We hebben Elisabeth, dochter van l Petite Dame en Theo Van Rysselberghe al ontmoet toen ze negen was en ze naar eigen zeggen (a posteriori) zich al vroeg tot die nieuwe meneer voelde aangetrokken.
Omdat haar mogelijk Journal of haar agenda niet bereikbaar is, blijft het dus gissen wanneer ze die uitspraak heeft gedaan.
De Cahiers de la Petite Dame bestonden nog niet en in Gides Journal wordt er maar vaag een allusie gemaakt op haar aanwezigheid.
Wel weten we dat Gide en de Van Rysselberghes veel met elkaar optrokken, ze woonden vaak bij elkaar en maakten reizen naar Weimar, Jersey, Rome en Florence.
Gide volgde met veel belangstelling haar weg van kind naar jonge volwassene, en die transformatie was vaak onderwerp van debat bij de Van Rysselberghes.
Theo, eerder behoudensgezind gehecht aan de tradities, ‘aux règles d’une famille bourgeoise’.
Maria wilde haar dochter vooral de mogelijkheid geven haar eigen weg te gaan, haar eigen opinies te vormen, verantwoordelijk te leren zijn voor haar eigen beslissingen.
Die laatste opvatting kon Gide ten zeerste bekoren, en hij hield zich vaak met de lectuur van Elisabeth bezig, met wie hij oefeningen van luidop lezen maakte, een methode waaraan hij erg gehecht was.
De onafhankelijkheid van Beth toonde zich al in de keuze van haar loopbaan.
Je zou denken dat ze zich door haar omgeving liet inspireren en een kunstrichting zou uitgaan, maar ze behaalde haar diploma in Groot Brittanië aan het Swanley Horticulture College.
Tijdens de oorlog verving ze in Schotland de opgeroepen tuinmannen.
Onafscheidelijk werd ze van Ethel Whitehorne (Whity) die lid werd van de clan.
Martin du Gard schrijft over haar:
‘La jeune Whity est en or: une grande fille découplée qui mélange curieusement le sérieux et la gaîté, la grâce et quelque chose de rude, la pudeur et quelque chose d’extrêment sensuel, la finesse du sourire et une certaine brusquerie de garçon.
Tout cela est infiniment sympatique et fait paraître bien frelatée l’existence que l’on a coutume de coudoyer.’
Maar voor we de geschiedenis haar beloop laten keren we even terug.
Het is 1910, Elisabeth is dus twintig. In München ontmoet ze de Engelse dichter Rupert Brooke.
Hij is drie jaar ouder dan Beth en heeft in de Engelse literatuur een heel speciale plaats ingenomen.
Hij is oud leerling van Cambridge (waar hij zelf vanaf 1913 onderwijs geeft), bereisde Noord Amerika en Europa en heeft naast een hartveroverende schoonheid ook nog een sterke persoonlijkheid.
Hij is de intieme vriend van Jacques Raverat (de organisator van de Engelse reis voor Marc en Gide) en behoort met hem en Gwen Darwin, Maynard Keynes en David Garnett tot de ‘néopaiens’, de nieuwe heidenen, gekenmerkt door hun socialistisch engagement, hun gehechtheid aan het sportieve leven in open lucht en door een dominerende heteroseksuele gerichtheid.
In een brief in 1911 schrijft Rupert Brooke ‘Le groupe de gens dont nous faisons partie…ne s’ accouplent pas hors mariage.’
Maar intensiteit des te meer, dat zal blijken uit het vervolg van de korte,maar hevige relatie tussen dat grootogige meisje en de dichter.
Helaas zal de dood ook zijn rol vervullen.