HET TOUW, scène 25

VIJFENTWINTIGSTE SCÈNE

EMMERICH EN ALISON STAAN MET DE HANDEN GEBONDEN AAN HUN LADDER

EMMERICH
Je bent wel net op tijd je stem verloren, Alison.
En als het dan nog bij je stem zou blijven.
Morgen is het de dag van het wonder.
Je mag deze nacht oefenen, hebben ze gezegd.
Morgen verzamelt de stad op dit plein.
De trommels zullen roffelen;
De hoorns kreunen.
Het zal muisstil worden.

En je zult over het touw dansen zonder het te raken.
Daar ben ik van overtuigd.

ALISON SCHUDT HEVIG NEEN MET ZIJN HOOFD.

Wees niet zo nederig, Alison.
Al ben je door god met stomheid geslagen, wellicht zul je morgen je stem weer terugkrijgen.
We zullen elkaar eindelijk bij naam kunnen noemen.
Dag Alison zal ik zeggen.
Dag m’n trouwe Emmerich zul jij antwoorden.
Met een stem die trilt van ontroering.
Met een stem die daarna de boodschap kan verkondigen.
ALISON SCHUDT HEVIG NEEN MET ZIJN HOOFD.

En ik zal je schaduw zijn.
Jouw Johannes de doper.
Ik zal de bergen slechten, de dalen vullen.
En al heb ik mijn stem teruggekregen, ik zal ze alleen gebruiken om jou aan te kondigen.

Ik heb je op de proef gesteld.
Ik noemde jouw spreken heel oneerbiedig ‘blaffen naar de maan’.
Ik ben een diep gevallen zondaar, Alison.
Na al die jaren zwijgen, wilde ik me wreken.
Ik voelde me machtig.
En als zondaar misbruikte in onmiddellijk mijn stem.
Ik zag je zo hopeloos verdrietig naar mij kijken.
Alsof je mij gelijk wilde geven.
Alsof je dadelijk zou zeggen:
“Ik hoor jou denken, Emmerich.”
Want zo is het.
Jij hoort mij denken.
Ik weet het, mijn gedachten zijn niet meer dan verschrompelde gedroogde vijgen, maar jij kunt ze horen.
Ik kan me niet achter mijn woorden verbergen.
Ik geloof in jou, Alison.
Ook nu je beproefd wordt, ben je sterk.

ALISON SCHUDT HEVIG NEEN MET ZIJN HOOFD.

Wat zou ik je gebonden handen willen kussen.
Wat zou ik de voeten die morgen over de koord zullen dansen zonder ze te raken willen vereren.

ALISON SCHUDT HEVIG NEEN MET ZIJN HOOFD.

Spuw op mij, lijdende profeet.
Bliksem mij neer met je vurige ogen.
Toen de soldaten ons kwamen halen, zag ik je pas je grootheid.
Je rilde niet eens van angst terwijl ik als een espenblad stond te trillen.

Ook toen ze zegden dat het zwaard om je te onthoofden was geslepen, gaf je geen kik.
Ook toen ze aankondigden dat ze je eerst uren zouden martelen, verroerde je niet.
Je maakte indruk, Alison. Neem dat van mij aan.
Ik heb de mensen lang genoeg geobserveerd om te weten waneer ze door grootheid zijn aangegrepen.

ALISON SCHUDT HEVIG NEEN MET ZIJN HOOFD.

Ontken je eigen grootheid niet, profeet.
Ik weet dat je door twijfels wordt verscheurd.
Ik weet dat je water en bloed zweet als je de dag van morgen voor je geest probeert te halen.
Ik hoor je smeken: vader, smeek je, laat als’t kan deze kelk aan mij voorbijgaan, maar niet mijn wil maar uw wil geschiede, dat hoor ik je denken.
Ook in de stilte ben jij groot, Alison.

ALISON SCHUDT HEVIG NEEN MET ZIJN HOOFD.

En al ben ik maar een vliegje dat naar het lamplicht wil en wellicht zijn vleugels zal schroeien, ik zal je met die weinige krachten bijstaan, Alison.
Ik zal je aankondigen.
Ik zal getuigen voor wat mijn ogen hebben gezien.

Natuurlijk, oculos habent et non videbunt zegt de psalmist: ze hebben ogen en ze zien geen steek.
Dat gevaar loopt elke roepende in de woestijn.
Maar jij zult hun ogen openen, hun oren ontstoppen, Alison.
Jij zult in doodsangst gehuld de ladder beklimmen waaraan je nu gebonden staat.
Boven zal je de menigte overschouwen.
Je zult denken: ze komen niet voor de glorie van god maar voor het spektakel van de mens.
En hoe juist die redenering ook mag zijn, het spektakel is net zo goed gods vinger als de brandende hand die “mene tekel “op de muren schreef.

ALISON SCHUDT HEVIG NEEN MET ZIJN HOOFD.

Leg je neer bij je opdracht, Alison.
Verzet je niet langer.
Zoals ik een werktuigje ben, een schroevendraaiertje misschien, zo ben jij Jaweh’s kettingzaag.
Ja, Jaweh’s kettingzaag.
Je zult de hoge bomen van hun ongeloof brutaal omzagen en met die spaanders een vuur laten ontbranden waarin wij reuk- en slachtoffers zullen brengen.

ALISON SCHUDT HEVIG NEEN MET ZIJN HOOFD.

Arme profeet.
Niet de buik van walvis is zijn schuilplaats, maar de ontkenning van zijn grootheid.

Kijk het wordt nacht, Alison.
Daar komen de soldaten al om ons los te maken.
Ik weet dat jij geen oefeningen nodig hebt om het wonder te voltrekken, maar laten wij van die vrijheid gebruik maken om elkaar in de armen te vallen.

EEN HOORNSTOOT DUIDT DE NACHT AAN.
BLACK OUT.