Als jongen dacht ik dat Karlsruhe met kalmte, rust en vooral met natuur had te maken.
Neen dus.
En erger nog, hun Zentrum für Kunst und Mediatechnologie (ZKM) -hoe krijg je’ t gezegd- heeft zijn tentoonstelling “Ausstieg aus dem Bild” verlengd.
Heb ik iets tegen Karlsruhe?
Absoluut niet, er zijn stadjes en gepocheerde steden die op erger hoon en misprijzen mogen rekenen.
Zou het aan dat ZKM kunnen liggen?
Wel, ik citeer een stukje uit hun verantwoording van deze “Ausstieg aus dem Bild”.
“Den Ausstieg aus dem Bild haben bereits zahlreiche Künstler der Moderne wie beispielsweise Kasimir Malewitsch oder Piet Mondrian vorbereitet.
In der zweiten Hälfte des 20. Jahrhunderts haben Maler der jüngeren Generation ihre Bildinhalte weiter geometrisiert oder reduziert. Lucio Fontana begann seine monochromen Bilder aufzuschlitzen um seine Auffassung von Raum zu verdeutlichen.
Weitere künstlerische Angriffe auf Bilder folgten. Die Vielfalt der verwendeten Materialien nahm zu, vor allem solche, die bis dahin als nicht kunstwürdig galten, wie Alltagsgegenstände oder auch Müll.
Über das klassische Bildformat hinaus wurde die Entkopplung von Botschaft und Bild auf den Körper des Künstlers, auf Objekte der Lebenswelt, Schrift oder Licht ausgedehnt; darüber hinaus begannen sich Performances und Happenings in Kunstkreisen zu etablieren. Der Ausstieg bzw. die Überwindung des Bildes war gelungen.
Probeer het nog één keer, want het is naar goede Duitse gewoonte, moeilijk gemaakt, maar in feite in enkele zinnen samen te vatten.
1. Malewitsch en Mondriaan hebben die Ausstieg” voorbereid, en jawel hoor, na de oorlog werd het beeld en de drager gewantrouwd zodat men hem ging beschadigen, in vraag stellen, enz.
Künstlerische Angriffe, heet zo’n aanslag.
2. De ontkoppeling tussen beeld en boodschap werd verder gezet, bv. op het lijf van de artiest, op objecten uit de dagelijkse leefwerel, geschriften of licht.
En daarmee samengaand begon men met allerlei happenings en performances.
Voilà, nu komt de meest irriterende zin:
“Die Überwindung des Bildes war gelungen.”
Dergelijke instituten krijgen van de overheid veel geld, en het zou dus in feite Duitse burgerplicht zijn, om aan zoveel simplisme een stevig “wablief?” toe te voegen, een opwelling die mij telkens weer bekruipt als ik de kunstgoden met merkwaardige happenings het volk zie overvallen.
Ik hou heel veel van hedendaagse kunst, dat mag al gebleken zijn uit het aanhalen en onderzoeken van schilders, fotografen en beeldhouwers om maar van de cinema te zwijgen.
Ik wil ver wegblijven bij degenen die met bruine stem over Entartete Künst” gaan lallen als ze vormelijkheid van een artistieke uiting of gebeuren niet dadelijk begrijpen of boven hun snorrende kachel kunnen hangen
Maar even ver als ik me van dit steeds maar aangroeiende volksgedeelte wil verwijderen, blijf ik de afstand tussen mezelf en de trendy-kunst vergroten.
De koude kak van veel geprezen knutselaars en Bühne bestormers ergert me niet eens.
Elke tijd heeft zijn opgeblazen en gesubsidieerde nieuwlichters nodig.
Dat was al in het Florence van de dertiende, veertiende eeuw, en dat zal zeker zo zijn in Avignon, Brussel en Karlsruhe anno 2005.
Wil je kippen laten kakelen dan moet je ze goed voer voorzetten, en de windeieren komen in de beste families voor.
Wat me werkelijk koude rillingen bezorgt is de steeds maar grotere kloof tussen al deze kunstenbedrijvers en het grootste gedeelte van de overige bevolking.
Ik weet het, de modale man heeft zijn programma’s waarin het leven zoals het is ten tonele wordt gevoerd, en er zijn mensen als de heer Hoet en anderen die hun eigen kruistochten tot multimediale potsenmakerij wisten om te zetten.
Voor het goede doel moet je veel overhebben
Ik moet niet zeuren over de dagelijkse goorheid van de beeldindustrie, weldra ook digitaal verkrijgbaar.
Wat heb ik toch te jammeren als met één muisklik ‘s werelds musea zich voor ons openen en zowel de verenigde vinkeniers als het Zentrum für Kunst und Mediatechnologie (zeg dit luidop en alle vogels in de tuin verdwijnen voor twee weken) op het internet hun stek hebben gevonden.
En lig ik nog wakker als met het vallen van de blaren iedereen zich naar de boekenbeurs begeeft om zich met teksten en prenten te laven?
Zou ik niet beter dertig stokslagen krijgen omdat ik de centenstromen naar de kunstenmakers nog maar in vraag durf stellen terwijl de massa toch elke avond ruimschoots in het circus minimus wordt geëntertaind?
Wil ik het ook weer hebben over de afwezigheid van een boekenprogramma, en het moet-plezant-zijn gedoe-ook-al-is’t -serieus (andere uitdrukking voor Canvas) of ga ik ook weer zeuren over de ideologische bestorming van de kinderziel, die willen of niet of met godsdienst of met lekenmoraal wordt begoten terwijl ware filosofieleergangen in lagere en middelbare school een verre droom blijken te zijn?
Ik kijk met een beetje heimwee naar het Davids- en Willemfonds, naar de tijd toen het woord “cultuurspreiding” nog geen vloek of historische wind was.
Ik eer radioproducer Roland Van Opbroecke zaliger die het woord “vulgarisatie” niet gelijkstelde met het verkleuteren of de obsessie tot het absoluut entertainen van de kloot.
En ik betrek in dit veel te late en veel te schamel eerbetoon de anonieme leraars en leraressen die ondanks de steriliteit van de instelling, het tekort aan middelen, en het teveel aan kritiek, toch weer de deur openden naar de schoonheid van het woord, de diepten van kleur, de verbazing over de veelvoud aan architectonische mogelijkheden, de strijdvaardigheid en libertijnse luchten in de klassieken, kortom de bevlogenen, al dan niet met geschroeide pluimen.
Hoe moet de liefde voor wat wij kunst noemen gedijen in gebouwen die voor de duur van een kinder- en jongerenleven nog net niet op instorten staan of wiens kleuren en inrichting blijkbaar de neutraliteit van het onderwijs moeten waarborgen.
Kom me niet vertellen dat daar geen geld voor is.
Wat doen al die kunstacademies en kunstige instellingen met hun opleiding?
Iedere academie moest per jaar één klas en één schoolgang herinrichten, samen met de bewoners van dit lokaal, en de lik verf zal met veel vreugde door de plaatselijke kleurenboer of knutselmarkt geschonken worden.
Een hoop ondergewaardeerde technische opleidingen krijgen meteen praktijkwerk en als we zeldzame zeilschepen kunnen repareren dan zou er hier ook nog een mooie aanvullende taak voor de arbeidsvoorziening liggen.
Dat we veel geld voor Olympische medailles over hebben mag een troost en aanmoediging zijn voor de lijfelijken, wij juichen het toe en zullen elke medaille met een hoorsnstoot begroeten, maar we zouden natuurlijk ook blij zijn als er enkele geestelijke prestaties op trompetgeschal mogen rekenen ook als zij niet dadelijk op de arbeidsmarkt gericht zijn.
De omroeparbeiders van alle gezindten bevelen wij verplichte uren kijken naar buitenlandse zenders aan zoals daar zijn de BBC en de WDR waarin telkens weer pogingen tot het verzoenen van cultuur en aandacht op hoog niveau, en het instellen van lage drempeligheid, plaatsvinden.
Nu heeft iedereen zijn hokje, en dat noemen we de horizontale programmatie, het kind dat dringend met het badwater moet weggekieperd worden.
Vaak zie ik op Canvas prachtige Eén programma’s en omgekeerd.
Nu bepalen onderzoekbureau’s de programmatie, want als de bevolking zegt dat ze liefst mosselen frites eten, dan zal het ook mosselen met frites zijn, en dan heb ik nog niet over de slijkerigheid van het gemosselte en de achterliggende smaak van Vlaamse grond in de aardappelreepjes.
Er zijn mosselen en mosselen, en zoals de kenners weten ook de ene friet is de andere niet?
En nu terug naar Karls
ruhe waar ik deze avond laat dit, met andere (Duitse) woorden, ga vertellen, vandaar de soms te lange en stramme volzinnen.
Als je mij niet meer terugvindt, kom dan mijn asse begroeten met een glimlach.
Dan bin ich aus dem Bild aussgestiegen en neemt mijn veel te oude ziel volop deel aan allerlei zotte en overbodige happenings zoals daar zijn, het verwaaien in de wind, en het kreunen onder de winterkou om maar te zwijgen van de volgende lente waarin ik wellicht als paardenbloem weer mijn kopje mag opsteken.
Ga naar Parijs, lieve psychie en zoon.
In het centre Pompidou loopt een mooie tentoonstelling “Big Bang”, een overzicht uit de kunst van de 20ste eeuw.
afbeelding:
Danielle Quarante
Sarcelles (Val-d’Oise), 1938
Fauteuil, Albatros1969
Editeur Airborne (France)
Présenté au salon des Artistes Décorateurs en 1969
Résine de polyester armée de fibre de verre
68 x 88 x 8 cm