werkwijze en bedenkingen bij het realisme
BEELD EN GELIJKENIS

Misschien ben je ze vandaag tegengekomen, deze dametjes uit de collectie van Ron Mueck?
Ze zijn zo levensecht dat je elk ogenblik denkt hun stemmen te horen.
Helemaal geen Disney want daar moet de werkelijkheid gestileerd zijn, vervormd tot wezens die duidelijk bij het goede of het kwade horen.
Gewone mensen lopen in de filmen van deze fabriek niet rond.
De dametjes van Mueck zijn tot in het allerkleinste detail ‘gewoon’, en daardoor juist levensecht.
Hij was een modellenmaker voor toneel en televisie, kreeg geen zogenaamde kunstopleiding en ik denk dat net daardoor het métier zo belangrijk is gebleven.
Misschien gebruikte god ook siliconen en fiberglas in plaats van slijk, het werkt een stuk properder zou ik denken, of vergis ik mij?
Zijn ouders waren speelgoedmakers, bijna te mooi om waar te zijn.
En voor wie ooit de film Labyrinth heeft gezien, met David Bowie, die zal bij de special effects Ron Muecks naam tegenkomen.
In feite ontdekte hij zijn materiaal vanuit publicitaire opdrachten waarin de gelijkenis groot moest zijn, en waarschijnlijk is ook zijn drang naar vergroting nog een nawoekering vanuit zijn publicitaire periode, of…?
De gelijkenis.
Of de drang om in een wassenbeeldenmuseum te gaan kijken naar een zo groot mogelijke gelijkenis.
Sinds de scheppingsfabel wil de mens telkens weer een beeld en gelijkenis van zichzelf maken.
In de Joodse als in de Westerse literatuur vind je dergelijke wezens die al dadelijk een monsterachtig karakter meekrijgen.
Ze zijn uit de hand gelopen golems, Frankensteins, en we vergeten dat we intussen al heel verfijnde technieken bezitten om menselijk leven te scheppen al zal het nog steeds met genetisch bronnenmatriaal moeten zijn.
Zie je mensen naar portretten kijken, schilderijen of foto’ s, dan is ‘hij/zij lijkt er erg goed op’ een veel gehoorde zin.
In onze oergenen zit de drang naar de waarachtige spiegel waar links links is en rechts rechts.
Tegelijkertijd zijn we bang van dubbelgangers.
Er is dus nog iets meer nodig dan het ‘lijken op’ al doet het woord lijken inderdaad aan dooie wezens denken.
Nu kunnen buitenstaanders makkelijk het portret van een bekende bekijken en het gelijkend vinden terwijl de geportretteerde zelf zich helemaal niet gelijkend vindt.
We ervaren onszelf van binnenuit.
Het beeld dat we van onszelf zien is plotseling het beeld zoals de anderen ons waarnemen.
Wij zitten gevangen in dat beeld, en het is pas bij een gelijkenis dat we afstand nemen van dat beeld van waaruit wij de wereld tegemoet komen.
Missschien zit daar ook de schrik voor de gelijkenis: jezelf als ‘andere’ ervaren, of in het narcistische wezen op jezelf verliefd worden.
Door die gelijkenis te hanteren, lijkend op echte mensen dus, maakt de kunstenaar ons duidelijk dat wij zelf elk ogenblik ook weer een beeltenis kunnen achterlaten, dat wij nooit gezien worden zoals we onszelf ervaren, hoe groot dat beeld ook mag zijn.
Beeld en gelijkenis.
Zo schiep god hen, de eerste mensen naar zijn beeld en gelijkenis.
Of zijn we nog wel zijn beeld (zijn ver-beelding) en is de gelijkenis verloren gegaan?