toch geurt het land
naar loof, en tussen ‘t druppelen door
de mokerslagen
en de pijlen
voor wie heeft liefgehad

Na ‘t onweer
spiegelen de wolken
onder onze voeten.

Dit fijne plaatwerk
van Hefaistos’ hamer
zet de hemel op zijn kop.


Beste Theodore,

Enkele dagen op het land om mijn honger naar vergezichten enigzins te stillen.
Daarna ben ik weer in de stilte van de winkel.
Ook de dingen ademen.


niets is wat het lijkt (306)

801_47f445137eb276c33aade961ac863527

Beste Abraham,

Natuurlijk benijd ik je innerlijke reizen terwijl ik met koffers zeul, urenlang met wachten doorbreng en aan de sjieke smakeloosheid van hotels probeer te wennen.

Maar kunstwerken zijn door hun respectievelijke bezitters over de hele wereld verspreid, vaak in duistere archieven voor altijd verloren gelegd, of erger nog: in kluizen opgeborgen wegens hun vermeende (geldelijke) waarde.

Ik voel me als jouw Hudibras of Don Quichote. Vervang Rossinanten, zijn povere schimmel door een vliegtuigzetel of een taxi en je zou de avonturen van een zwervende ridder kunnen beschrijven, op zoek naar onzichtbaar geworden tekeningen en gravures.

De kunstmarkt is ondoorzichtig, er wordt met dure woorden gezwetst, en de trends bepalen meer dan de intrinsieke waarde de prijs van een stuk.
Omdat ik in opdracht werk, kan ik onomwonden en zonder al te veel etentjes of onderhandelingen mijn werk doen.
Tenslotte moet ik de kunstwerken maar lokaliseren, ze weer samenbrengen is een klus waar zelfs diplomaten, ereconsuls en ander voornaam volk een zeg moet over hebben.

In jouw winkel zijn de meeste stukken bereikbaar voor een groot publiek, dat was onze doelstelling: mooie dingen samenbrengen die betaalbaar blijven.De ziel in het eenvoudige glas, zilver of porselein, het geheim in het koffertje, verbindt ze met de geschiedenis die eraan verbonden is, en we verkopen telkens weer een verhaal dat kan verder verteld worden.

Ik stuur je een mooi schilderijtje op van Jacob De Wit. (1695-1754)
Hij verbleef van 1708 tot 1715 in Antwerpen en bestudeerde vooral het werk van Rubens.
Terug thuis in Amsterdam werd hij een veel gevraagd schilder voor decoratie en plafondschilderingen.
Ook voor deze stukken waarvan je zou denken dat het stucwerk is, in de wandeling “grijsjes” (en grisaille) genoemd wegens hun kleur, en in de 18de eeuw erg in trek.
Omdat de Wit er een ware meester in was, gingen ze al spoedig “Witjes” heten.

Dit is de winter. (1740)
Drie jochies proberen zich te verwarmen.
Eentje brengt hout aan, een tweede blaast het vuur aan en een derde probeert zich te verwarmen.
Het optische bedrog vind ik wel leuk. Niets is wat het lijkt te zijn.
Maar de warmte is er, hoe dan ook.


de schaduwkant (305)

516_fceb92523d55482418a170b1c98ae785

Beste Theodore,

Je bent alweer op weg, de grote plas over terwijl hier de zon eindelijk aan haar come back is gaan werken.

In de winkel is het nog stil.
Druppelsgewijze.
Het mooie glas, porselein en zilver is op zichzelf aangewezen.
Ze liggen niet wakker van hun volgende leven.

Ik heb je brieven over William Hogarth terug gelezen.(ze beginnen op 16 februari van dit jaar)
Uit een belangrijke erfenis van een kunstverzamelaar kocht ik in de States 4 (ingekaderde) etsen uit zijn eerste serie: HUDIBRAS.
Hij is een soort Engelse Don Quichote uit de 18de eeuw.
Hogarth hekelt er het puriteinse, het sektarische , kortom: het hypocriete van de samenleving.
Zijn stijl liegt er niet om. Hij is een scherpe observator.
Hij kent zijn pappenheimers.

Ik stuur je een mooi portret mee door hem geschilderd in opdracht van ‘s konings apotheker, Mr. Daniel Graham.
Het is een vrolijk portret van zijn kinderen.
Het jongetje rechts in beeld speelt op een mechanisch orgeltje alsof hij de zang van de gekooide vogel wil begeleiden terwijl de poes boven zijn hoofd mee komt poseren.
Het jongste kind zit een soort rolwagentje met een lange hendel, en naast de jongste zie je een gedetailleerde korf met fruit.
Het oudste meisje houdt de hand van de baby vast en in de andere hand een trosje met kersen terwijl het andere meisje een revérence maakt.

Kijk nu op schoorsteenmantel en dan zie je daar een beeldje van Cupido die een zeis vasthoudt, naast een zandloper, symbolen van de dood.
We weten dat de baby dood was toen dit doek geschilderd werd, en daarom waarschijnlijk de sombere referenties naar de sterfelijkheid van deze schoonheden, in een tijd trouwens waarin een groot aantal kinderen stierf in hun eerste jaren.

Het is een ongewoon doek, helemaal in de geest van de satirische Hogarth, maar tegelijkertijd met een ingehouden tederheid en een rijk palet aan frisse kleuren en tinten.
Als je in de National Gallery komt in Londen kun je het in al zijn schoonheid bewonderen.

Ik hou in jouw plaats wel een klein toespraakje deze avond als vier van zijn originele etsen het huis uit mogen.
Al zie ik ze niet graag vertrekken, de schoonheid kan alleen maar door haar te verspreiden gediend worden.

In de tuin filtert het licht door de boomkruinen.
Elk ogenblik verandert het .
De schaduwen worden langer nu augustus al gekanteld is.
Denken we de werkelijkheid te zien, dan zijn het alleen de schaduwen die we waarnemen.
Want tenslotte zijn we alleen zichtbaar als schaduw en naarmate de stand van de lichtinval worden we telkens anders waargenomen.
Althans onze schaduw.
Vervormd dus.

Dat wist Hogarth, en hij verkoos de lach boven de melancholie.