PERCEPTIE EN VOOR-OORDEEL

hb_2005.100.325

Deze mooie daguerrotype is van de Amerikaanse fotograaf Jeremiah Gurney(1812-1886)
Hij kwam naar NY city om er in de juwelenhandel te werken en leerde als een van de eersten hoe je een daguerrotype moest maken.
Zo opende hij in 1840 een van de eerste portretgalleries op Broadway.
Technisch zeer sterk maakte hij mooie drie dimensionele portretten van de culturele elite uit NY.

De politici en de entertainers lieten zich fotograferen bij de meer bekende Mathew B Brady.

Circa 1857 maakte hij dit wonderlijke portret van ‘Two girls in Identical Dresses’.
We weten niets van de levensgeschiedenis van deze twee meisjes, maar zoals ze daar bij elkaar geplaatst zijn, een zittende en de kleinste staande, gaat de aandacht van de kijker meer naar de identieke kledij dan naar het karakter van de geportretteerden.

Je onderzoekt wel of ze inderdaad familie zijn, en dat blijkt wel zo, waarschijnlijk zusjes, of tweelingen.
Het is voor die tijd ook een beetje al een frivool kinderportret want je ziet en de schoenen, en de onderrok van het zittende meisje.

Het zijn duidelijk stadskinderen.
Wel opgevoed.
Ze kijken star maar dat is waarschijnlijk door de lange belichtingstijd die de laag op de glazen plaat nodig had voor dit studio-portret.

Ze zijn een beetje met rouge ingekleurd zodat de grijstinten van de kleedjes duidelijker uitkomen tegen het zachte van het lijfelijke.

Ik moest aan de vlakke ‘perceptie’ denken die wij bijna dadelijk toekennen aan nieuwe voorwerpen of mensen.
Hij of zij wordt door ons dadelijk in een vrij één-dimensionele-perceptie ingekleurd: sympathiek of niet sympathiek, lief of bot.

Afbeeldingen kunnen door dat één-dimensionele ontrouw zijn of worden aan de ver-beelding, een weg waarin we de meer dimensionele onderwerpen in onze perceptie proberen te plaatsen.

Bij de één dimensionele perceptie hoort uiteraard de term voor-oordeel.
Het woord is duidelijk: we vormen ons al een oordeel op voorhand.
Wellicht naast de jaloezie een van de weinige echte zonden.

Sla er kranten, tijdschriften, magazines op na, ze steunen zowel in hun beeld als in hun woordbijdrage op die één-dimensionaliteit.
Dat maakt ze vatbaar voor de gewaarwording die ‘sensatie’ heet.
De mix van drama, weemoed, absurditeit zoals die veelvuldig in het dagelijkse leven voorkomt, zul je er niet in aantreffen.

Dat voor-oordeel willen sommigen dan ook in het enige en ware oordeel duwen, al is de term oor-deel eerder bij het lelletje te zoeken dan in het kwetsbare middenoor.


BLINDE MAN MET ZIJN LEZER (1846)

 

dyn008_original_450_554_jpeg_20344_8209859e9264a68f9d6eb5496c738cdb

Deze daguerrotype met raadselachtige afbeelding komt uit de jaren 1845-1850.
Je ziet er een welstellende blinde man met naast hem een jongen.
De jongen houdt een krant vast, The New York Herald.
Deze krant was gekend voor zijn smeuïge verhalen, zijn verslaggeving van breed uitgemeten schandalen, en ook omdat hij voor zijn berichtgeving telegraaf en trein gebruikte, een absoluut nieuw iets om snel aan ‘nieuws’ te komen.

Nu zijn kranten nog altijd met grote dikke koppen uitgerust, en de smeuïge verhalen kletsen rond je oren.

Vlug zijn ze ook, want ze weten al dagen op voorhand wat ik nog altijd per brief moet te weten komen.

Ze hebben overal hun mannetjes en vrouwtjes, en ontlokken zelfs aan de hoogste gezagdragers wat in feite voor interne communicatie was bedoeld.

Krant voor de blinde man?
Met de voorlezer erbij geleverd die naar believen de inhoud vertaalt in ‘echt gebeurd’, en ‘dat kunt u zich niet voorstellen’.

De blinde mannen die wij zijn houden van de verhalen, al dan niet voorgelezen op radio en televisie, uitgesmeerd op papier voor de kattenbak.

Een goede voorlezer is goud waard.
Wij vertrouwen ze.
Wat zij zeggen (of uitroepen) doet ons steeds naar meer verlangen.

Tot we op een dag de zwarte bril afzetten.
En verbaasd een heel andere wereld bekijken dan die we dag in dag uit hebben gehoord.

Een complexe wereld, dat wel.
Een wereld waarin zwart-wit in duizenden grijstinten aanwezig is.

En waar is de jongen, de voorlezer?
Die is met uw geld weg.

Zo’n jongen moet ook leven.
Zonder al die zwarte brillen zouden ze nergens staan.


DE HORIZON STAAT STIL

The_Railway_Carriage_Blackout_284

‘Kijk,’ zei de man die tegenover mij zat. ‘De horizon staat stil.’
Ik keek uit het treinraampje en probeerde te ontdekken wat hij bedoelde.
Hij tikte op het glas, maakte met zijn wijsvinger een lange streep op het raam en begon opnieuw te tikken.
‘Kijk maar eens naar de draden boven het andere spoor.’
De draden vlogen in een snelle golvende beweging voorbij.
‘En kijk nu naar de horizon.’
Hij wachtte even en knikte dan:
‘De horizon staat stil.’

Wijsneuzig wilde ik hem uitleggen dat die stilstand slechts schijn was, dat naarmate de dingen van ons verwijderd zijn, ze ogenschijnlijk ons trager voorbijtrekken, maar mijn medereiziger was me voor.

‘Het mooie is, dat vanuit een trein op die horizon ginder, wij schijnen stil te staan, terwijl we met een aardige snelheid door het landschap bewegen.’
‘Zo is het,’ dacht ik luidop, klaar om een betoog over de relativiteit van de snelheid te ontwikkelen.

dyn002_original_330_480_jpeg__16ef801638171452e0fb4befd7d51a5b

‘Maar heeft u hier al eens over nagedacht…’
Hij haalde een sinaasappel uit zijn reistas en hield hem op ooghoogte.
‘Hier rijdt onze trein.’
Hij ging met zijn wijsvinger langs het midden van de vrucht.
‘En hier de trein op de horizon.’
Zijn vinger klom ietsje naar boven en maakte daar een omtrekkende beweging.
Als we eerlijk zijn, moeten we zeggen dat de verste trein minder afstand moet afleggen om de wereld rond te rijden.’
Hij bekeek me om te controleren of ik nog volgde.

dyn003_original_500_354_jpeg_20344_f70eefa38d6b65d47ba943f9b6c15db7

‘Dat is logisch, geef ik toe. Maar dat de tijd in die andere trein iets sneller vooruit gaat dan in onze trein, gewoon door de plaatsbepaling, vindt u dat niet vreemd?’

‘De reizigers verouderen sneller dan wij,’ vulde ik zijn stelling aan.
Zijn ogen lichtten op.
‘U is dus een Albertijn,’ glimlachte hij.
‘Een Albertijn?’

Hij wuifde mijn verbazing weg.
‘Oder sagen wir “ein Einsteiner”?’ waarbij hij de ij-klank zo ijzig Duits liet klinken en de eind-r nauwelijks uitsprak dat ik uit gewoonte mij een beetje achteruitzette en naar mijn paspoort begon te zoeken.

‘Goede vriend, mensen met Alberts hersenen behoren niet tot één nationaliteit, ze zijn van ons allen. Net zoals de Albertijnen of de Einsteiners, u zegt het maar.’

dyn002_original_270_400_jpeg__51479deb83b1cfe494f8b272918030a8

‘Ik weet niet of hij met een soort geestelijke orde die naar hem vernoemd zou worden, gelukkig zou zijn,’ probeerde ik een opening te maken.
Mijn medereiziger keek me streng aan.
‘Ik bedoel…’
Nog even keken zijn grijze ogen recht in de mijne en dan barstte hij in lachen uit.
‘Zeker niet, waarde man, zeker niet. En zo zouden er meer zijn die hun nakomelingen naar de spreekwoordelijke bliksem konden verwijzen. Ik hoef maar de naam van Jezus, ook Christus genoemd, te citeren of ik zie een wat te ernstige man voor zijn leeftijd die door het vermogen in de toekomst te kunnen schouwen, het uitroept in de woestijn. “Pa,” roept hij, “pa, dit is niet grappig meer!”
Want hij ziet de scharen gemijterden en geleerden, de gehelmden en gekroonden, die in zijn naam de gruwelijkste misdaden zullen begaan.’

De trein raasde een tunnel in.
De gelige schijn van de binnenverlichting verplaatste mijn gezel naar een onbestemde eeuw waar of de brandstapel of een heiligverklaring op hem wachtte.

‘Maar denk aan de vrouw die zijn gezicht droogde toen hij bijna onder het kruishout bezweek, aan de leerling die hij liefhad, aan de bangeriken die na zijn dood op het dak klommen en beweerden dat hij leefde, aan de naamloze nonnen die stront en braaksel uit de ziekenlakens wassen, de man die zijn verloren zoon verwelkomt, dat is van zo’n dwaze schoonheid waarbij de donkere dingen verbleken.’

‘Al denk ik wel dat we de inzichten van de heer Einstein ook zonder een orde van Albertijnen kunnen verwerken,’ probeerde ik mijn reiziger te overtuigen.
Hij knikte.
‘De Albertijnen zijn en blijven mijn denkbeeldige broeders en zusters, waarde. Ze houden van de relativiteit, dus denk niet dat zij een kloosterregel of andere wetmatigheden klakkeloos kunnen aanvaarden. De ware Albertijn past stilte en studie, en…alle intonaties van lachen uiteraard!’

De trein kwam kreunend in het station van Ulm tot stilstand.
Mijn reiziger gaf mij de sinaasappel, nam zijn reistas en viste uit het bagagerek nog een vioolkist op.
‘Het was mij bijzonder aangenaam, beste medereiziger. En denk eraan: de horizon staat stil!’

Ik bleef zijn bulderend gelach nog horen toen de trein vertrok.
Op het perron wierp mijn compagnon zich in de armen van een liefelijke vrouw.

Sinds dat moment herken ik de Albertijnen bij de eerste oogopslag.


KRETEN VAN KETTERS EN KALE KALKOENEN

 

Eerlijk is eerlijk.
De reactie van mijn voorganger op mijn eerste bijdrage omtrent de linkse krant was niet van aard om met gekrulde neus de hoogdag door te brengen.

Ik druk ze dus af, al heeft hij daar niet om gevraagd.Maar eerlijk is eerlijk, en ik heb hem altijd op deze manier ervaren: spaar je vrienden niet als ze volgens jou de waarheid geweld aandoen of haar in sympathieke meevoelendheid verhullen.

Beste Vriend,

De onstuimigheid waarmee je je eerste bijdrage in het onbekende laat wegschieten, is te bewonderen.
Net zo zeer als het plezier dat je hebt als een krant die nog maar eens de hele hetze in gang zette, zelf moet inbinden, ja zelfs de lezer het dagelijks nieuws onthoudt.

Maar het schijntje ‘wraakgevoelens’ dat ook ons wel eens vervult met opluchting, -al van in de kindertijd was het heerlijk als de slimste van de klas eens een onvoldoende kreeg, of de sterkste een voetje werd gelicht- is tegelijkertijd ook de zwakke kant van je betoog.
Want: wat is er linkserig aan een ruzie tussen een redactie en de hoofdredactie?
Ik moest ook glimlachen toen ik de woordvoerster van de redactie bij Phara hoorde zeggen dat ze wel vier uur en half over de stakingg hadden gepraat, en ik besef dat linkserigen sterker in praten zijn dan de rechtsen die vooral van ‘handelingen’ houden, boter bij de vis, maar de onderbouw van de stelling ging te veel in je plezier en in de terechte woede verloren.

In feite deed je wat zij voortdurend doen: een stelling poneren waarin net de woede of het plezier van een beschuldiging niet onderbouwd of onderzocht wordt, of waarvan de gevolgen niet eens in hun koppen doordringen.

dyn008_original_350_520_jpeg__afe959e8fc229e33f3a32d9f2fd8d1ff

Linkserig is net een kreet slaken zonder de oorsprong van de kreet in haar verband te kaderen, of je tot de juiste instantie te richten.

Dat het epitetum van ‘pedofiele’ schrijver weinig mensen doet nadenken wat zulke uitdrukking moet voorstellen en een heterofiele agent of homofiele bokser weinig meer over de persoon dan een mogelijke geaardheid blootgeven die niets met de beroepsactiviteit heeft te maken, dat is nu net rechts, populistisch en haatlosmakend, een krant met dergelijke strekking onwaardig.

dyn002_original_350_526_jpeg__0b757b3ab6437773abee39a99da50eccDe manier waarop andere media dergelijke berichten nabauwen, is ook al niet van aard om een hoge pet van hun ‘objectiviteit’ op te hebben.
De meeste media zijn ‘echo-kamers’, en wie het eerst een kreet (lees scoop) lanceert, is blijkbaar de winnaar.

Als je vorig weekend in de ‘kwaliteitskrant’ een artikel las over de homo-kant van het songfestival, dan moest je, ook als niet homo de wenkbrauwen fronsen hoe op een zgn. ‘ironische’ manier de afkeer van de schrijver toch steeds weer naar boven kwam, en werd de kijker thuis tot ‘brave huisvader’ verheven die door de journalist in kwestie nu eens eindelijk op de hoogte werd gebracht over deze verdorven kant van de zaak.

Zo vond de auteur het vreemd dat mensen met deze geaardheid zo’n aantrekkingskracht hebben voor vrouwen met pluimen aan de achterkant, en (ik citeer’ ‘…vermits het niet om het gat kan gaan, zal het dus om de pluimen te doen zijn.’)

Ik begrijp dat de heer S.D. in Moskou ook wel eens aan de vodka heeft genipt en hij misschien lichtelijk aangeschoten dit schrijfsel heeft geplengd, maar het zit vol van dergelijke hatelijke vrolijkheden, waarschijnlijk uit jaloezie omdat homo’s nu eenmaal beter met vrouwen kunnen omgaan en vaak ook door hen geaprecieerd worden.

Helemaal ‘grappig’ wordt het als al die ‘taterende minnaars van hetzelfde geslacht door hem het zwijgen worden opgelegd door de uitspraak dat hij met zijn vrouw moet bellen.
Daar hadden die pluimengekken niets van terug.

dyn002_original_437_313_jpeg__81bfeb43fb86d68261302ee0ffea7da1

Of hoe ‘de kwaliteitskrant’ onder de gordel gaat en zonder blozen Vlaanderen volzet met brave huisvaders en dito moeders die in alle onschuld met hun kroost in de homoval van het wufte liedjesfestival trappen.
(Dus als er een van je kinderen te veel aandacht voor dergelijk vertoon heeft, weet je wel hoe laat het is, en kun je hem nog altijd de andere kranten die vol borsten staan onder de neus duwen)

Als prentjes zou ik er werk van Goya bijzetten, maar dan illustraties van weinig bekende aspecten van zijn persoonlijkheid, want als we Goya zeggen denken we aan de Maya’s, naakt of gekleed, de oorlogsprenten, maar zeldzaam aan bijvoorbeeld het doek waarop een gekwetste metselaar wordt weggedragen, of de vrolijkheid waarmee hij zijn olijke kleinzoon penseelt.
En ik denk zeker aan een van zijn laatste zelfportretten waar hij zijn huisdokter in beeld brengt, die hem -duidelijk lijdend- een glas water naar de lippen brengt.

Ter ere van SD mag er ook dat stilleven van een gepluimde kalkoen bij, en om toch nog de bekende Goya te eren zou ik een ets van een ketter kiezen die met haar belachelijke hoed naar de brandstapel wordt gebracht.

Tenslotte was Goya het grootste gedeelte van zijn jong leven (een vriend van zijn vader leerde hem op dertienjarige leeftijd schilderen en tekenen) een tekenaar van tapijtkartons en ik denk dat zijn ziekte zijn hersenen heeft ‘vrij’ gemaakt om de wanen en werkelijkheden van het toenmalige Spanje te borstelen.

Maar hij is ook de man van de prachtige zelfportretten, van de gevallen metselaar, de kale kalkoen en het portret van het liefelijke kleinkind, en pas als we die andere aspecten mee in zijn leven brengen, beginnen iets van zijn ware persoon te ontdekken.

Die veelheid en complexiteit verschralen tot één of twee kreten is iets wat onze media voortdurend doen, want naast de verkoopcijfers is er ook zoiets als het plezier van de wraak op ‘het slechte’, een wraak waarmee we onze ‘zuiverheid’ moeten bewijzen.

Laat je dus niet afschrikken, maar ook niet verleiden tot gemakkelijke oplossingen als je ’t over mensen hebt.


HOE EEN LINKSE KRANT RECHTSER IS DAN RECHTS

9daddb4c

Met dank voor de ruimte, en als goede vriend mag ik het verhaal verder vertellen dat hij zo nu en dan belooft aan te vullen, indien nodig en mogelijk.
Intussentijd moet U het maar even met mij stellen, al zal het niet dagelijks zijn.

Lieve Vriendin,

Nog maar even heb ik de nieuwsgierigen, de gretigaards (zouden er inderdaad blote jochies op zijn blog staan?) afgeschud, of de krant die zo graag gebeten is, bijt zichzelf in de kuiten, het weten heeft zijn prijs, en zeker als de ene moet gaan en de andere mag blijven en de criteria niet voldoen aan wat de luide blaffers als criteria hebben opgelegd, de zieligheid ten top!

Als een redaktie zichzelf oplegt dat de ‘bekwamen’ moeten blijven en daar als doekje tegen het bloeden de ‘anciënniteit’ als controleerbaar eikingspunt erbij nemen, mag je je inderdaad vragen stellen: hoe de redaktie van een krant die zich ter linkerzijde zou bewegen de meest rechtse praktijken hanteert: kies de meest bekwamen, de meiskes en de jongens met de grootste bek, de pen vol druppels bloed, ikke en de rest kan stikken, en onbekwaam om zelf de geslachtofferden een naam te geven, de hoofdredaktie met een staking kan afdreigen omdat ze niet de namen kozen die zij verzwegen, dan moet zo’n krant dringend naar ander volk uitkijken..

Wat een zielig vertoon!
Martelaars ter linkerzijde zijn zieliger dan de volkstribunen aan de andere kant.
En die kunnen ook heel zielig zijn!

Roepen de rechtsen nog duidelijk wat hen op de bruine lever ligt, de linkserigen laten de hoofdredactie kiezen wie moet gaan of mag blijven, en als de keuze van deze enkelingen niet overeenkomt met wat de meute schrijvelaars dacht, dan maar gestaakt, de krant blanco houden want de eigen tenen doen meer pijn dan wat de gebeurtenissen van de dag de lezer kunnen aandoen.

Mocht ik van de directie zijn, ik zou luidop lachen.
Hoe een meute zijn hoofdredactie afzweert en jij hun vriendje kunt blijven, dat is pas een truc die nog niet gezien is in dit land.

Ik roep het uit van spijt dat een linkse krant zo rechts kan reageren.

(Het is wel een beetje feller dan je gewoon bent van de vorige auteur, maar het moest mij van het hart.)


3 KLEINE GEZANGEN BIJ WIJZE VAN AFSCHEID

TENTOONSTELLING

DE SCHILDER ZINGT POSTUUM

Toen ik gestorven was, een tijd geleden al,
maakte men zich mooi
om mijn schamel werk te bekijken.

Liefdes van olie op karton,
kunst genoemd,
– postuum wordt men echt waardevol. –
versieren het uitzicht der levenden.

Op tijd sterven is de boodschap, broeders.
Het tunnelzicht van destijds
wordt tot panorama omgepraat.

In avondgewaad
herdenken wij zo graag het leed.

Onze liefdes
naar de beurs gebracht.


bloesem

 

 

 

 

 

 

BLOESEMS

Na een zuchtje wind
lossen zij
de moederlijke twijgen.

Tussen vertrekken en aankomen
zweven zij even gewichtloos.

Alleen daarvoor
heeft god of zijn familie
dit heelal geschapen.

Het ogenblik
waarin zij vergeten,
waarin ‘waaruit’
en ‘waar-naar-toe’
nooit heeft bestaan.

Daarvoor wilde Einstein
de tijd krommen en stopzetten.


stein

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

EN GETRUDE STEIN ZONG MEE

Al klonk haar stem
verkoperd door
wat wij als herinnering
beschrijven
zij zong.

En niet alleen een roos
een roos
een roos
een roos

bezong zij,

maar ook
de rozen
de rozen
de rozen
de rozen

behoorden tot haar repertoire.

Kom, beminde,
laten wij de wereld wachten.

En slapen in
rozen
rozen
rozen
rozen.

Zelfs de engelen
van de laatste dag
zullen ons niet wakker maken.




DE BEKORING

dyn008_original_386_500_jpeg_20344_26fbe216570a23ed38bb01a4e674d460

De gravure boven is van de 15de eeuwse Duitse meester Martin Schongauer (1430-1491), en hieronder, wat een jongen van twaalf, dertien ervan maakte in 1488.

dyn008_original_372_500_jpeg_20344_6400e6d51969739150256664e7f3f32a

‘De bekoring (of geseling) van Sint Antonius’ is een bekend onderwerp in de schilderkunst.
Het geeft de kunstenaar de kans het overdadig lelijke als het overdadig mooie (in de gestalten van engelachtige meisjes en dito) te verpakken in een artistiek werk.

Jeroen Bosch maakte zijn versie waarschijnlijk rond 1515, en je zult zeker overeenkomsten merken die de atmosfeer van heiligheid in gevecht met het kwade verbeelden.

Martin Schongauer was een van de voornaamste prentenmakers voor Dürer, en de grote meester nam zeker een aantal prenten van hem als inspiratiebron.

Een leuk detail is dat Schongauer werd aangesproken met zijn bijnaam ‘Hübsche Martin’ (Mooie Maarten) die ook in verschillende vertalingen gangbaar was: ‘Beau Martin, ‘Bel Martino’, Hipse Marten’.

De twaalf-dertienjarige jongen die de copie op hout maakte in tempera en olie heette ‘Michelangelo’ en naar men aanneemt zou dit zijn eerste schilderwerkje zijn.

dyn006_original_408_467_jpeg__f382bfa58f38dcdf00ec7d50e2c84055

Ascanio Condivi, zijn biograaf en zijn vroegere leerling vertelt dat de jongen naar de vismarkt ging om aldaar de schubben te bestuderen voor zijn schilderwerk.
Dergelijke verhalen behoren waarschijnlijk bij de mythologie die zich rondom grote geesten en boosdoeners opstapelt.

dyn006_original_375_500_jpeg__4bd8868688b334b79a4ceb4d987add11

Bij Schongauer als bij Jeroen Bosch (rechts) hebben de demonen het uiterlijk van figuren waarin onderdelen van dieren zijn verwerkt.
Zelfs insecten in allerlei ‘nieuwe’ samenstellingen zoals de kruiperige salamander met vlindervleugels bevolken het tafereel.

Bosch zorgt nog voor enkele mensensnoetjes, kijk maar naar de schijnheiligaard die zelfs de bijbel leest (een mooie verwijzing naar een bepaalde soort clerus die het niet zo nauw nam met de heilige levenswandel).
Schongauers duivels (in de vorm van het geschilderde Michelangelo tafereeltje) zijn krachtige figuren, ze zijn van de mensen vervreemd, ze staan buiten ons waarnemingsveld.

Er is dus voor de mensen zelf nog hoop.
Ze kunnen het opnemen tegen dat ontmenselijkte kwaad dat je overvalt, dat je bestookt, aan je baard gaat hangen, op je rug timmert, je wel doodsbang kan maken door zijn absoluut villain uiterlijk, maar ver van de schoonheid blijft verwijderd.

In het quatro- en quinquecento zal tegen dit buiten-menselijke kwaad een net zo buitenmenselijk beeld van de andere kant groeien, de ideale schoonheid met het menselijk lichaam in zijn ideale vorm als maatstaf.

En daar staan we weer:
Tussen de hel en de hemel.
De pest waart rond terwijl de mooiste kathedralen en paleizen worden gebouwd.

Het zal nog even duren eer het spleen, de gespletenheid in de kunst opduikt.


ZET DE MASKERS MAAR OP, EN VERBERG UWE KOP

dyn004_original_321_406_jpeg_20344_e81fa5dd90316244ed52f8645057e9a6

In het werkproject van de Nigeriaanse Engelsman Yinka Shonibare MBE ‘The Age of Enlightenment’ staat boven wiskundige ‘Jean Rond d’ Alembert’, en hieronder  scheikundige ‘Antoine Lavoisier’, beide gekende figuren uit de tijd rond de Franse Revolutie, de tijd van de Verlichting.
Een tijd waarin je inderdaad je hoofd kon verliezen.

dyn004_original_321_403_jpeg_20344_fb670fad1bc75343959ce3c2fc5d7053

Die ‘MBE’ achter zijn naam heeft hij er zelf aan toegevoegd en staat voor ‘Member of the British Empire’, waarmee het hoofdthema ‘kolonisatie’ duidelijk wordt en de vraag naar identiteit impliciet aanwezig is.

We hebben al vaak over de ‘Verlichting’ gesproken, vooral over haar illussies die ze wakker maakte, haar kortstondigheid, en haar betekenis voor het denken.

Wie figuren uit die tijd van nabij wil leren kennen, kan ik het boek ‘Markies de Condorcet 1743-1794, een intellectueel in de politiek’ aanraden, geschreven door het echtpaar Badtinter (Elisabeth en Robert, voormalig minister van Justitie in het eerste kabinet van Mitterand en afschaffer van de doodstraf in 1981)
De mooie vertaling van Frans de Haan en de fraaie uitgave van Uitgeverij G.A. van Oorschot A’dam 1993 maken het tot een boeiend intellectueel werk waarin ook de details van deze rumoerige tijd een plaats krijgen in het groter geheel van de Verlichting.
Aan te bevelen en nog altijd rechtstreeks bij van Oorschot te bestellen.

In het werk van Yinka Shonibare zijn ook de kostumes belangrijk.
Ze zijn gemaakt uit gebatikt textiel zoals de Nederlanders dit aantroffen in Indonesië, het vervolgens in Nederland en Manchester industrieel gingen vervaardigen om het dan weer uit te voeren naar Afrika waar ze een nationale dracht werden.

‘Inventing an “African” identity through fashion’

dyn009_original_480_379_jpeg__87493b264b9f2b38ca30d9833c6e0acf

“It’s the fallacy of that signification that I like,” Shonibare told Pernilla Holmes in 2002. “It’s the way I view culture–it’s an artificial construct.

I have always viewed art as a form of opera, or as being operatic," Shonibare explained in 2004. "And opera is excessive; it is beyond the real, and therefore hyper-real.
"The main preoccupation within my art education was the construction of signs as outlined in Roland Barthes's Mythologies.
So the idea of the theatrical for me is actually about art as the construction of a fiction, art as the biggest liar. What I want to suggest is that there is no such thing as a natural signifier, that the signifier is always constructed--in other words, that what you represent things with is a form of mythology."

Dus ook de dingen waarin wij onze zogenaamde ‘identiteit’ voorstellen is een mythologie, een voorstelling met een hoog ‘verzonnen’ gehalte.

Zo wordt een groep mensen die men als identiteit beschouwt een verzonnen eenheid met kenmerken die weer tot die grootste gemene delers gaan behoren waardoor het leugenachtige (het verwijderd blijven van de waarheid) de overhand krijgt op de waarheid.
Je bent een slachtoffer van de Shoa, een zwarte slaaf, een West-Europeaan, enz.

In die zin kun je ook je identiteit misbruiken omdat ze een zekere massaliteit inhoudt waarachter je je kunt verschuilen, of die als wapen kan gebruikt worden, de arme ik, wordt eens zo sterk bij de arme wij’s.

Zo is de meest gevaarlijke identiteit die van ‘de zwijgende massa’, ‘de jan en janines met de pet’ want hier kan elke volkstribuun zijn stem achter hun naamloosheid verbergen.
Laten we ons hoeden voor zinnen als: ‘Wij zeggen wat u denkt’ want die moet je beter vertalen, met; wij zullen opleggen wat u MOET denken.

Waarschijnlijk zijn de beelden van Yinka Shonibare juist daardoor hun kop kwijt geraakt en zijn ze wat lijfelijkheid betreft zwaar toegetakeld.
Die zogenaamde identiteiten zullen deze personal touch wel maskeren. (eendracht maakt macht?)

De meeste identiteiten worden opgeplakt.
Zonder angst je ware kop laten zien, het is hopelijk ook aan ons gegeven in een tijd waarin de politieke koppen weer het landschap ontsieren.


BEELDEN EN BOEMANNEN

 

dyn008_original_466_311_jpeg_20344_6dd6629dbaf561516e53960a8b91f732

Grote hedendaagse kunstenaars zoals Beuys of in dit geval de Koreaan Nam June Paik (1932-2006) begrijpen dadelijk elkaars taal.
Samenwerking met John Cage, Stockhausen en Fluxus lagen dan ook voor de hand. Al heel vroeg was hij met de kreet ‘The medium is the medium’ (and not the message) bezig met de fysische kant van het medium: verkleuringen en vervormingen in het televisiebeeld door het gebruik van electromagneten samen met Charlotte Moorman. (1963!)

 

Wellicht ken je zijn intussen befaamd geworden televisiebed terwijl Atilla, de Hun aan de andere kant een combinatie is van beelden, petroleum en snelheid.

Boven zie je ‘The Watchdog’ en  ‘The reclining Buddha’.
Die rustende boeddha (in feite een stervende boeddha) is de enige boeddha die overigens lacht, en je vindt deze afbeeldingen vooral in Thailand.
We hebben een mooi houten exemplaar in oogbereik zodat hij in ogenblikken van wanhoop en vreugde telkens weer door zijn stille glimlach je op het belangrijkste wijst: laat los, zoals ik gisteren mijn gestorven vader hoorde zeggen.

‘Vasthouden aan woede is als het grijpen van een gloeiende kool om die naar een ander te gooien; jij bent degene die je brandt.’

Om bij de echte boeddha te blijven met deze uitspraak, (het was immers ook mijn bijnaam op de kostschool omdat ik niet graag aan sport deed, theater schreef en er blekerig uitzag) ze is zo helder dat ze recht in je trillend hart kruipt.

Omgeven door watchdogs en schermen waarop ongevraagd je huis prijkt, een ongeletterde enkele beelden uit de 10.000 beelden van mijn blog haalt om op mijn geaardheid te wijzen, een gebeten krant laat doorklikken naar je winkel op internet zodat ik aankopen helemaal kan vergeten (koop niet bij joden) en een redacteur uit de onverantwoorde kwaliteitskrant tussen de 5000 bijdragen er het enige uitpikt dat expliciet naar het onderwerp verwijst terwijl een grote afwzigheid boven je hoofd hangt, terwijl je al zes jaar je onder de mensen begeeft en ik soms 2-3 keer per maand de stad inga, meestal met kleinkind en je dan nog iemand de daver op het lijf zou jagen, het zijn enkele elementen die me wel eens naar de gloeiende kool doen verlangen.

dyn008_original_480_320_jpeg__faf36ac195bdb9187dc897c79420f593

Maar dan is daar die lachende, die stervende wijze die mijn gedoe met die eeuwige glimlach beantwoordt, en zoals Eleaonor Roosevelt zo mooi zei:

‘Zonder jouw instemming kan niemand ervoor zorgen dat je je minderwaardig voelt.’

Maar Beuys Voice zegt dan met de woorden van een Griekse wijze, de aloude en eeuwig jonge Aristoteles:

‘Om kwaad te zijn op de juiste persoon in de juiste mate en op het juiste moment en met de juiste bedoeling en op de juiste manier -dat valt niet mee.’

In het houten kooitje van Joseph knikt mijn arme Zelf instemmend.
Aan de andere kant beschouwt de Boeddha zichzelf, ‘Enlightement compressed’

Het is een lang en geduldig proces, vergeven en vergeven worden.
Toch is dit de enige uitweg uit de schijnwaarheid: spreek, en uw mond gaat open, zei mijn grootvader.

dyn002_original_307_459_jpeg__3fe37e4d83d903f1fbe238f321d6e211

De hevige geur van de blauwe regen waarvan de druppels in de vijver vallen, de uitgebloeide seringen, de ontluikende liguster, ‘laat je niet bang maken, ook niet van jezelf’, om deze spreukenrijke bijdrage met één van mijn zalige grootmoeders te beëindigen.


ZIJN BREDE RUG ALS SCHILD

 

dyn004_original_480_360_jpeg_20344_284d48024e460f0699f59148c539f8a0

Van m’n reizen (virtuele en lijfelijke) breng ik wel eens prenten mee van kerkhoven.

Of ik een doodsverlangen of een morbide hersenkronkel heb bij de al mij toegedichte andere afwijkingen?

Meestal ben ik een vrolijk mens.
De laatste tijd iets minder, maar het zal u niet verbazen, een kerkhof is een geliefkoosde wandelplaats om met de voorbij-geganen te praten.
Terwijl ik hen voorbij ga, voel ik al iets wat voorbijgaan in de definitieve zin betekent.

dyn004_original_488_366_jpeg_20344_21ba8086f4b0013e8b7606146ac7b6d1

We hangen vast.
Vast aan het verleden, de angst voor morgen.
De onzekerheid.

We zijn geen helden.
En als je de rustplaatsen van grote groepen jongens en jongemannen bezoekt dan smaakt die term nog viezer.

Wij gaan voorbij.
Dat is een tragiek die we met alle mogelijke middelen bekampen.

dyn006_original_480_320_jpeg__0d5d0b49f029c17c3cca4644b04c48ce

We verschansen ons in ons karakter-harnas: geloof me, zegt godin publiciteit, het geluk is eeuwig als je maar genoeg van dit probiotisch drankje slurpt.
En dat doen we.

Ik wandel met mijn vader langs de voorbij geganen.
Hij is al twintig jaar dood, maar de doden zijn aanspreekbaar.
Ik wil hem vragen of de tijd voor hem ook zo pijnlijk kon zijn, maar nog voor ik het eerste woord heb uitgesproken zegt hij al:
‘Jongen, het is een kwestie van loslaten.’

Ik knik.
Ik weet hoe we de tijd van liefde en geluk, hoe schaars ook, vastklemmen, er een burchtmuur rond bouwen, ons met huid en haar verdedigen tegen het verdwijnen.

Ik denk aan het liedje van Cohen: alles is gebarsten, en door die barsten komt het licht.

‘Weet je nog pa, toen ik bang was in het donker, en ik dan op je riep: pa, zegt eens heilige petrus van Rome!’
En na enig aandringen klonk uit jullie kamer je nog half slapende stem:
‘Heilige Petrus van Rome, heilige Petrus in zijn graf, neem onze Guido al zijn kwade dromen af.’

Ik voel hem glimlachen.
‘Het hielp echt, pa.’

dyn004_original_524_327_jpeg_20344_ef89880cc04e35154da89655f2b65f85

Hij is nooit veel van woorden geweest, maar zijn kuch achteraan zijn keel zegt me dat hij me begrijpt.

‘Ik zou geld geven om het ’s nachts nog eens te horen.’
Hij schudt zijn krullig hoofd.
‘Je zult het horen, ook zonder geld,’ zegt hij zacht.
‘En zal het helpen,’ vraag ik want ik ben een twijfelend mens.
‘Zeker.’

We verlaten het kerkhof.
Ik ben weer het jongetje achteraan op de fiets.
Zijn brede rug als schild.
Hij kent de weg.


HET UITVERGROTEN EN ZACHT LATEN GOLVEN

dyn006_original_307_460_jpeg_20344_28dfaf580dda4e3884a18f593c6cb000

Lieve Vriendin,

Van geboorte een Zweed, het depressiejaar 1929 als geboortejaar, Claes Oldenburg is een van de grote Amerikaanse pop artiesten en schepper van boeiende publieke beelden en monumenten.

Hierboven zijn ‘music room’, een installatie in het Whitney museum.
Hieronder zijn ‘French Fries and Ketchup’ (1963) uit vilt gemaakt.

dyn004_original_437_346_jpeg__3ac89e55d9e6020bb689923f3cae881a

Als kind al zijn we gebiologeerd door miniaturen en uitvergrotingen, van kleine speelgoedtreintjes tot reuze potloden, alsof hun verkleining of vergroting pas de details van het werkelijke model laat zien.

Vooral het uitvergroten ligt ons wel.
Je zou ook kunnen focussen, maar uitvergroten trekt ons meer aan, een werkelijkheid die ons overweldigt, die door haar grootte bedreigend en aantrekkelijk is.

Media werken met dergelijke uitvergrotingen.
Kijk naar de publiciteit waarin een bende brandweerlieden de binnenkant van de maag met een zuuroplossend middel volspuit of de prachtige scene in het hoofd van de premier uit ‘alles kan beter’.

In het Nieuws kun je dergelijke uitvergrotingen hanteren onder het mom van plaats- en tijdtekort, waar het gewoon een leuk aanscherpen van de smaak van lezer, kijker zal zijn.
Ze veroorloven zich ook alles om dergelijke uitvergrotingen dezelfde dag op het scherm of op papier te krijgen.
Je doet de deur open en er staat een dame met microfoon geflankeerd door cameraman, voor je neus.
Nieuwsgaring?

Ze weten natuurlijk wat het publiek lust, en dan moet je alle menselijke details wegknippen om het uitvergroot beeld van monster, zondaar, crimineel, en vul zelf maar in over te houden.

Dat je daarbij ook nog familie, kinderen en kleinkind hebt, het zal hun een zorg wezen.
Het ware monster moet immers gefundenes fressen binnenkrijgen of het haakt af, en afhaken wil zeggen centenverlies.

dyn008_original_524_297_jpeg__64985198aa9b6cc4744dd82614043d5e

Als je dan naar het werk van de landschaps-architecte Maya Lin kijkt, dit ‘Storm King Wavefield’ overvalt je een heel andere gedachte.

‘“My affinity has always been toward sculpting the earth,” schrijft ze in haar autobiografisch boek“Boundaries” (2000). “This impulse has shaped my entire body of work.”

Wellicht is dat het verschil tussen mannen en vrouwen, de uitvergrotende en de aarde vormgevende.

Ik wil je niet verhelen dat ik op dit ogenblik op haar golven zou willen inslapen want de wraakzucht en mediabelangstelling is een uitputtende way of life.

Het licht van deze dag, de bijna uitgebloeide seringen, de blauwe regen omgeven door licht groene blaadjes nu, zalft de wonden.

En de geliefden zo verwond voor de zoveelste keer.
Er moeten toch andere oplossingen bestaan voor al die pijn die wij veroorzaken en/of op ons dak krijgen.


SCHAKERINGEN VAN HET DENKEN, EEN AFSCHEID

cicero

De jonge Cicero leest en schrijft later over de vriendschap:

Cumque plurimas et maximas commoditates amicitia contineat, tum illa nimirum præstat omnibus, quod bonam spem prælucet in posterum, nec debilitari animos aut cadere patitur. Verum etiam amicum qui intuctur, tamquam exemplar aliquod intuetur sui. Quocirca et absentes adsunt et egentes abundant et imbecilli valent et, quod difficilius dictu est, mortui vivunt; tantus eos honos memoria desiderium prosequitur amicorum, ex quo illorum beata mors videtur, horum vita laudabilis.

“Zelfs als je begrijpt dat vriendschap een groot aantal voordelen inhoudt, moet het toch nog gezegd worden dat ze met andere zaken nog hoger scoort.

Vriendschap schenkt je een straaltje hoop voor de toekomst, en ze voedt de geest die anders wel eens weifelt of uitgeput geraakt.

Hij die naar een ware vriend kijkt, kijkt als het ware naar een beeld van zichzelf.
Dit menen we als we over vrienden spreken: zelfs als ze afwezig zijn, zijn ze bij ons.
Zelfs als ze iets te kort komen, vinden ze overvloed bij anderen.

Bij zwakte zijn ze sterk in de waarheid, en volhoudend, en hard om uit te spreken, maar diep om aan te voelen: zelfs als ze dood zijn, dan leven ze nog werkelijk met ons.
Zo groot is de achting voor een ware vriend, de tedere herinnering en de diepe hunkering blijft bij hen.”

Marcus Tullius Cicero, De Amicitia, lib.vii (45 voor Chr)

Degenen die ons kennen, weten wie wij werkelijk zijn.


BOVEN ONS DE HEMEL, ONDER ONS DE KUIL (3)

avondmaal

Wakker worden met de stem van de woordvoerder van de kardinaal op de radio.
Verwacht geen warme stem, neen, het is de stem van een monnik die net de eeuwige gelofte van kuisheid en gehoorzaamheid heeft afgelegd.
Hij komt verklaren dat in al dat geleuter over ‘zinloos’ geweld de religie -die volgens de sprekerd in het hoekje wordt geduwd- toch wel een concept heeft tegen dat geciteerde geweld.
Voilà.

Het is flauw, ik geef het toe, maar ik hoor toch onmiddellijk ‘Dieu le veult’ in mijn oren daveren en de geur van gebraden ketter dringt zachtjes in de grote neusgaten door terwijl de schrijnende afwezigheid van vrouwen in de religies, de uitspraken van de Grieks Orthodoxe kerk die homo-stellen als ‘mensachtigen’ bestempelt,mij niet dadelijk tot vreedzame gedachten omtrent die uitspraak aanzetten.

Tegelijkertijd heb ik het ook niet voor de lekenstaat, voor de ‘mannen van morgen’ die in hun wilde dromen de mensen redden van de werkeloosheid zoals De Dekker gisterenavond bij Phara kwam verklaren -deze nieuwe Vincentius a Paulo, deze nieuwe heilige Martinus die zijn parlementair kleed in twee scheurt en jawel -de kardinaal zal blij zijn- de bijbel citeert dat er meer vreugde is om één terug gekeerd verloren schaap dan om een massa rechtvaardige blaters.

dyn007_original_509_359_jpeg__d038435a5916531b794c06ee2afae912

Er is op dit planeetje al wat afgevochten om de kudden in de ene ware schaapstal te krijgen.
Dat is het model waarover we het gisteren hadden: de ware schaapstal.
Het is de stal waarin wij staan, uiteraard.
Het is de stal met uitzicht op de grote utopie van leeuw en lam, van een leven zonder pijn, de grote verlichting, het eeuwige leven, de stal voor ‘de mensen’, het paradijs, het einde der tijden (voor wie in het zwarte gat terecht komt) het nirwana, kortom: cinema.

Integristen houden niet van de donkerte.
Utopieën baden in een overvloedig licht, en het woord licht en verlichting zijn zowel in de religie als in de lekenstaat ten overvloede aanwezig.

Integristen vinden dat zij of in dat licht staan of naar dat licht op weg zijn, kortom het licht als beloning voor een vlekkeloos leven in dienst van de grote meneer Proper, God of de Staat, de profeet of de Verlosser.

Integristen houden dus niet van het idee van een ‘erfzonde’, een wat ongemakkelijke uitdrukking voor het menselijk tekort, de werkelijkheid dat wij- hoe dan ook- wolven zijn voor elkaar en eerder elkaars strot afbijten dan wel braafjes in dat licht te baden.

dyn002_original_379_474_jpeg_20344_deaa3eed7b13f2ec142e49f10f3bcb60

‘Scheinwelt’, zo heet dit werk van Georg Baselitz momenteel in ‘Art Cologne’ tentoongesteld.
En die verbeelding sluit aan bij de negatieve afdruk van dat paradijs waarvan bijvoorbeeld nazi’ s en communisten zo hielden, breken met de ogenschijnlijke fataliteit die uit het Judeo-Christelijke verhaal naar boven kwam en waarin het onaffe tenslotte door de zoon van god moest worden uitgeboet, een aardig staaltje van misplaatste vaderliefde, dat wel.

In de ideologie van een nieuw Rijk is er geen plaats voor zonde of zoals Saint Juste het zei (het kon net zo goed Robespierre zijn) ‘Le Bonheur est une idée neuve’.
BHL (Bernard-Henri-Lévy) meent daarbij dat de Islam juist zo’n makkelijk terrein voor integristen is omdat zij als enige religie van ‘Le Livre’ geen begrip van erfzonde kennen, en dat daardoor deze religie zich vlugger met het idee van de ene reine wereldstal zou verzoenen.

De ‘reinen’ willen de wereld tot één groot geschrobte samenleving herleiden.
Het vervelende is dat bij zo’ n operatie ‘de onreinen’ die zich niet dadelijk tot ‘de reinen’ willen bekeren hun hoofd daarbij nogal letterlijk moesten en moeten neerleggen.

Vreemd is ook dat in die ‘reine’ samenleving vrouwen een zeer ondergeschikte plaats behouden, dat het reinheidsideaal in hoge mate een mannenzaak blijkt te zijn, want zoals we in vorige stukken al betoogden, de angst voor het slijmerige, het onaffe, het glibberige, het vrouwelijke en seks dus, wordt ten zeerste verbannen of aan banden gelegd.

Denk nu niet dat integristen zich als baarlijke duivels voordoen.
Integendeel.
Het brengen van ‘blijde’ boodschappen, van grote glimlachende zinnen en woorden is hen eigen.
Het propere samenlevingsmodel wordt met toeters en bellen omgeven.
Wellicht is dat juist de gevaarlijke kant.
Want wie is er tegen een aards paradijs?

Het geluk van ‘de mensen’, predikers en politici zijn er vol van.
Zo lang ze maar niet naast mijn deur wonen, denken we dan terwijl we de andere kant opkijken of onze schoenen bestuderen om geen goeiedag te moeten zeggen, wij, die telkens weer denken dat herders ons op hun schouders willen dragen terwijl ze het op onze wol en vlees hebben gemunt.

En waarom willen we per se gedragen worden als we zelf benen hebben om op weg te zijn?


BOVEN ONS DE HEMEL, ONDER ONS DE KUIL (2)

 

dyn007_original_422_314_jpeg_20344_8e971926588b9857931f7d823c05f44f

Tussen de vroeg christelijke gouden huwelijksring en de hedendaagse broche uit gerecycleerd papier van telefoonboeken gemaakt door de Finse kunstenares Janna Syvanoja, blijft het feit overeind dat ‘de versiering’ van het sterfelijke lijf niet alleen wanhoop maar ook status is blijven uitdrukken.

dyn007_original_422_301_jpeg_20344_5f63486e11962f25b8ae0f82a7e37e76

Wanhoop?
De decoratie moet inderdaad de sterfelijkheid verhullen: het lichaam van de heerser, verpakt in dure juwelen, gouden kisten, ontdaan van verval door balseming, maar zo dood als de klassieke pier.

Status: de gouden uil,- al was zijn televisie-gefladder eerder het oplaten van een beestje met papieren vleugeltjes-, de gouden tijdperken, de goudvoorraad, oftewel wie ’t meest heeft, ’t hoogst in aanzien staat.
Niet wie is van hout, maar wel: wie is van goud?

dyn010_original_350_363_jpeg__05d718b5d48256133a275b3ed3a4b114

Met het verschuiven van pracht en praal die de heerser omgaf naar de confectiepakken van de democratie, moet de macht het meer hebben van een ‘concept’.

dyn004_original_307_460_jpeg__6ae1b297e5bdfa62bb5d369e5e0672a5

We spraken gisteren al over de ‘eco-chic’ zoals deze armband uit berkenhout van dezelfde Anthony Russel al een uiting is van een ‘belijdenis’ net zo zeer als het gouden reliëf ‘Amor Caritas’ van Augustus Saint-Gaudens dat aan de wand van het Metropolitan Museum wordt gehangen, een concept vertegenwoordigt.

Bernard Henri Levy spreekt in zijn warrig boek ‘La Pureté Dangereuse’ uit 1993 over een ‘model’, en dat is een beter woord dan het ruimere ‘concept’ omdat het woord ‘model’ ook al met een zekere ethiek is beladen: de model-leeerling, de model-staat.

Wiskundige modellen hebben met samenlevingsmodellen gemeen dat zij een ‘waarheid’ pretenderen.
Nu is dat bij wiskundige modellen ongevaarlijker dan bij de beelden van een ‘ideale samenleving’ zoals de geschiedenis ons heeft geleerd.

Integristen (conservatieven, behoudensgezinden) houden van dergelijke modellen.
Het kan ‘de Civitas Dei’ van Augustinus zijn, maar ook de nieuwe samenleving die de Rode Khmer voor ogen had, of het ‘eigen volk eerst’ dat dichter bij huis wordt gehanteerd.

In de diversiteit is zo’n model een geruststelling.
De hemel kan ‘ooit’ op aarde neerdalen.
Lam en leeuw zullen ooit vreedzaam (en niet vreetzaam) samenleven.

Wie schrik heeft voor de diversiteit zal de mond vol hebben over dergelijke model-samenlevingen.
Wie er niet in past zal het woord Auschwitz leren kennen.

vervolgt