Mislukte schilder en koppige patenthouder
In 1838 arriveerde de vijfentwintigjarige Edouard Baldus in Parijs om de schilderkunst onder de knie te krijgen.
Dat was net voor Louis Daguerre zijn eerste foto’s aan de wereld toonde.
Schilderen bleek niet Baldus’ sterkste kant te zijn en daarom ging hij zich met ‘de nieuwe kunst’ bezighouden, de fotografie.
Van 1851 tot 1861 kreeg hij als fotograaf internationaal aanzien, en zijn foto boven de pont du gard, de ingang van de keizerlijke bibliotheek aan het Louvre, getuigt inderdaad van zin voor compositie: het ancien regime herleid tot een aantal betoverende kontrasten, licht en schaduw, horizontale en verticale lijnen.
Daaronder dus, een erg mooi beeld van de ‘pont du gard’ waarin de weerspiegeling van het aquaduct een onderdeel van de compositie vormt.
De uitvinder van het negatief-positief procedé, William Henry Fox Talbot, patenteerde zijn ‘calografie’ en eiste een jaarlijkse bijdrage van iedere nieuwbakken fotograaf die het wilde gebruiken. (amateurs £4, en profs £100-300 per jaar)
Zijn foto, de fruitverkopers hierboven is rond 1845 gemaakt, en is duidelijk nog geregisseerd, wat nodig was gezien de lange belichtingstijden.
De opdeling in mensen en de grote menselijke omgeving heeft zeker te maken met het feit dat mensen door dat nieuwe medium beter naar zichzelf en hun omgeving gingen kijken.
Talbot experimenteerde met fotogrammen waarin de details van een blad of een plant zichtbaar werd.
De fotografie vergrootte het oog, en zou het later naar de hand brengen.
Het beeldgeheugen kreeg een enorme steun van dit nieuwe medium.
En langs het beeld kwam ook de tijd binnen geslopen: de opbouw van de Parijse opera bijvoorbeeld, of het verdwijnen van de oude stad, ze werden gedocumenteerd en konden ten allen tijde geraadpleegd worden.
‘All used the camera to find bigness in themselves, in the new medium ans, above all, in the world.
De interpretatie van de werkelijkheid was tot nu toe een domein geweest van de beeldende kunsten, vooral van de teken-en schilderkunst, maar nu kon je rechtstreeks IN de werkelijkheid cadreren en het resultaat was nog steeds een interpretatie, maar eentje waarin de werkelijkheid zelf het voor het zeggen kreeg, of zich ten dienste stelde van de creatieve fotograaf die later uitgroeide tot volmaakte photoshopper.
Was de trein HET middel om de 19de eeeuwse wereld voor altijd te verkleinen, de fotografie bracht de ‘andere’ wereld -hoe ver ook- zo maar in handbereik.
Tijd en afstand sloten met elkaar een verbond.
Ook al was je er zelf niet geweest, het fotografische beeld vertelde over de onbekende wereld en gaf een nieuwe diepere kijk op de vertrouwde dingen van de dag.
En je eigen identiteit of die van je naasten bewaren was niet alleen nog weg gelegd voor de gegoede klasse.
De cartes de visite kwamen in het bereik van iedereen.
De familiekring, de vriendenkring, ze werden in een album samengebracht, en de dood was minder dood dan vroeger want de overledenen bleven in hun lijfelijke verschijning bij de overlevenden.
Het documenteren van het grote en het kleine verleden schiep een hechte band met de tegenwoordige tijd, een wonder waar we nu nog altijd te weinig over nadenken in de vluchtige drukte van onze hectische tijd.