zachte letters bij de krimpende dagen (1) (383)

992_4f176441366601bc782380c04f233830

Menig kerkvorst of kerkgeleerde, menig man of vrouw die zich “recht in de leer” noemt, grijpt deze dagen aan om de dood en de dodenherdenking bij de lurven te vatten en de hedendaagse mensheid te geselen met de term “de mens zonder god”.
Deze mens zou het moeilijker hebben met de dood, eenzamer zijn dan zijn gelovige medemens, kortom: het geloof als grote zakdoek, als uithuillap, als temesta tegen overdadige angsten.

Menig man of vrouw van de andere zijde, van de lekenmoraal of het vrije woord heeft het dan weer over het taboe dat wij op de dood hebben gelegd.
Welke taboe?
Wij geloven graag in cliché’ s.
Het cliché als nieuw dogma.
Er is te veel seks en geweld op de televisie.
Er rust een taboe op de dood.
De moderne mens is van god los en aan zichzelf overgeleverd.
Wij leven te haastig.
Wij kennen geen respect meer voor ouderen.
En zo kunnen we nog een tijdje doorgaan.
Ik ben het helemaal eens met historicus Jan Bleyen in de Standaard van vandaag.

“De rouwcultuur werd hoe langer hoe minder de bezorgdheid van de priester en buurtgemeenschap. Ze drukt niet meer zo nadrukkelijk vaste sociale rollen en posities uit – zoals hoe mannen en vrouwen zich horen te gedragen met betrekking tot geloof of gevoelens – maar veeleer persoonlijke autonomie en expressie. Sinds de jaren zestig werden nabestaanden naast ‘acteur’, ook ‘auteur’ van het ‘rouwscript’. Niet langer de priester maar de familie houdt de pen vast.”(Jan Bleyen, De Standaard van 31 oktober 2005)

Ik stuur je dit mooie hoofd mee uit een verloren gegane graflegging.
Misschien is het Nikodemus of Josef van Arimatea die Jezus hielpen begraven.
Dat helpen sterven en begraven doen we nu met hetzelfde verdriet, met dezelfde bekommernis en zorg.
We begrijpen er nog altijd niets van.
De dood zal altijd onbegrijpelijk blijven.
De uiteindelijke afwezigheid is met geen woorden te beschrijven.

“Wie rouwt om het zwart dat men niet meer ziet, of de gezangen die men niet meer hoort, rouwt om een andere wereld.” (Jan Bleyen ibidem)

De zachtheid van het weer, de korte dagen, de tederheid van het wisselen der seizoenen, dit beetje troost is alvast in de dagen aanwezig.


een heilig meetkundeboek (382)

015_493f368892245936bbca6d4e950d38b8

“At the age of 12 I experienced a second wonder of a very different kind: a booklet dealing with Euclidean plane geometry that came into my hands at the beginning of a school year. Here were assertions, as for example the intersection of the three altitudes of a triangle in one point which – though by no means evident – could never-the-less be proved with such certainty that any doubt appeared to be out of the question. This lucidity and certainty made an indescribable impression on me. That the axioms could not be proved did not annoy me. Actually I was completely satisfied when I was able to rely on such theorems whose validity were not doubtful to me.

I remember for example that my uncle told me about Pythagoras’ Theorem before the holy geometry book came to my hands. After hard work I succeeded in “proving” this theorem due to the similarity of triangles; thereby it seemed “evident” to me, that the relations of the sides of a rectangular triangle must be completely defined by an acute angle. Only what did not seem “evident” to me in a similar way seemed to need evidence. Also the things that geometry is about did not seem to be of another kind than the things of sensual perception, “which could be seen and touched”.”


bewust denken en zelfscholing (381)

881_7126ab847b837e8c30cdd75bd1117271

Zijn pa werkte in een matrassenbedrijf, werd daarna partner in het elektrotechnisch bedrijf van zijn broer te München waar de familie vanuit Ulm naar verhuist.
Hij, Albert wordt er in 1879 geboren, en zijn zusje Maya in 1881.

Zijn moeder speelde voortreffelijk piano, en Albert volgde vanaf zijn zesde vioolles.
Op school was hij een stille jongen, beetje traag maar een goede leerling.
Zijn oom-ingenieur gaf hem wiskunde-opgaven en een jonge huisvriend, Max Talmud zorgde ervoor dat hij populair-wetenschappelijke werken in handen kreeg en discussieerde met hem uren over wetenschap

In 1885 verhuizen ze met het bedrijf naar Italië en komen in Pavia terecht.
Albert bleef alleen in München om er zijn gymnasium af te werken.
Hij stuurt zijn eerste wetenschappelijk opstel naar oom Caesar Koch in…Antwerpen.
Een jongen alleen in München.
Hij wordt er een beetje depri van en besluit zijn studies af te breken, zeker met de dreigende militaire dienst voor ogen, en de Duitse nationaliteit te verzaken.

Als hij ingangsexamen gaat doen bij de beroemde Zwitserse Eidgenossische Technische Hochschule (ETH) slaagt hij voor alle wiskundige en wetenschappelijke vakken, maar zakt hij voor de rest.
Daarom volgt hij de kantonschule te Aarau, een kleine stad ten westen van Zürich.
Hij is er kostganger bij de directeur en ervaart in de school een grote hartelijkheid.
In 1896 haalt hij zijn “Matura” (secondair) en hij zegt zijn Duitse nationaliteit op.

Als ik nu de naam Albert Einstein vernoem, wordt het vervolg duidelijk.In dit zgn. wonderjaar (2005) wordt zijn 50ste sterfdag herdacht (1955) en de honderdste verjaardag van zijn voornaamste publicaties (1905) waaronder de relativiteitstheorie.

Het dubbelportret dat ik je hierbij meestuur zorgt voor de nodige geheimzinnigheid.
Tussen de baby en de wereldster en cultfiguur ligt de gewone mensentijd, en de gewone mensenruimte, van Ulm naar Pavia, van Pavia naar Zürich, en ga zelf maar verder.

Ik buig me niet over de vraag waarom hij nu juist die grote figuur is geworden en bijvoorbeeld niet Lorenz, maar wel zie ik de eenzame jongen in München rondlopen, hem zakken voor de menswetenschappen (ik heb totaal geen verbeelding, schreef hij!) en hem openbloeien in Aarau.
Meer dan het verstand zal de menselijke omgeving beslissen of het jongetje kan zijn wat in hem verscholen lag, of zou platgedrukt worden door de idiotie van de meerderheid.

Beide foto’ s dragen dat mysterie mee van te worden wat je zou kunnen zijn.
En of dat nu op het gebied van de quantumfysica is of met huishoudkunde heeft te maken, doet niets ter zake.

Zelf schrijft hij op 67jarige leeftijd it over zijn vroege kindertijd:

“I encountered a wonder of such a kind as a child of 4 or 5 years when my father showed me a compass. That this needle behaved in such a determined way did not fit into the way of incidents at all which could find a place in the unconscious vocabulary of concepts (action connected with “touch”). I still remember – or I think I do – that this incident has left with me a deep impression. There must have been something behind things that was deeply hidden. To things which man sees from childhood on in front of him he does not respond to in such a way, he does not wonder about the falling of bodies, about wind and rain, not about the moon nor about the moon not falling down and not about the difference between the animate and inanimate.”

En vanuit deze ervaring nog dit fragment van een brief die hij aan een 19jarige schreef die worstelde met “de zin van het bestaan”.

“Ik was onder de indruk van de ernst waarmee je worstelt om een doel in het leven te vinden, zowel voor jezelf als voor de gehele mensheid. Naar mijn mening is er geen redelijk antwoord indien de vraag zo gesteld wordt.
Wanneer we over doel van een handeling spreken bedoelen we eenvoudigweg de vraag: welke behoefte willen we bevredigen met behulp van deze handeling, of welke niet gewenste gang van zaken kunnen we met de handeling voorkomen? We kunnen natuurlijk in heldere bewoordingen spreken over het doel van een handeling vanuit het standpunt van een gemeenschap waartoe het individu behoort. Ook in dit geval heeft het doel van de handeling op z’n minst ten dele te maken met het bevredigen van verlangens die individuen in de gemeenschap er op nahouden.

Maar wanneer je vraagt naar het doel van de maatschappij als geheel of naar het doel van het geheel van een persoon, dan verliest de vraag zijn zin. Dit is in nog sterkere mate het geval wanneer we vragen naar de zin van de natuur in het algemeen. In die gevallen namelijk lijkt het volkomen arbitrair, of zelfs onredelijk, iemand te veronderstellen die wensen heeft die in verband staan met de gebeurtenissen.

Desalniettemin voelen wij allemaal dat het wel degelijk zeer redelijk en belangrijk is onszelf af te vragen hoe we ons leven zouden moeten proberen te leven. Naar mijn mening is het antwoord deze: zoveel mogelijk streven naar de vervulling van de wensen en behoeften van een ieder van ons, en het streven naar harmonie en schoonheid in menselijke relaties. Dit veronderstelt een grote hoeveelheid bewust denken en zelfscholing. We kunnen niet ontkennen dat de verlichte Grieken en oude Oosterse wijzen op een hoger niveau stonden op dit allerbelangrijkste gebied dan waar wij toe komen op onze scholen en onze universiteiten.”

We zijn dan in 1950, een heilig jaar.
In 2005 heeft de tekst nog niets aan actualiteit ingeboet.


maithuna (380)

628_a3605ae497f1daf5ba9f85dd09316268

Je engel heeft het stille huis bereikt, en in de late oktoberzon (ik denk aan de roman “de stille man”, “de laatste dagen van oktober doen me pijn.”) koester ik hem, de fijn besnaarde, de bijna onbereikbare mix tussen het hemelse en de aardse bekommernissen. (Ich habe viel Bekummernis, zingt Bach met zijn druk huishouden)

Onze kunstmatige scheiding tussen hemels en aards, tussen deugd en zonde, tussen verstand en gevoel, zijn vele andere culturen totaal vreemd.
Ik stuur je het prachtige Indische beeldje uit de 10de-13de eeuw, nu in mijn moederstad Sint Petersburg, dat “Maithuna” heet.
Het is uit een monoliet van rozige zandsteen gemaakt en vormde een deel van de decoratie van een Hindu tempel.

“Maithuna” is het sanskriet woord voor “vereniging”, “eenheid”.
In de yoga is het de seksuele vereniging, maar in het algemeen betekent het de daad van vereniging van twee of meer dingen tot één zijnswijze, en dit tot spirituele eenheid.
Dit is dus een uitweg uit het duale systeem waarin wij leven, een leven waarin platitudes uit soaps en eeuwige jeugd de vereniging van twee lichamen tot één moment van extase herleiden waar het in feite een rituele omhelzing is, een lijfelijke en spirituele toestand waarin de vreugde van het genieten zowel lijfelijk als spiritueel kan bereikt worden. (sensuele schoonheid)

In de Maïthuna-asana’ s is het de partner die telt, niet het eigen genot.
Dat in tegenstelling met de leer van de Kama Sutra die in feite voor de Indiase patriarchale elite was bedoeld en dus de seksualiteit vanuit de man benadert. (en waar de vrouw aan de orde komt hebben de Victoriaanse vertalers dit nog grondig gecensureerd)

Kijk naar dit prachtige beeld van een liefdevol koppel.
Hier zie je traditionele Indiase kunst naast de driedubbele S in de houding, de tribhanga, de grondslag van de oude Indische dans. (ik denk hier aan de spiraal houdingen waarop Anne Marie de Keersmaeker haar choreografie bouwt.)

“Three bends.” A standing pose in which the body’s center line passes through the left (or right) eye, the middle of the chest, and between the heels. The hips are shifted to the right (or left), the upper torso to the left (or right), and the head leans to the right (or left).”

In de danstaal spreken wij van open en gesloten houdingen, maar in de Indische dans is de continuïteit van deze eeuwige S-beweging een uitdrukking van de levensfilosofie die de steeds terugkerende kringen in de schepping en herschepping beschrijft.

Het wantrouwen tegenover het aardse is hen daarom ook onbekend omdat het aardse en het hemelse geen dualiteit maar juist die Maithuna vormen.

Je zou hopen dat wij zelfs in onze Westerse haast die inzichten zouden kunnen integreren, of is dat de utopie van een stille aardse ziel in het hemelse oktoberlicht?


maagvulling en mystieke magerte (379)

930_2a926d7c4a71cad83044271d0d6523a2

Het hemelse naar de aarde brengen,
de aarde tot het hemelse verheffen,
enfin
mengen maar, herkenbare kleuren en vormen voor wiens honger van een andere orde is dan maagvulling of louter mystieke magerte.

Ons wantrouwen tegenover het aardse, dit westerse schuldgevoel, is door alle monotheïstische religies versterkt.
Vreemd genoeg heeft geen enkele religie als het katholicisme zoveel beelden voortgebracht waarin getracht wordt de mens van het beeld af te wenden, het wantrouwen tegenover het aardse duidelijk te maken, de ziel te verheffen.
Die dubbelzinnigheid, sommigen zeggen hypocrisie, is tot in “de boekjes” doorgedrongen: de morele vinger opheffen door de zonde in alle geuren en kleuren te tonen.

Daarom stuur ik je een engel van Ghirlandaio, een fragment uit een madonna-tafereel.
Hier zie je duidelijk Botticelli in de buurt, al is deze fijnbesnaarde toch aardser.

De schilder heeft in zijn korte leven twee vrouwen gekend en drie dochters en drie zonen op de wereldbol gezet.
Zijn engelen hebben dus aardse kentrekken uit de dagelijkse ervaring van de meester zoals J.S. Bach ook wel wist wat huiselijke drukte vertegenwoordigde.

De hemelse schoonheid kan niet zonder aardse ogen.


het gewicht van de wereld (378)

923_d9aa4416e95979ba695097d4cde51f0d

Als kind keek ik op naar de heilige Christoffel, en in de Griekse les leerde ik de ware betekenis van zijn naam kennen: forein was dragen, de drager van het Christuskind.
Dat leek op het eerste gezicht een karweitje van niets voor zo’n sterke man, maar het jochie werd zwaarder en zwaarder tot de drager midden in de rivier niet meer verder kon, want in feite torste het kind de hele wereld op zijn en dus ook op Christoffels schouders.

Mijn bewondering echter lag niet in de krachtpatserijen van de heilige man, maar eerder in het feit dat hij de patroon van de automobilisten was, en in mijn jongensjaren waren auto’ s een zeldzaam verschijnsel en werden ze bij de jaarlijkse autowijding van op een feestelijk verhoog met wijwater besprenkeld.

Hij was de beschermer van al dat geweld onder de motorkap, van dat voertuig dat ‘s avonds door het donker kliefde zonder dat je de lichten binnenin mocht aansteken.
Het was heel duidelijk dat zo’n onderneming een beschermer nodig had.
Je hing dus zijn beeltenis in de wagen, je vroeg hem om bescherming als je van Turnhout naar Arendonk wilde rijden (Arendonk lag toen ook al aan de andere kant van de wereld) en je zuchtte als je na de donkere bossen de wittige schijn van de dorpskom zag opduiken.
Onze geburen stonden blijkbaar niet op zo’n goede voet met de heilige Christoffel.
Ze verdwenen in Wijnegem in het Albert kanaal nadat hun wagen door de houten reling van de brug was geslipt, en heel hun hebben en houden werd openbaar verkocht.
Zij hadden waarschijnlijk geen medaille in de auto gehad, of erger nog: ze waren niet gezegend want naar mijn ma beweerde waren het socialisten, en die gingen nooit naar de autowijding.

De studebaker van mijn oom was een vorstelijke wagen, maar vanaf die dag verging ik van angst als we over een rivier of kanaal moesten, vooral ‘s avonds.
Ik heb tot de heilige Christoffel gebeden, hem mijn hele hebben en houden beloofd, mijn tamme eend naar hem vernoemd, en hem gesmeekt om ons niet in de diepe wateren te laten verdwijnen.

Nu je me gisteren over Ghirlandaio schreef, vond ik vandaag zijn mooie Christoffel terug en ik stuur hem jou als beschermer op al je reizen.
Hij is hier een jonge sterke man, de lange kleren opgeschort, en met fikse pas is hij aan zijn opdracht begonnen.
Natuurkundig was er nog weinig bekend over de breking van het licht in water want zijn stok loopt keurig rechtdoor, het kind veilig op zijn schouder.
Hij is voor hedendaagse stervelingen frivool gekleed maar de mooie combinatie van paars en roze complementeren met het donkergroen van het Jezuskind.

Michel Tournier heeft in “De Elzenkoning” prachtig over Christoffel geschreven en samen met mijn kinderherinneringen bewaar ik zijn mythe in het stille huis en de Debussiaanse tuin in de regen.

Het gewicht van de wereld is nog niet voelbaar, hij is er nog te jong voor, maar het kind, de wereldbol als een donker kaaswiel in zijn handje, weet wat er komen zal.

In de verte komt de morgen door de schemering.


EUPHORIE – Texte de Michel Tournier

C’est un long chemin parcouru. Celui de toute une vie. C’est avec joie que j’en suis aujourd’hui la trace dans l’œuvre de Jean-Michel Jaquet.

Au commencement était Christophe. Ce bon géant voulait se convertir au christianisme. « Il faut que tu jeûnes « lui dit le moine auquel il s’adressa. « Moi, jeûner ? Impossible, je suis un géant. Il faut que je nourrisse ma force » lui répondit Christophe. « Alors puisque tu es si grand et si fort, lui dit le moine, tu vas t’établir au bord du fleuve et tu transporteras sur ton dos les voyageurs qui se présenteront pour traverser. »
Christophe accomplit ce service de longues années. Un jour il ne trouva au bord du fleuve qu’un petit enfant qui demandait le passage. Il le prit sur son épaule et entra dans le courant. Mais voici que l’enfant pesait sur lui comme une masse de plomb, tellement que le géant se trouva dans de grandes angoisses et craignit de périr. Quand il déposa enfin le petit garçon sur l’autre rive, il lui dit : « Tu m’as tant pesé que j’ai pensé avoir le monde entier sur moi – Ne t’en étonne pas, Christophe, dit l’enfant, tu n’as pas eu seulement le monde sur ton épaule, mais celui qui a pris sur lui tous les péchés du monde, car je suis le Christ ton roi. »
Pourtant il n’y a pas que le bon porteur. Il y a celui qui porte, mais il y a celui qui emporte. Il y a celui qui sert, mais il y a celui qui enserre. Il y a le Roi des Aulnes, ogre aérien, qui arrache l’enfant à son père pour le faire mourir. A l’origine, mon roman Le Roi des Aulnes s’intitulait La Phorie, car ce n’était que de cela qu’il s’agissait.
Phorie, du grec Phorein, porter. Eu, c’est le bonheur. Christophe porte avec bonheur, c’est un porte-bonheur, c’est un Euphore.
Pourtant la Légende Dorée ne nous dit rien sur ce fameux fleuve que Christophe faisait franchir aux voyageurs. De quel fleuve s’agissait-il ? Du Nil, du Danube ou du Rhin ? Ou alors d’un fleuve métaphysique, je veux dire franchissant l’en-deça pour aller dans l’au-delà, le Styx ou l’Achéron ? Dès lors Christophe serait l’équivalent chrétien de l’Hadès grec et du Pluton latin.
Cela donnerait un sens plus profond et même fatal à l’euphorie. La fin du voyage, c’est son but, sa finalité, mais aussi son achèvement, son point final. L’euphorie serait-elle un bonheur mortel ?
A mesure qu’il vieillit – ne faudrait-il pas dire : qu’il mûrit ? – l’homme est de plus en plus souvent envahi par une bouffée d’euphorie. C’est l’un des charmes – et non des moindres – du grand âge. Notamment lorsqu’il change de position la nuit dans son lit.
Il s’agit tout simplement de l’approche de la mort. Car la naissance s’accompagne d’une souffrance affreuse, non seulement pour la mère, mais pour l’enfant. Rien de plus cruel que cette insertion brutale hic et nunc dans l’existence. A l’inverse, la mort est provoquée par un coup de volupté d’une intensité mortelle dont la drogue et l’orgasme ne sont que de timides avant-goûts. Les mâchoires de l’espace et du temps – hic et nunc – s’étant brusquement desserrées, me voilà délivré de l’existence. Je m’épanouis comme une bulle dans le néant avant de disparaître en éclatant de rire.


het hemelse en het aardse (377B)

133_65a12fbfe3819f4930f99fea4f3cb79e

En hierbij een fragment uit een van de fresco’ s uit San Gimmignano die leven en dood van de heilige Fina voorstellen.

Mijn uitvergroting toont enkele jongens vlakbij het (onzichtbare) opgebaarde lichaam van de heilige.
De onderste knaap beweent haar terwijl hij haar voeten kust.
De anderen zijn echter druk met andere zaken bezig: het processievlaggetje krijgt alle aandacht en ondanks de ernst van het onderwerp gaan er totaal andere gedachten in de jonge hoofden om.
Botticelli liet zijn mooie jongens en meisjes ook vaak naar buiten kijken, maar ze bleven door hun verschijning bij het hemselse betrokken, hier zie je duidelijk dat het mensen van vlees en bloed zijn.

Die verbinding tussen het heilige, het plechtige en het alledaagse pleit voor de waarachtigheid van zijn oog.


de ideale schoonheid een neus gezet (377)

121_1c59d4c3b7cefcd393f958418a44f0df

Het is een bekend verhaal: de pa is goudsmid, de zoon dus ook (oudste van acht) en in plaats van het goud te smeden terwijl het heet is, zit hij naar de passanten te kijken en schetst ze naar het leven op al wat hij kan vinden.

Het is natuurlijk vooral Vasari die ons met dergelijke verhalen heeft opgezadeld: de jongeman wil wel, maar mag niet, en ondanks de tegenstand wordt hij ene beroemdheid.
Laten we zeggen dat deze mooie kunstenaarlevens vooral tot de walsdromen van dhr Strauss en vele anderen behoren want als de jongeman blijk geeft van enig tekentalent was de vader meestal een van de eersten om hem in de leer te doen of hem te doen schitteren kwestie van onderandere enige sociale zekerheid voor de oude dag te hebben, zoals vader Mozart ons ten overvloede heeft aangetoond.

Deze zoon van een goudsmid heette Domenico Ghirlandaio, en met zijn twee jongere broers Benedetto en Davide runden ze later een druk atelier der schone kunsten in Florence en dat in zijn vrij korte leven tussen 1449- en 1494.

Domenico was een bekwaam frescoschilder en zoals van menig collega vind je van hem werk over heel Italië verspreid.
Maar wat is er dan zo bijzonder aan deze man die het ongeluk had in de schaduw van Botticelli te moeten leven?
Nu ik terug in Florence ben (Domenico heeft de afstand Florence-Rome-Florence ook wel enkele keen gemaakt!) en ik door jou in de wondere wereld van Girodet ben ingeleid, neem ik je mee terug naar de laat Renaissance.
Wat hij alvast met jouw Fransman uit de 17de eeuw gemeen heeft, is zijn observatie vermogen, en zijn portretkunst.
Je kunt geen fresco tegenkomen of er figureren een aantal voorname medeburgers in allerlei rollen.
(Er wordt zelfs gezegd dat Michelangelo even een van zijn leerlingen was, maar ik denk dat we hier weer Vasari terecht moeten wijzen, want naar alle historische waarschijnlijkheid hebben ze elkaar nooit bewust ontmoet.)

Eén van Ghirlandaio’ s bekendste werken is het dubbelportret van een oudere man en zijn vermeende kleinzoon.
Niets aan de hand, er zijn picturale voorbeelden in overvloed van deze combinatie te vinden, maar je zult dadelijk merken dat de oude heer een nogal weelderige neus heeft, en de dokters onder ons zeggen dan dat die aandoening rhynophyma heet en oneerbiedig als aardbeineus wordt afgedaan.
Niet dadelijk een rennaissance-onderwerp, nietwaar?
En daartegenover de schoonheid van de jonge jongen, beiden tegen de klassieke landschapsachtergrond die ze van de Vlaamse meesters hebben meegenomen.
En dan breken de meeste commentatoren los in liefdevolle blikken die wederzijds gewisseld worden, van onschuld en grootvaderlijke liefde enz., terwijl het jochie gewoon geamuseerd naar de vrij uitwaaierende gaffel van de oudere heer kijkt.
jaja, hij legt zijn handje tegen hem, hij kent hem, en waarschijnlijk is die neus geen enkel bezwaar als hij een centje moet loskrijgen of een speeltje wil veroveren.
Ik bekijk het wel een beetje te negatief, geef ik toe, maar de geschiedenis van ver en nabij leert mij dat in de schone kunsten vooral het woord schoon vaak ten onrechte wordt gehanteerd, dus doe ik ook een beetje aan overbelichting om het evenwicht te herstellen wetende dat je een goed verstaander bent en mijn overvloed aan woorden kunt reduceren tot het juiste begrip: het wederzijdse, ondanks de tijd, de ouderdom en de kwaal.

Men heeft zich tot den treure afgevraagd wie deze beide mensen van dit dubbelportret waren, en ondanks allerlei veronderstellingen is men er niet uitgekomen.
Wel, toen ik in het nationaal museum in Stockholm was kwam ik daar een tekening van de Ghirlandaio tegen waarop deze man met rynophyma figureerde, liggend, de ogen gesloten, een man op zijn doodsbed zou je zeggen.
En toen dacht ik: wellicht zijn het de nabestaanden die opdracht tot het portret dat ik hier meestuur hebben gegeven, en is het kind een denkbeeldig narratieve mogelijkheid om zijn goedheid en menselijkheid uit te drukken, een stelling die wacht op publicatie.

Maar voorlopig bekijk ik met veel vreugde dit portret en enkele prachtige details uit de begrafenis van de heilige Fina in het veel-torenstadje Gimignano, dichtbij Florence.
Ik stuur ze in afzonderlijke bijdrage mee.

Tussen alle heiligen, altaarstukken, wonderen en mirakels heeft hij oog voor de mens gehad, en hoe kort zijn leven ook was, hoe naarstig hij ook gewerkt heeft, het is die blik die ons blijft ontroeren, want voortdurend kijken we elkaar aan, en wie dan de schone of wie het beest moet spelen, kan bliksemsnel wisselen.
Ghirlandaio wist dat.


un portrait satirique (376)

973_625e442ef9f80b9e0d0027d8426de192

Mademoiselle Lange was mooi en actrice aan de comédie Française, vaak in deze volgorde, al speelde ze die schoonheid ook wel eens.
Als in een slecht verhaal was ze zelfs geboren in “Gênes”.
Ze bracht menig hoofd op hol, en voor de notarisklerk Augustin Jean Lagasse moet je dit letterlijk opvatten, want wegens zijn amoureuze uitstappen verloor hij letterlijk het hoofd in 1790.
Als ze dan de hoofdrol speelt in een stuk van ene Neufchateau(!) wordt dit stuk “reactionair” bevonden, we zijn in 1793, en de comedie Française wordt opgedoekt en al de acteurs en actrices in blok gevangen gezet.
Haar beauté echter spreekt tot de verbeelding van menig lid van de nieuwe orde en twee weken later is ze op vrije voeten.
Het lot wisselt met de seizoenen, en na een zogezegde opsluiting van weer eens 9 maanden koopt ze toch “un petit hôtel” met daarin een leuke slaapkamer met mechanisch bed waar de zijden wolkjes voorbijtrekken en vier spiegels voor de nodige “diepte” zorgen.
Na allerlei avonturen in en om deze kamer komt de zoon van een carrossier uit Brussel op de proppen en in 1797 worden ze officieel een paar terwijl haar minnaar Beauregard voor vermaak blijft zorgen.

Elise bestelde bij Girodet een portret en toen het op het salon van 1799 zou tentoongesteld worden vond mademoiselle Lange haar beeltenis toch maar niks.
Ze schreef naar de schilder:

““ Veuillez, Monsieur, me rendre le service de retirer de l’exposition le portrait qui, dit-on, ne peut rien pour votre gloire et qui compromettrait ma réputation de beauté. Mon mari et moi vous supplions de vouloir bien faire en sorte qu’il ne demeure pas vingt-quatre heure de plus.”

De schilder voldeed dadelijk aan haar wens, nam het bewuste portret mee naar zijn atelier en hakte het daar aan mootjes om vervolgens die mootjes aan de Brusselaar van mademoiselle Lange te laten bezorgen.
Maar dat was maar de helft van zijn wraak.
Hij begon dadelijk aan een nieuw portret dat ik je hierbij meestuur en dat mademoiselle eeuwige roem heeft bezorgd, al was het dan niet om haar schoonheid.

Opnieuw gebruikte Girodet zijn enorme kennis van de mythologie.
Elise Lange werd als een gulzige Danae uitgebeeld, die Danae die door Zeus als gouden regen werd “bezocht”.
Ze is vergezeld van haar dochter, al net zo gulzig als zijzelf en van haar man, hier als “kalkoen” uitgebeeld, kalkoen die zich laat pluimen.
De vlinder beneden komt te dicht bij het vuur en brandt zich de vleugels, en het opgerolde perkament is de “Asinaria” van Plautus, die daarin de scrabeuze liefdes van een jonge vrouw beschrijft, en van de vader van deze lichtekooi.
Aan de weegschaal hangt een gewurgde duif, en onderaan zie je Beauregard, de beminde van de Mademoiselle en bestuurder van het Directoire, letterlijk verblind door het goud.

Nog voor het salon eindigde stond dit portret te kijk voor de beau monde en het schandaal dat daarop volgde was zowel voor de schilder als de juffer van enige betekenis.
Zij stond te kijk en hij kreeg de naam als rebel opgeplakt.
De 18de eeuw zou weldra kantelen, net zoals het Directoire, maar Girodet maakte zonder moeite de overstap naar de nieuwe Tijd.


op de drempel van de romantiek (375)

354_de367c3750c65735d84c2b2e6b07f938

L’ Academie de France” te Rome zorgde voor “les pensionnaires du Roi”.
Zo was “Le sommeil d’ Endymion” een “opdracht”, een academische oefening, verplicht huiswerk voor de jonge Girodet.

Van dat huiswerk maakte hij een een historische tafereel en een manifest.
Hij vertrok vanuit een bekend mythologisch verhaal.
Een jonge herder wordt verliefd op Diana, de kuise godin van de jacht.
Diane is op het doek alleen met haar symbool aanwezig, namelijk: het maanlicht.
Dit licht is het zichtbaar geworden verlangen, en dat verlangen wordt het werkelijk onderwerp van het meesterlijke doek.

In zijn correspondentie lezen we dat zijn inspiratiebron een onderdeel van een Romeinse sarcofaag is geweest.
Daarop stond Diana die Endymion een bezoek bracht, een bas-reliëf van de villa Borghese.

Twee details leidt hij uit deze inspiratiebron af:
-de slapende Endymion
-een Morfeus figuur die hij hier transponeert in een Zefier met de vleugels van een nachtvlinder, bezig met het gebladerte weg te schuiven zodat het maanlicht vrij spel krijgt in beide betekenissen van het woord.

Endymion’s naakte verschijning is totaal verschillend van het Davidiaanse naakt: geen spieren of aderen, het lichaam wordt door een arabesk gedomineerd en een lijn, een radicale transformatie helemaal in overeenstemming met de principes van de cultuurfilosoof Winckelmann.

“La rupture que Girodet introduit dans l’ esthetique davidienne n’ est pas une cassure mais plutôt une déformation par la surenchère.”

Aan het woord, Sylvain Bellenger, curator van de grote Louvre tentoonstelling.

Girodet laat het realistische van David achterwege door een overdrijving van Antieke Oudheid-elementen, een overbelichting van de Hellenistische theorie.
Zijn schilderij is een theorema.

Zo worden deze eerste romantische expressies geen anti neo-classistische beweging, maar een uitvergroting van de grote principes ervan.

“Tableau manifeste “Endymion” est probablement l’un des derniers grands tableaux du XVIIIe siècle, consacré à la peinture des amours des dieux, et le premier tableau romantique du XIXe siècle.” (ibidem)

Mocht je het boek van Germaine Greer “De Jongen” bij de hand hebben dan verwijs ik zeker voor het Endymion thema naar haar uitvoerig gedocumenteerde uitleg, en als ze begint door te zwammen over de passieve minnaar die door de blikken van de aanwezige dames wordt beslopen, moet je maar even zuchten en je bij dit mooie doek -ze vermeldt het gewoon- houden.(pagina 109-115)

Ja, de proporties van de slapende jongen kloppen niet, en dat in een tijd waarin men met de meetlat naging of de anatomische verhoudingen van de figuratie wel helemaal volgens het academisch boekje waren.
Nochtans kende de bij David gevormde Girodet uitstekend zijn anatomie, dat bewijzen ten overvloede zijn andere doeken.
De morfologie van de jongeman wijst naar de binnenkant. Het idee.
In feite kijk je naar een ideaal vervrouwelijkt lichaam, en dat mocht geen spoor van musculatuur of beenderen vertonen.
Waarom is er daar in die tijd geen moord en brand over geschreeuwd?
Kijk even naar de leuke verschijning van Zefier, hij is de andere pool, en zijn beweging om het maanlicht toe te laten zorgt voor de ideale maskering van dat irreëel beschenen lichaam, samen met het tot in het detail uitgewerkte decor en het subtiele spel van het maanlicht.
En zo wordt dit “ideale” lichaam van Endymion de fetisj voor de schoonheid.
Een van de kenmerken van de fetisj is het oproepen van excessieve gevoelens (aanbidding bijvoorbeeld), en dan hanteer ik de bepaling van de heer Sigmund Freud.

Germaine heeft dat ook gezien.
“Archetype van alle slapende jongens die door vrouwen bemind worden is Endymion.”(112)
Ze geeft dan een uitstekende documentatie over het verschijnsel Endymion in de voorgaande eeuwen en ze eindigt bij Canova die zijn laatste beeldhouwwerk aan hetzelfde thema wijdde.

Het lichaam van Endymion verenigt in feite alle andere lichamen.

“..le sommeil d’ Endymion peut être interpreté comme le symptone du refoulement de la difference sexuelle et du désir fantasmé et pleinement satisfaisant que la difference sexulle existe, mais indépendamment du sexe, et à vrai dire, de la femme.”
(Abigail Solomon-Godeau, prof. d’ histoire et de l’ art à l’université de Californie, traduit par Jeanne Faton, Girodet et l’ érotisme))

Deze verzelfstandiging van het vrouwelijke, deze fetisj van de schoonheid werd ook door het publiek bewust of onbewust (h)erkend.
Het werk werd enthousiast ontvangen.


een geadopteerde zoon van 42 (374)

975_12255d2f54f05d46fadeff7a1c84768b

Geadopteerd worden als je 42 jaar bent?
Dat overkwam Girodet in 1809.
Dokter Trioson was al vroeg de beschermer en vriend van Girodet.
De schilder Anne Louise Girodet werd geboren in Montargis in 1767, enkele jaren voor in 1674 Lodewijk XVI zijn rol als koning begon.

Dokter Trioson was de familiedokter bij de Girodets.
Hij pendelde tussen dit kleine stadje en Parijs waar hij werkte als geneesheer voor het huis van graaf d’ Artois.
Hij zorgde voor de Parijse contacten, was de verbinding tussen thuis en de hoofdstad en werd de persoonlijke begeleider van de jonge kunstenaar.

Dit prachtige dubbelportret uit 1803 toont de man en zijn enige zoon Benoit-Agnes op het doek: “La leçon de geographie”.
Het doek bleef in de familie Trioson tot het in 1936 werd tentoongesteld op een retrospectieve rondom het werk van de schilder Gros en verdween daarna spoorloos.
Het doek verscheen slechts in 2002 op de kunstmarkt en werd toen door de Franse staat aangekocht.
Oorspronkelijk zou het werk in 1804 op het salon worden voorgesteld maar de dood van de dertienjarige jongen drie maanden voor de opening van de tentoonstelling liet Girodet het doek terugtrekken tot het twee jaar later aan het publiek werd getoond.

De geleerde in zijn studeervertrek, het thema was niet nieuw.
Denk maar aan “De astronoom” en “De geograaf” van Vermeer.
En dat de heer Rousseau intussen zijn sporen had nagelaten blijkt eveneens uit deze compositie.
In feite is dit helemaal geen aardrijkskundige les, maar het boek onder de hand van de jongen “Commentaires de César sur la guerre civile” wordt door de pa op de wereldbol geïllustreerd, een geschiedenisles dus waarin aan de jongen de veroveringen van de Keizer worden aangewezen.

Ik schreef je eergisteren dat het werk van Girodet meerdere lagen had, en ik citeerde de curator van de Louvre tentoonstelling die het ingewikkelde van Girodets werk “aussi complexe comme la litérature” noemde.
Zo is het een allegorie op de leraar-leerling, en op de tijd die voorbijgaat, kijk naar het merkwaardige detail, de vlieg op de wereldbol, klaar om weg te vliegen, en het geplunderde trosje druiven op de voorgrond.
Tevens is het een hommage aan de politieke overtuigingen en de intellectuele aspiraties van Trioson.
Ik citeer hier de visie van Elsa Valtat in haar artikel uit Dossier de l’ Art nr. 122, geheel aan Girodet gewijd.
In feite herneemt deze compositie een gravure uit 1795 die Lodewijk XVI voorstelt die in de tour du temple een aardrijkskundige les aan de dauphin geeft.
Trioson is gehecht aan de instellingen uit het Ancien Regime, en dat geeft Girodet hiermee impliciet aan, net zoals de buste van Hippocrates en boeken op de achtergrond wijzen op de trouw aan het Antieke Griekenland samen met de aandacht voor de nieuwe wetenschappelijke geschriften waarvan hij de werken in zijn bibliotheek heeft staan.

Maar voor alles is het een warm werk vol tederheid, dit portret van een vader-zoon relatie die enkele maanden later brutaal zou eindigen.
De blik waarmee de vader zijn zoon aankijkt, maakt het onvoorziene drama alleen nog pijnlijker.
Maar er is gelukkig dit prachtige doek dat voor altijd van deze innigheid zou getuigen.
Zonder liefde is er geen wijsheid over te dragen.
In 1809 werd Girodet de geadopteerde zoon van deze humanist in de ware betekenis van het woord.


mes regards dévoraient les cieux et les abîmes (373)

397_acf3bc8a5a5e390900a7e4ee334111c9

Voor we Girodet terug opzoeken, wil ik met beelden iets over de toestand toen en nu vertellen.
God (en dit staat voor alle mogelijke godheden en hun profeten) en de schone mens, is de titel.
Beklemming als thema. Herakles op de tweesprong.
Wat de godheid van je vraagt, tot en met het offer van je zoon of je eigen leven voor de “goede” zaak aan de ene kant, en de materie, de mooie mens (kaloskagathos) als godheid aan de andere kant.

Je zou wat makkelijk kunnen zeggen kerk en staat, maar in feite gaat het om een eeuwige tweesprong.
Ben ik een godheid verantwoording en liefde verschuldigd of kan ik leven met de liefde voor het schone met als enig centrum de mens?

Op het einde van de achttiende eeuw staat de Europese mens voor die tweesprong.
Het is nog een Europa van bloed en tranen dat Napoleon achterlaat maar het congres van Wenen droomt verder.
Restauraties ten spijt, de keuze is duidelijk gemaakt en wordt met de tijd evenwaardiger, hoe verstrengeld ook nog de wereldse machten met de religie zijn.

Die duidelijkheid eist aan beide zijden veel vernieling en bloed, net zoals dat ging toen het protestantisme zich profileerde.
Dat men daar in het Oosten heel anders of dacht (en denkt) laat velen koud tot wij op het einde van de 20ste eeuw de wereld niet alleen in Noord en Zuid (rijk en arm) hebben ingedeeld, maar ook in de westelijken en de anti-westelijken.

Het post modernisme verklaarde de grote verhalen dood, maar de nood aan verhalen laat zich niet filosofisch vangen of dood verklaren.
Ze zijn met elf september als hoogtepunt, eerder vernietigend van aard en de koude slaat om ons het hart als wij ons gaan verschansen in de Europese burcht.
In de bezette stad heersen heel andere wetten, zelfs de democratie zal moeten wijken voor allerlei noodmaatregelen en de fantasmen over alle mogelijke gevaren nemen overhand toe.

God en de schone mens, los van elkaar, zijn aanwezig in Girodet’ s werk.
Dat fascineert ons heden ten dage meer dan ooit.
“Le Christ soutenu par la Vierge” hangt dan ook recht tegenover “Les funerailles d’ Atala”.
Hij zal in 1789 (!) de prix de Rome winnen met “Joseph reconnu par ses frères” en met “Le sommeil d’ Endymion” eeuwige bekendheid verwerven

En in Rome dicht hij (nog onder de indruk van de Alpen, maar je kunt de vergelijking ook verder doortrekken):

Moi-même, riche alors de jeunesse, d’ espoir
Et des illussions d’un avenir immense
Quand je quittai le sol, le doux sol de France
A l’ aspect imprévu de ces rocs menaçants,
Un désordre nouveau bouleversa mes sens;
Mes regards dévoraient les cieux et les abîmes,
Et mon âme nageait dans ces grandeurs sublimes.”

 

Of naar Rome gaan om het Heidendom te herontdekken, op de vooravond van de Franse revolutie de Prix de Rome winnen met een bijbels tafereel.

Ik hoop dat Rome je met beide zegeningen overvloedig mag laven.


j’ai passé comme la fleur (372)

669_2d84151701c1eaa88dd021899bd0adda

Geen herdenking van zoveel jaar geboren of dood, geen werk dat een speciaal licht op de schilder werpt, gewoon: een tentoonstelling. In het Louvre.
Eén van de grote artiesten uit de tijd van het Keizerrijk, iemand die niet voor één doek te vangen is, die noch spektakel, noch erotiek en intimiteit schuwde, maar zijn eigen weg bleef gaan.
Ik heb het over Anne-Louis GIRODET de Royssy-Trioson die we gemakkelijkheidshalve Girodet zullen noemen.

Voor de Fransen zijn er enkele doeken die tot het nationaal geheugen behoren, zoals “Les funerailles d’ Atala”, een vreemd verhaal van een Indische jongeman en een meisje, en wat doen mooie meisjes dan? Sterven voor het vaderland? Non, non, mourir en beauté.
Je voorvoelt de romantiek. Het verhaal van Chateaubriand is maar een uitvlucht, al wordt hij met verwaaide haren door de schilder geborsteld, het spleen tot in de wuivende kuif aanwezig.

Voor ik je iets over zijn merkwaardig leven vertel, stuur ik je het doek van die droevige gebeurtenis die ik je niet zal navertellen zoals het libretto van een opera absoluut niet belangrijk is eens je door de muziek betoverd bent.
Het komt op de meer Noordelijken waarschijnlijk vreemd over, en natuurlijk de computer is niet dadelijk het goede medium voor een reproductie, hier zou het glanspapier van het Dossier de l’ Art beter op zijn plaats zijn, maar niemand belet om zelf op ontdekking te gaan.
Het werk moet je best in zijn ware omvang zien: 207cm x 267cm, en rep je dus naar het Louvre waar je nog 2 januari deze merkwaardige tentoonstelling kunt gaan bewonderen.

Op de rotswand staat de tekst uit het verhaal:

J’ai passé comme la fleur,
j’ ai seché comme l’herbe des champs.

En nu citeer ik de curator:
“Girodet truffe ses peintures des significations ajoutées qui leur donnent un statut très different, aussi complexe que la litérature.”

Culturele fantasmen, of ze nu uit de religieuze sfeer ontspringen of uit de heidense Oudheid, zijn een goed uitgangspunt om in dit vreemde rijk binnen te stappen.
Die culturele fantasmen vind je ook in onze hedendaagse kunst terug of gewoon in de televisiereclame.
In die mate dat ze ons weer aanspreken, dat ze weer in de culturele actualiteit komen staan, zullen we bruggen vinden tussen die vreemde tijd waarin rebellen, opstandelingen, een keizer en koningen elkaar afwisselen en deze tijd waarin nachtlawaai en einde loopbaan voor het nodige rumoer zorgen.
Misschien moeten we inderdaad de enigma’ s van beide tijden durven openbreken, of dient de sleutel van het historische poortje ook als loper voor onze kantelpoort?

Wordt vanzelfsprekend vervolgd.


Jacques Louis David (371)

397_00b66c533586fb51d4666143736578fa

Tien jaar was hij toen zijn vader, Louis Maurice, een koopman, door een pistoolduel werd gedood.
In zijn plaats kwamen twee ooms-architecten, Francois Buron en Jacques Francois Maison die voor zijn opvoeding instonden.

Ze stuurden de kleine Jacques Louis David naar een kostschool en daarna naar het college Quatre Nations in Parijs.
Toen hij daarna graag kunstenaar wilde worden, zorgden de ooms voor een goede leraar-schilder, monsieur Joseph Marie Vien, die de faam had een uitstekend opvoeder te zijn.
En zo kwam Jacques-Louis als student aan de Koninklijke Academie, afdeling schilderkunst, waar het voornaamste doel het winnen van de Prix de Rome bleek te zijn.

Na vier jaar, in 1774, lukte hij erin.
Daarna vertrok hij voor vijf jaar naar Italië waar hij zich door de Antieke Oudheid liet inspireren.
In 1783 werd hij volwaardig lid van de Academie en het werk, de eed van de Horatii, in opdracht van Lodewijk XVI, maakte hem nog meer bekend.

Als in 1789 de Franse Revolutie uitbreekt is David een enthousiaste medewerker.
Hij wordt in 1791 gekozen als afgevaardigde van de Parijse Conventie, stemt mee voor de de terechtstelling van Lodewijk XVI en steunt Robespierre en zijn links radicaal regime.
Hij wordt de grote feestenorganisator van het nieuwe Regime en als in 1794 Robespierre en aanhangers door de rechtervleugel zelf onder de guillotine belanden, wordt David tot twee maal toe gearresteerd maar kan hij telkens ontkomen.
Einde van zijn politieke carrière.

In 1797 ontmoet hij Napoleon en terwijl hij zijn portret schildert, ontvlamt hij voor zijn persoonlijkheid.
Het zal niet bij dat ene doek blijven, er volgen er nog een vijftal waarmee hij zich een plaats onder de intimi van de kleine generaal verwerft.

Na Waterloo wordt hij in 1816 (de Bourbons komen terug aan de macht!) verbannen en vlucht hij naar …Brussel.
Daar maakt hij zijn mooiste portretten en mythologische taferelen.
Hij sterft er in 1825 en is begraven op het kerkhof van Sint Joost-ten-Noode.

Delacroix noemt David: “le père de la peinture moderne” en bij leven kreeg hij de welluidende naam: “Raphaël des sans-culottes”.
Zijn politieke stellingnames, vooral dan in het overbekende werk “Marat assassiné”, worden telkens duidelijk in zijn werk.
Maar naast zijn bekende historische werken en markante portretten, is hij toch vooral de man die oog had voor jong talent.
Zo verzamelt hij in zijn atelier Drouais (1782), Fabre (1783), Girodet (1784), Gros (1785), Isabay en Gerard (1786)
Men zegt wel eens dat hij hen “tiranniek” begeleidde, maar ze werden allen grote namen met erg verschillende expressiemogelijkheden, hij wist dus wel hun persoonlijk talent te vinden en te ontwikkelen.
Dat begon met het kopiëren van gravures, zegels en beelden, dan werd er naar levend model gewerkt en zorgden ze ook voor de kopieën van de meest beroemde werken van de meester!
In Italië konden ze dan die leerschool beginnen te vergeten (oublier le maître) en gingen ze hun eigen weg.

Eentje van hen, namelijk Girodet, ging wel een erg bijzondere weg.
Maar dat is een ander verhaal.

Ik stuur je de dood van Marat mee, deze “vriend van het volk”, lijdend aan een huidziekte zodat hij de staatszaken in zijn bad moest afhandelen en daar dan ook vermoord wordt.
Je kunt niet ieders vriend zijn, dat is duidelijk.


psyche en cupido (370)

241_a6126942b40a14d1c56c59058c7c0bf2

Hier is het uiteindelijke schilderij, geïnspireerd door het verhaal dat je bij de latijnse auteur Apulëis kunt lezen.
Dit maar om het geheugen bij te staan.

Mooi detail: het vlindertje was een symbool van de geestelijke liefde, al zou je dat nu wel anders kunnen uitleggen.
Anderzijds is dit doek een bewijs dat de koelte ook uit naakte lijven kan komen.

Voor mij is dit doek een van de ingangspoorten naar de opkomende burgerij.
Levi Strauss zou het over de “pureté dangereuse” hebben, maar dan zijn we tweehonderd jaar verder.
Of hoe de wolkjes op het doek nog meer erotische gevoelens uitsttralen dan de aanwezige minnende mensen.