
Storytelling.
Dat is wat de jonge Dusseldorfse succesfotograaf Andreas Gursky blijkbaar niet doet.
Hij kiest een hoog standpunt en gaat daarna in het labo aan het werk met de patronen en verhoudingen.
Het lijkt wel of de foto een plat vlak is geworden (mede door het gebruik van grote negatieven) waarin de werkelijkheid vrijwel door iedereen kan waargenomen worden.
Alles wat fotografisch was, het juiste moment van Bresson bijvoorbeeld, vervalt.
De wereld bestaat uit vlakken, hokken, massa.

Banaliteit?
Niets is banaal tenzij je het zelf banaal maakt.
Abraham Rosenbaum werkt ook met patronen.
Hij betrekt fragmenten uit de documentaire over de beroemde fotograaf met de ruimte waarin de uitzending liep.
De onderschriften springen uit hun verband en linken nu de nieuwe foto aan de kijker.
Ze laten echter de commentaar open.
Woorden zonder aanvalswaarde.
De verschillende werelden bestaan los van elkaar: de film op televisie, de kamer en de foto’s uit het verleden.
Je mag zelf verbanden leggen als die zouden nodig zijn want misschien volstaat de compositie of het gevoel dat elke link onvolledig is.
Beelden proberen de tijd te vervalsen door hem vast te leggen in een afbeelding.
Alsof je de tijd daarmee kunt vangen, de herinnering zou versterken.
Rosenbaum schrijft:
“Ik geef me niet over.
Platgewalst door elk ogenblik kruip ik recht
als een drenkeling snak ik naar lucht.
Ik vraag geen medelijden, hoe zou dat ook kunnen als we samen door het ogenblik vernietigd worden?
In het beste geval ontstaat er solidariteit of een glimlach.
“Tu quoque, fili mi?”
De dolksteken van de tijd verbinden ons, wij de gewonden.
