DENKVORMEN ONDERZOEKEN

denk01

Goede Knijper-der-zielen,

Het gekooide denken.

Niet omdat er een of andere censuur van buitenaf zou bestaan, maar omdat dat centrale navelpunt van waaruit wij denken IN onszelf al gekooid is.

De kooi van de genen.
De kooi van de omgeving.
De kooi der verwachtingen.

denk8

En ik kan nog wel een aantal andere kooien bedenken waarin de starheid van ons denken bevorderd wordt.

Het feit dat je als nietig wezen tegenover reusachtige alter-ego’s staat is al een bespiegeling die doet denken.
In de nogal bloederige en weinig waarschijnlijke film ‘De Mist’ wordt dat standpunt ook duidelijk: hoe voel je je als je de rollen omdraait?
Als de nietige insecten worden uitvergroot tot reusachtige monsters en jij, als mens, daardoor ineenschrompelt tot ‘op-te-pikken’ voorwerp.

denk03

Je kunt ook je eigen nukkigheid, je opgesloten zijn in jezelf vergroten, en dan wordt elk pijntje een wereldpijn terwijl de duizenden pijnen die elke minuut geleden worden niet meer tot je doordringen.

Dat soort opgeslotenheid, die uitvergroting tot het opgeblazen ego is inderdaad een belangrijke hinderpaal om een vrij denken te ontwikkelen.

De soepelheid van lijf en leden wordt waarschijnlijk mede door de schoolsport en lichamelijke opvoeding bevorderd, maar het ‘andere’ denken, het filosoferen (een edel soort bespiegelen) zetten we in de vergeethoek.

Het bespiegelende denken zorgde voor een aantal denkrichtingen die we als nuchtere westerling met de nodige argwaan blijven omgeven.
Er is de mystiek, de kabbala, de soefi’s, kortom een voortdurende poging om het emotionele in het denken te integreren.
Maar daar begint dan de miserie, want fervente aanhangers van ‘andere’ denkoefeningen vergeten dan weer het denken, deze gezonde boerendochter waarmee wij het leven vorm geven, en werpen zich op de ijle vormen van een nieuw navelgeloof.

Toch zullen we de moed moeten vinden om de diepere waarden van deze bespiegelingen een plaats te geven in het verlichte denken, om ze zelfs dat 18de eeuwse ideaal met de nodige ironie te laten omgeven.

De norse man van de 21ste eeuw leert ooit dat elke medaille een keerzijde heeft, en dat je nu en dan de medaille moet laten waar ze is, namelijk op de borst van de veteranen.
Het kinderlijke denken heeft genoeg elementen in zich om nieuwe denkvormen te onderzoeken, maar helaas zijn het vaak de veteranen die hen moeten onderwijzen.


PURPLE RAIN

 

blauwe 5

Mijn waarde Antikwarius,

De kortstondigheid van de blauwe regen zoals hij hier verschijnt en hetzelfde deed in mijn tuin, enkele weken geleden, bracht me op het idee om jouw beschouwingen omtrent vergrotingen, verkleiningen en identiteiten aan te vullen met het mooie woord
‘b e s p i e g e l i n g ‘.

Je ziet het achterhuis gespiegeld in het water, de blauwe blaadjes drijven op het spiegelbeeld, en aan de andere kant is de bespiegeling ontmaskerd: er schijnt te staan wat er staat.

Om bij Purple Rain van Prince uit te komen zet je dus vanuit dat spiegelend vlak een eerste stap: je bespiegelt een gefotografeerde werkelijkheid met een associatie: de blauwe regen boven de vijver, de purperen regen uit de muziekwereld.

Luister mee in je hoofd:

I only wanted 2 one time see u laughing
I only wanted 2 see u laughing in the purple rain

 

blauwe 5

Dat is een mogelijke werking van de kunst die bespiegelen heet, leren opnieuw associërend denken in plaats van het geijkte logische gedoe waarin oorzaak en gevolg de steunberen zijn.

Het bespiegelen is inderdaad familie van het mediteren.
Je zou kunnen zeggen dat het een soort afgelijnder mediteren is, de stapstenen op het wateroppervlak dat nog niet gerimpeld wordt door een aanleiding of een doelstelling.

Je kunt het ook als een speelse denkvorm uitoefenen.
Neem een beeld dat je aantrekt of afstoot, en vertrek vanuit dat beeld naar mogelijke voor de hand liggende associaties zonder het logische denken toe te laten.

Wij gebruiken het associerende denken vaak tamelijk Jungiaans, maar laat ons het therapeutische en bevrijdende terzijde laten.

Honey I know, I know, I know times are changing
Its time we all reach out 4 something new
That means u 2
U say u want a leader
But u cant seem 2 make up your mind
I think u better close it
And let me guide u 2 the purple rain

 

blauwe 7

Wellicht is de vraag wie wie leidt niet belangrijk, en of het deze purperen regen is, of een psychedelische, het maakt allemaal niets uit.
Hoofdzaak is, je leert je eigen ik verlaten door associaties als leidraad te nemen, associaties die je aanspreken, die bijna al spelend diepere speelvelden blootleggen waaruit je later bijvoorbeeld één of twee ideeën haalt die je dan weer bovenaan zet om opnieuw op reis te gaan.

Het is een oude techniek, deze bespiegelingen, maar ze bevrijden ons van denkgewoonten, ze openen vergezichten die we nog niet kennen, en al moet je niet dadelijk ‘bewustzijnsverruiming’ verwachten, je bespiegelingen maken duidelijk dat er buiten jouw denkwereld nog heel wat kan bewegen waaraan jij zo maar mag deelnemen.

Ik eer het logische denken, maar juist daarom moet je soms dat denkgewaad afleggen en onder the purple rain in zingen uitbarsten, al dan niet alleen, om daarna zachtjes in het water te glijden, en zie meneer, mevrouw, boven je drijvend lichaam schitteren de sterren en dat rode planeetje waarop we op zoek zijn naar water, water waarin we de purper rain weerspiegelen.


BEELD EN GELIJKENIS

madammekes1

Misschien ben je ze vandaag tegengekomen, deze dametjes uit de collectie van Ron Mueck?
Ze zijn zo levensecht dat je elk ogenblik denkt hun stemmen te horen.

Helemaal geen Disney want daar moet de werkelijkheid gestileerd zijn, vervormd tot wezens die duidelijk bij het goede of het kwade horen.

Gewone mensen lopen in de filmen van deze fabriek niet rond.
De dametjes van Mueck zijn tot in het allerkleinste detail ‘gewoon’, en daardoor juist levensecht.

madammekes2

Hij was een modellenmaker voor toneel en televisie, kreeg geen zogenaamde kunstopleiding en ik denk dat net daardoor het métier zo belangrijk is gebleven.
Misschien gebruikte god ook siliconen en fiberglas in plaats van slijk, het werkt een stuk properder zou ik denken, of vergis ik mij?
Zijn ouders waren speelgoedmakers, bijna te mooi om waar te zijn.
En voor wie ooit de film Labyrinth heeft gezien, met David Bowie, die zal bij de special effects Ron Muecks naam tegenkomen.

In feite ontdekte hij zijn materiaal vanuit publicitaire opdrachten waarin de gelijkenis groot moest zijn, en waarschijnlijk is ook zijn drang naar vergroting nog een nawoekering vanuit zijn publicitaire periode, of…?

De gelijkenis.
Of de drang om in een wassenbeeldenmuseum te gaan kijken naar een zo groot mogelijke gelijkenis.

madammekes3

Sinds de scheppingsfabel wil de mens telkens weer een beeld en gelijkenis van zichzelf maken.
In de Joodse als in de Westerse literatuur vind je dergelijke wezens die al dadelijk een monsterachtig karakter meekrijgen.
Ze zijn uit de hand gelopen golems, Frankensteins, en we vergeten dat we intussen al heel verfijnde technieken bezitten om menselijk leven te scheppen al zal het nog steeds met genetisch bronnenmatriaal moeten zijn.

Zie je mensen naar portretten kijken, schilderijen of foto’ s, dan is ‘hij/zij lijkt er erg goed op’ een veel gehoorde zin.

In onze oergenen zit de drang naar de waarachtige spiegel waar links links is en rechts rechts.
Tegelijkertijd zijn we bang van dubbelgangers.
Er is dus nog iets meer nodig dan het ‘lijken op’ al doet het woord lijken inderdaad aan dooie wezens denken.

Nu kunnen buitenstaanders makkelijk het portret van een bekende bekijken en het gelijkend vinden terwijl de geportretteerde zelf zich helemaal niet gelijkend vindt.

We ervaren onszelf van binnenuit.
Het beeld dat we van onszelf zien is plotseling het beeld zoals de anderen ons waarnemen.
Wij zitten gevangen in dat beeld, en het is pas bij een gelijkenis dat we afstand nemen van dat beeld van waaruit wij de wereld tegemoet komen.

Missschien zit daar ook de schrik voor de gelijkenis: jezelf als ‘andere’ ervaren, of in het narcistische wezen op jezelf verliefd worden.

Door die gelijkenis te hanteren, lijkend op echte mensen dus, maakt de kunstenaar ons duidelijk dat wij zelf elk ogenblik ook weer een beeltenis kunnen achterlaten, dat wij nooit gezien worden zoals we onszelf ervaren, hoe groot dat beeld ook mag zijn.

Beeld en gelijkenis.
Zo schiep god hen, de eerste mensen naar zijn beeld en gelijkenis.
Of zijn we nog wel zijn beeld (zijn ver-beelding) en is de gelijkenis verloren gegaan?


SEE ME

 

mueck01

Een jongen voor de spiegel.
Hij bekijkt zichzelf.

Ron Mueck, geboren in het expojaar 1958 in Melbourne Australië, is een artiest wiens werken gezien kunnen worden.

Van de mixed media naar de ‘ware’ grootte, het lijkt maar één stapje, maar je zult begrijpen dat er heel wat stappen nodig zijn om een dergelijke vergroting net zo levensecht te laten zijn als het ware model.

mueck02

Er zijn critici die hem rauw lusten, en er wordt wel eens de naam ‘Disney’ gemummeld; de critici zijn wantrouwig als het woord realisme ter sprake komt, en ze plakken met gemak er het voorvoegsel hyper voor.

mueck03

Ik denk dat de zichtbaarheid in een tijd van beelden en symbolen-zonder-al-te-veel-inhoud zeker zal meetellen.
See me.

mueck04

Maar er is ook de drang om levende materie in de vergroting op te nemen.
Hoe groot zijn werken ook zijn, ze hebben dezelfde bijna levende huid en ogen als de bezoekers.

Die kunde (ik gebruik met opzet het woord ‘kunst’ niet) staat niet op zichzelf.
Mensen kunnen met open mond naar de prachtige plooien in de gewaden van de Rennaissance-schilders kijken, en geen oog hebben voor het onderwerp.

Kunde maakt inderdaad het de kunst wel eens moeilijk, net zoals onkunde dat doet en daarvoor hoef je niet alleen naar de canvas-collectie te kijken maar mag je best ook een aantal pseudo’s in onze musea voor hedendaagse dinges tot deze soort rekenen.

Mij overvalt altijd een soort walg als ik te grote voorstellingen bekijk zoals ze bijvoorbeeld gebruikt worden in de reclame: opgeblazen coca-cola-flessen, reuze-kerstmannen, huizenhoge potloden en ga zo maar door.

Dat zit waarschijnlijk in onze oerangsten voor de reus.
De kermisreuzen bijvoorbeeld, een betere vergroting van het Vlaamse dorpsleven is er niet te vinden, en blijkbaar vooral made in Belgium.

mueck05

Ik heb met opzet de baby in een extra grote foto hiernaast gezet.
Dit voorbeeld van het kleine, het ooh-aah-en-oeh-geroep in de materniteiten zul je niet vlug horen als je Ron Muecks tentoonstelling bezoekt.

Toch willen bezoekers hem aanraken, voelen of dat oorlelletje echt is, of het misschien van een stof is gemaakt die de breekbare toonaard van zo’n babyhuidje kan weergeven.

Neen, het is en blijft kunststof.
En je kunt zijn personages, met uitzondering van enkelen, niet in je armen nemen.
De poppen zijn tot reuzen uitgegroeid, en hun miniaturen kijken letterlijk en figuurlijk naar hen op.

mueck06

Maar je kijkt neer op ‘dad’, een ontroerend beeld van een dode man, een dode vader, Oedipus heeft rust gevonden.

Je zou je kunnen afvragen waarom de kunstenaar zich zelf niet op de grond kan uitstrekken?
Afgezien van vervelende bijwerkingen als nierlijden en toevallige tekenen van onbewust leven, is het inderdaad niet to the point: de levenden moeten namelijk rondlopen om zichzelf te kunnen bekijken.

Dat ze daarna misschien iets meer aandacht hebben voor de soortgenoten van het alledaagse formaat, is een vrome wens.

Of willen we allemaal op hoge hakken verschijnen om zeker maar gezien te worden?


AAN DE BUITENKANT VAN HET GEDOE

 

beelden01

Het is een oud verhaal.
Je ontmoet elkaar in Parijs, Centre Pompidou, heel toevallig.
Hij stelde er ten toon, ik kwam kijken.
Parijs was telkens een poging om broers te vinden.
Ook al kenden we elkaar niet, hij was zo’n broer van wie je wist dat je aan dezelfde kant van de mainstream leefde, namelijk aan ‘the outside’ zoals hij dat gisteren in zijn interview liet horen.

beelden02

En toen ik terugkwam van Tokio hoorde ik dat hij samen met het Gavin Brayrs ensemble een soort radioprogramma zou maken, een hoorspel.

Mijn halve leven heb ik hoorspelen gemaakt.
Niet alleen voor de radio, maar vooral in mijn hoofd.
Het was dus een vreemde ontdekking dat die man, een beeldhouwer, kleine vijf-minuten-teksten bracht begeleid door een klassiek kwartet, en dat zijn tekst in de donkerte van een studio via de radio en in samenspraak met de muziek naar alle mogelijke plaatsen werd gestuurd, plaatsen waar ‘luisteraars’ waren, een zeldzaam ras.

 

beelden 05

‘A man in a room’.
Teksten over de strategie die jij bij kaartspelen kunt gebruiken, of bij kaarttricks.
Juan stelde zich voor dat de luisteraar ’s nachts alleen in de auto op weg was. (Stijn Meuris?) en een stem wilde horen, nieuwsgierig kon gemaakt worden voor dingen waar hij nooit over had nagedacht.

De foto’s die we deze dagen gebruikten (A place called Abroad) drukken uit waar hij voor stond.
Je moet je niet bij stromingen aansluiten.
Probeer je van alle achtergronden los te maken, en het niet hebben van een vaderland bevrijd je van allerlei vooroordelen.

In zijn jongensjaren was hij gegrepen door figuren als Piet Mondriaan en Theo van Doesburg, vooral hun passie voor de kunst.

‘I was looking at the world, trying to feel the reverberation of images outside of me that I could establish a connection with. I think that every artist goes through a time of flipping through the pages of the newspaper, hoping that an image will resonate.
There was one event that was very important to me in this respect. After I moved back to Spain, there was this man near my house who sold garden sculpture.
I didn’t consider him a sculptor. I liked this contradiction because I was a sculptor who couldn’t make a sculpture, and this man, whom I didn’t consider a sculptor, considered himself a sculptor, and he produced a lot.
He made cement lions and other statues for gardens. I bought a couple of things from him and cut and destroyed parts of his work to manufacture a work of my own.

Weet je, waarde zielezorger, ik heb zo’n zin om hetzelfde te doen met grote delen van mijn antiekcollectie, ze vervormen, ze opnieuw samenstellen naar mijn eigenzinnige combinaties.

Soms hoor ik ze janken.
Of ik ze uit hun verdomd oud jasje wil halen?

Maar ik ben geen beeldhouwer, ik had wel iets met radio en woorden, en aan de buitenkant sta ik ook.
Een vaderland heb ik nooit gehad.
Er is nog hoop.


WAT JE ZIET IS NIET WAT HET SCHIJNT TE ZIJN

 

dyn007_original_408_304_jpeg_20344_97ec492e58f62daea74804c590a70505

Ook het wandelen door de straat, ja, dat is vaak mijn museum waar ik dan ook zelf deel van uitmaak.

Wie is het beeld?
Wie is de levende?

Munoz’ beelden kunnen zich niet uit de voeten maken.
Vaak hebben ze een halve bol waar bij ons de benen en voeten zitten.

dyn007_original_408_309_jpeg_20344_4b9a52ba347f35ec1017bffb55ae607d

Alsof ze alleen rond hun eigen as kunnen tollen.
Of zoals op het andere plaatje: het eendere lachende gezicht van een Belgisch Art Nouveau-beeld.

Hun houdingen verschillen, hun plaats in de ruimte, maar wat ze echt denken of voelen is achter hun identieke glimlach verborgen.

Of zoals hijzelf zegde in een interview: ‘Wat je ziet is niet wat het schijnt te zijn.’

Over de ruimte zelf zegt hij dat de beeldhouwkunst veel armer van ruimte kon gebruik maken in tegenstelling met de ruimte die op een schildersdoek wordt gesuggereerd.

 

dyn007_original_408_296_jpeg_20344_0dbed64d05f457819ea3e9149d4075d8

‘What you’re looking at is an illusion. Beginning in the Renaissance, the great masters invented something that did not exist in a space. And I think that marks the big change from Giotto to us. This is our great tradition: the creation of space in painting.

Historically, sculpture has suffered tremendously because it has not activated space in the way that painting has. It’s only with modernism, and with artists such as Robert Smithson and Richard Serra, that sculpture finds its central voice, because space is activated.

dyn007_original_408_538_jpeg_20344_49da834170d62fce4df8ee11fbddf7f8

The idea of going around and around in circles, as in Smithson’s Spiral Jetty, so that you might not be so sure where you are at any one time, is a wonderful trick. It’s like a labyrinth, but one without walls. From that moment, sculpture became central to modern art. The difference between these artists and myself is illustrated by Frank Stella’s famous remark, “What you see is what you see.” For me, what you see is not what it seems to be.

Een mooi begrip is dat, die ‘activeted space’, geactiveerde ruimte.
Het rondtollen wordt een werkelijke beweging.

Maar let op, wat je ziet is niet wat het schijnt te zijn, een uitdrukking die we boven al onze bedden moesten hangen.
Er is immers ook nog het begrip tijd.
Historiciteit als beweging.
Wat je nu denkt te zien is NIET wat het schijnt te zijn.

Een les in nederigheid en geschiedenis.

‘I was born in Spain, and I live there, but I don’t feel any historical allegiance. Any artist of my generation in America has a whole history to trace back over the last forty years. I don’t have that history, but instead a European history that is broken down. I therefore feel that displacement has always been my condition, my only state of being. I have always felt outside of the mainstream. But this has given me a lot of freedom to create my own language. When I came back to the very isolated landscape of Spain in 1982, when nothing was happening there, I was able to construct my own images in solitude. And to relate back to the international art world.


EEN VERHALENVERTELLER

munoz-abroad-3

munoz-abroad-4

Waarde Psych

Het is bijna overbodig het over nationaliteiten te hebben als je even naar de halve finale van ‘het songfestival’ zou gekeken hebben, een soort narrenschip waarin de identiteit er alleen maar toe doet als je bij de winnenden bent.

Waarschijnlijk is dat in ons leven ook zo.
Ben je bij de winnenden, wordt je naam genoemd bij prestaties van sportieve of artistieke aard, dan wordt je identiteit bekeken vanuit dat zonnige venster, je bent de mensenkenner, de karaktervolle.
Kom je bij de verliezenden in de schaduw terecht dan wordt diezelfde identiteit vervloekt, meestal anoniem overladen met geheugenstoornissen.

Heb ik het niet gezegd, hoor je dan.
Heb ik het niet gezegd dat het een slecht liedje was, dat hij niet te vertrouwen is, dat zij een louch persoontje mag genoemd worden, en vul maar aan.

In ons totalitair denken wachten wij op wat de voorlopers of prototypes (de winnaars) gaan doen, en dan scharen we ons achter hen ook al moet je daarvoor de waarheid verminken.

Iemand die dat goed heeft aangevoeld is de beeldhouwer Juan Munoz (1953-2001).
Kind onder Franco werd hij van school gestuurd maar verklaarde dat hij een gelukkiger kind was dan iemand die in Engeland van de public school werd getrapt, land waar hij midden 1970-jaren naar verhuisde.

munoz-abroad-8

De reis naar het buitenland, zo omschreef hij grote werk waarmee hij ruimtes opvulde met zijn zeer direkte beelden.

En inderdaad, verder dan deze verte kun je je niet voelen.
Tegen de muur.
Gelukkig hier en daar nog in liefdevolle armen.
Maar meestal kijken zijn personages weg.
In de leegte.
In het felle licht.
Naar het ‘nergens’.

‘ Although he was influenced by, respectively, the drama of American minimalism and the poetry of Italian Arte Povera, Muñoz consistently went his own way, at a tangent to fashionable movements. How unlikely it was that a young Spanish artist in the early 1980s would announce himself with a sculpture of a minaret, placed temporarily in the Plaza de Toros in Malaga.

With Muñoz, even a walk down the street became a performance, a game. He understood that sculpture, far from standing alone or aloof, only made sense in human terms. Or rather, that what made sculpture interesting was its relation to the world about it, the lives we lead. He understood the potential, and the enigma, of the simplest human gesture. In many ways, much of his work looked old fashioned in its concentration on the human form, and in the use of such motifs as the ballerina, the dwarf – simple human presences .

Why make it look new, he asked, when it will only look old later. Yet he did make things anew, and reinvigorated figurative sculpture with his massed crowds of laughing, grimacing life-sized Chinese figures (whose heads were all derived from the same Belgian art nouveau bust), his choreographed single and multiple groups, his lone dwarf standing at the end of a long corridor, or among columns. His ventriloquist’s dummy, perched over a precise and seemingly limitless abstract floor pattern (this last, a work called The Wasteland, influencing a scene in David Lynch’s Twin Peaks) showed him to be a master at orchestration and placement, understanding the importance of absence as well as presence in the deployment of sculpted figures and false architectural details within real space.

Adrian Searle
Thursday August 30, 2001
The Guardian

In die lege ruimte voel ik mezelf vaak als een schepping van Munoz.

Er is een tijd dat je te klein bent om boos te worden, te oud om droevig te zijn, te vanzelfsprekend om te logenstraffen.

Een leegte die soms heelt maar ook suizend je ziel doorkerft.


WAS IK MAAR, OF DE DROOM VAN DE TOTALITEIT (2)

Identity_opener

Ze kan dus zelfs ‘gestolen’ worden, geroofd, onze identiteit.
Dat wil zeggen, de gegevens die bij onze identiteit zouden horen, en dan meestal nog de financiële gegevens of ons bewijs dat we een persoon zijn, kunnen door iemand anders gebruikt worden.

Daarnaast is er ook een DIGITALE identiteit gegroeid.
Je kunt je noden en wensen alleen al op het net vervullen zoals blijkt uit het digitale schema hierbij.

En dat ‘mobiele’ in de identiteit wordt nog eens versterkt door de overvloed aan persoonlijke bedenkingen vooral via blogs.

Aan de ene kant het gevaar je identiteitsgegevens te verliezen, aan de andere kant de mogelijkheden om je kenbaar te maken.

Maar is ‘diversiteit’ daarvan het gevolg?
Je kent het antwoord: identiteit wordt een merk, zelfs een merkteken, en we zijn terug bij de stempel op de kaart al lijkt het ‘merk’ niet dadelijk zo’n onmenselijke impact te hebben.

We verschuilen ons opnieuw.
Achter het merk.
het merk van de kleren die we al dan niet dragen, het merk van auto, het merk van de zenders naar wie we luisteren of kijken.

Het merk zet zelf zijn posities uit: kenmerken voor de doelgroep, en het het woord merk hoort uiteraard bij marketing.<

Het derde rijk zou met de marketing van nu wellicht nog onmenselijker zijn, geraffineerder wellicht.
Anderzijds zou het zijn ken-merken moeten duidelijk maken, en zoals bij alle totalitaire groepen bruisen die nu eenmaal niet van diversiteit.

En van het merk spring ik met gemak naar een ander woord: nationaliteit.
Een sprong inhet donker?

merken


WAS IK MAAR, OF DE DROOM VAN DE TOTALITEIT (1)

 

joods1

Of de dingen hun identiteit hebben?
Auto’s bijvoorbeeld.
Of worden ze naar de identiteiten van de nieuwe eigenaars gemaakt en gepromoot?

En kun je je identiteit verliezen, of heeft ze iets met je afkomst te maken, met de religie, je overtuigingen?

joods2

Ik denk, beste antikwaar, dat we even langs de wetenschap moeten langslopen waar de term ‘identiteit’ wel eens verwijst naar ‘analogie’.
Je zou met de term analogie gelijke identiteiten, of symetrieën kunnen benaderen, maar mij zette de terminologie aan tot de waarneming waarin wij onszelf steeds weer vergelijken met IDEALE anderen, analoog met, alsof er een soort zuivere ziel zou bestaan die wij willen zijn, een soort ‘affe’ mens, een drang die meestal leidt naar de medeklinker ‘m’ voor dit woordje, de maffe mens dus et la pureté dangereuse.

Onze analogie met, richt zich makkelijk tot prototypes en dat is zowel voor auto’s als voor mensen waar: een droombeeld, een ideaal, een totaliteit.

Zei ik ‘totaliteit’? Jaja, begrijp je nu de J op het paspoort?
Prototypes van ‘de Germaan’ of ‘de Ariër’.

Maar ook dat afgezaagde ‘goed bestuur voor de mensen’, want ‘de mensen’, ‘de burgers’ horen net zo bij dat totalitaire beeld waarin de verscheidenheid het juist moeilijk maakt om dat ‘goede’ bestuur voor de mensen te realiseren.

De Volkswagen en de Juif op het paspoort.
De wagen voor het volk, en de stempel voor het on-volk.

En waar leren we dat totalitaire denken?
Overal waar angst heerst voor het verschil, de diversiteit.
Overal dus.


POEZEN EN MUSSEN

musje

Haar eigen versie van ‘jeux interdites’ toen ze vorige week het musje begroef dat de kat mee naar binnen had gebracht, een geschenk wellicht, maar eentje dat niet in de menselijke smaak viel.

Ze maakte onmiddellijk doodsbrieven en ik tikte de tekst, een wat slappere versie van de wondermooie song van Robert Long ‘Gisteren vloog ze nog.’

Met haar acht jaar stond ze voor een raadsel: de aaibaarheid van de poes, de schoonheid van het kleine (dode) musje, en voeg dat maar eens samen tot een boodschap waarin verdraagzaamheid en respect voor het kwetsbare samengingen.

Neurotische mensen houden er een navel-moraal op na, wa t hen niet heeft gesmaakt is ook voor de anderen verboden.
Zelfs dat ‘niet smaken’ kan je makkelijk aangepraat worden, maar het ligt aan de kern van een neurose die uitgroeit tot ‘ik ben de wereld’, ‘ik ben jerusalem’, ‘mijn navel is de kern van het heelal’.

Zo stonden we hier ook voor de vraag hoe je en van poezen kunt houden en kunt opkomen voor het uitstervende musjesras.
Je kon al de katten de nek omwringen -er zijn er toch genoeg als excuus- je kon ze van belletjes voorzien zodat elke mus op tijd kon wegwezen, maar telkens kwam je voor het feit te staan dat je hoe dan ook de eigenheid, het wezen van de poes aantastte.

Je kon de musjes in gouden volières opsluiten, ze de status van ‘poezen-slachtoffer’ toekennen, maar ook hier was de uitkomst dan je een musje best een musje kon laten zijn.

Ik probeerde haar duidelijk te maken dat de poezen-identiteit en de musjes-identiteit verschillende belangen in zich hielden.
Wellicht overgeërfde, atavistische trekjes en dat we makkelijk zowel de ene als de andere identiteit konden vervalsen zodat de poes een crimineel werd en het musje een onschuldig wezentje.

vogels

Zo steken we onze vuist op naar de eksters die nesten leegrooft maar we vergeten dat uilen ook nogal wraatzuchtig zijn maar vooral ’s nachts -dus ongezien- opereren.

Je zou van de kat een staatsvijand kunnen maken als je al de anderen tot musjes kon benoemen.
Die scherpe klauwen, de felle tanden, kortom er was genoeg onder de zachte poezenhuid om haar tot killer-monster om te toveren.

Je zou die waarheid zo ver kunnen drijven dat je alle poezen de oorlog verklaart en de musjes tot de altaren verheft.

De identiteit vernauwen noem ik dat, ze terugbrengen tot eigenschappen en niet tot een wezen.
Dat doen mensen heel vaak, legde ik haar uit.
Ze zien je niet staan als mens, maar ze evalueren je op allerlei eigenschappen zoals steeds goed geluimd, vriendelijkheid, behulpzaam, enz.

Ook in het vijandbeeld doen we dat.
We brengen de mens terug tot dat wat ons stoort, zijn huidskleur, zijn geaardheid, minder leuke momenten uit het verleden, en we vernauwen die zo sterk dat alleen nog de J op het paspoort nodig is om een vernietiging goed te praten.

Ze is nog te klein om het woord demoniseren uit te leggen, maar ze begreep heel goed wat ik bedoelde.

Te veel poezen in te weinig tuinen, en veel te weinig musjes, daar zijn mensen verantwoordelijk voor.
Dat was el een stap in de goede richting.
Nu nog erkennen dat wij tot die menselijke diersoort behoren en we weten wat ons te doen staat.

Weigeren een slachtoffer te zijn zoals Brodsky dat zo prachtig aan zijn studenten voorhield.
Al draait het heelal rond je navel, er zijn nog navels in je onmiddellijke geburen.

We besloten het musjeseten in de bomen te hangen en zo lang die kat geen vleugeltjes uitvond konden beide partijen in meer of mindere mate hun gangen gaan.


IK BEN HET! WIE?

identite2

Beste Antikwaar,

Met veel liefde heb ik je bijdrages gelezen die bij Serov vetrokken en een stukje Russische geschiedenis vlees en bloed gaven, of omgekeerd: schilderijen die door hun verbanden de geschiedenis van een mens vertellen, die niet bij de af-beelding bleven stilstaan, maar met de ver-beelding een derde dimensie toevoegden die je niet in de ruimte maar in de tijd mocht localiseren.

Je zou het een zoeken naar IDENTITEIT kunnen noemen waarbij de vraag naar ‘wie ben ik’ centraal komt te staan door vooral dat ‘ik’ duidelijker te maken met de geschiedenis van een ander iemand.
Oftewel, het ik bestaat slechts bij gratie van de andere(n).

Raphaël Enthoven schreef er een mooi artikel over in het meinummer van ‘philosophie magazine, en een koptekst wil ik je graag citeren:

“Si l’ identité désigne ce qui demeure au sein de ce qui devient, alors, pour avoir une identité, c’est-à-dire pour rester le même, il faut être au moins deux.’

Dat ben ik-zelf dus, ‘moi’ en dan de andere waarmee ik mezelf kan vergelijken om niet aan zijn (lui) identiteit te twijfelen.

Een vreemde paradox als je op zoek bent naar dat ik, want wat je erover te weten komt is al voorbij en wat je bent, weet je nog niet.

Laten we Montaigne aan het woord:

‘Je m’eschappe tous les jours, et me desrobbe à moy.’

Dat ontsnappen aan jezelf en dat uitkleden is niet altijd zo’n ‘edele’ activiteit, en minder nog de uitkomst als je geestelijk uitgekleed dat ‘ik’ bekijkt.

Louis Borges drukt het zo uit:
‘Er zijn twee mannen in elke man, en de echte dat is de andere.’

Om met een grapje te eindigen: Jaja, ventje, ik ken u wel.
Antwoord van het ‘ventje’: ‘Dan weet U alvast meer dan ik.’


EEN FLAMBOYANTE MOOIE JONGEN

rus pose

Ze waren rijk, immens rijk.
Mijnbouw in Siberië, naast talloze landgoederen.En al zal je de naam Graaf Felix Sumarokov-Elstone niet veel zeggen, als ik hem als ‘prins Yussupov’ voorstel, gaat er alvast een historisch belletje rinkelen.

rus hoofd

De naam Yussopov namen ze over van moeders kant omdat die anders bij gebrek aan mannelijke opvolging dreigde verloren te gaan.

Deze rijke mooie jongen werd in 1887 geboren en is hier naar eigen zeggen bijna 17 want zoals we kunnen lezen in zijn memoires zou het in 1904 zijn geweest toen Serov het portret schilderde, terwijl Serov zelf het in 1903 dateert.

Het portret is geschilderd in het buitengoed van de familie ‘Arkhangelskoye’.
En we laten het model zelf aan het woord:

fserovArkhangelskoye had a friend and admirer after my own heart in the person of Serov, the artist who came to paint our portraits in 1904.

He was a delightful man. Of all the artists I have ever met in Russia or elsewhere, my memory of him is the most precious and vivid. His admiration for Arkhangelskoye, which revealed his acute sensibility, was the basis of our friendship.
In an interval between sittings, we sometimes went into the park, sat down on a bench under the trees, and had long talks, His advanced ideas influenced the development of my mind considerably. I must add that in his opinion there would have been no cause for a Revolution if all rich people had been like my parents.

Serov bad a great respect for his art and never consented to paint a portrait unless the model interested him. He refused to paint a very fashionable lady of St. Petersburg whose face did not inspire him. However, be finally yielded to the lady’s entreaties but, after the last sitting, he added to the portrait an enormous hat, which concealed three-quarters of her face. When the model protested, he replied that the hat was the most interesting part of the portrait.

He was too independent and too disinterested to conceal his feelings. He once told me that when he was painting the Tsar’s portrait the Tsarina exasperated him by continual criticisms; so much so that one day, losing all patience, he banded her his palette and brushes and suggested that she should finish the work herself.

Dat beroemde portret is in de oktoberrevolutie verloren gegaan.
En wie was één van de moordenaars van de vreemde ‘Raspoutin’?
Juist, deze mooie flamboyante jongeman.


EEN BOUWVALLIG BRUGGETJE EN EEN JONGEDAME

rus b

Laten we ’t maar dicht bij huis houden, dicht bij Abramtsevo, waar dit bouwvallige vlondertje de lieftallige voetjes van Maria Botkina nog net kunnen dragen.

Maria was de dochter van Pavel Mikhailovitch Tretyakov, de stichter dus (samen met zijn broer Sergei) van de Gallerij met die naam.
Tussen beide werken liggen zo’n 17 jaar.
Het eerste ontstond in 1888, het tweede in 1905.

rus

Voor wie een beetje met de Russische geschiedenis bekend is, weet dat het jaar 1905 het jaar van de eerste grote volksopstand was, opstand die bloedig werd neergeslagen.

De vrede van het landgoed, 1888 en het eerste grote onweer dat in 1917 voor goed zal losbarsten.

Op deze pastel is Maria 30, geboren dus in 1875, zodat je met een beetje eenvoudig cijferwerk weet dat ze als dertienjarige bij het meertje heeft gezeten, of beter nog gespeeld, want kinderen waren er altijd aanwezig.
De kunstenaars brachten vrouw en kroost mee en logeerden vaak op het landgoed.

Vader zal vaak op reis zijn geweest, op zoek naar nieuwe kunstwerken, maar ook druk bezig met het organiseren van allerlei dienstbetoon voor weduwen en wezen van te vroeg gestorven kunstenaars.
Ook de slachtoffers van de wrede Krimoorlogen konden op zijn steun rekenen, en hij was de persoonlijke bezieler van een instituut voor dove kinderen.
Hij bracht kunst en samenleving erg dicht bij elkaar.

Repin heeft een erg intimistisch van deze humanist geschilderd.

Door de combinatie van het vredige meertje (Serov bewonderde de Hollandse meesters uit de gouden eeuw) en het mooie jonge vrouwenportret leg je een spreekwoordelijke brug: het dertienjarige kind is intussen een mooie vrouw geworden zoals de kleine prins van gisteren weldra tot in China zou gelezen en bestudeerd worden.

Het levenslot van Maria is me onbekend.
Ik weet alleen dat ze in hetzelfde jaar als Mika is gestorven, 1952.

En of de vlonder nog lang heeft bestaan, kan ik alleen maar vermoeden.
In feite weet ik met zekerheid dat hij sinds 1888 niet meer heeft opgehouden te bestaan, en al de kinderen, artiesten, geliefden, mijmerenden en toevallige bezoekers die er voorzichtig zijn gaan opstaan, mogen we er zelf bij denken.

Dat is het mooie van Serov’s schilderijen, er is altijd nog plaats voor een geheim.


DE INVLOED VAN HET KIND OP CHINEZEN DIE SHAKESPEARE SPELEN

Much79P6_small

 

 

Mika’s werk ging tot ver in China waar het spelen van Shakespeare niet zo’n vanzelsprekende zaak was.
Het was Morozov’s werk dat de stugge doctrinaire regels doorbrak:

The Soviet mode of performing and understanding Shakespeare was dominant in China. Works by leading Soviet Shakespeare scholars, such as Morozov and Anikst, appeared in more than one version. Moreover, key texts of Stanislavsky’s system were translated and widely circulated in China; An Actor Prepares was translated in 1956.

One of the most important Soviet works translated into Chinese was Mikhail Mikhailovich Morozov’s (1897-1952) Shashibiya zai Sulian [Shakespeare in the Soviet Union] (Wu Ningkun 1953), as translated from David Magarshack’s English translation (Morozov 1947).
Morozov’s influence in China was visible from the 1950s through the 1980s, during which time Morozov’s influential biography of Shakespeare was translated and widely read by students and scholars (Morozov 1984).

Alexander C.Y. Huang, The Politics of an “Apolitical” Shakespeare: A Soviet-Chinese Joint Venture, 1950-1979 The Pennsylvania State University

 

Of hoe een schilderij je op het spoor brengt van Much ado nothing in het China van Mao.