uit het reiscarnet (1) (409)

715_b8304bb4d90d39b0e398d83071d90657

Uit het reiscarnet

Ach, zei mijn vader, de woestijnvos,
het zand is geluid, wist je dat niet

de woestijn zingt

en de partituur van deze gekorrelde golven
vreet aan je ziel, de ster in de koude nacht,
het gloeiende oog van de Oneindige overdag

de woestijn zingt

niet in de kathedralen of moskeeën,
minder nog in de tochtige kloostergangen
of bij de donderende golven van de zee
woont hij
maar in de klaarte van de woestijn is hij thuis

de woestijn zingt

zei mijn vader, de woestijnvos,
het zand is geluid, wist je dat niet?


de melancholie (slot) (408)

872_d153ce81205190e6fb3517eb555e582c

Ook in de Nieuwe Wereld greep de melancholie om zich heen.
Kijk naar het mysterieuze doek “ The Cross in the Wilderness” daarmee een synthese gevend van al wat er in Europa aan ‘t gebeuren was en in de States stond te gebeuren.

Deze oorspronkelijke Engelsman, Thomas Cole (1801-1848) volgde zijn familie naar de States, woonde eerst in Philadelphia en daarna in New York en tenslotte ten Noorden van NY in de bergen van de Catskill.

Je krijgt in een vrijwel circulair beeld dichtbij een meertje, een zonsondergang te zien.
De kleuren van de stervende zon verhevigen de tonen van het herfstwoud, en we zien in de verte het perspectief van de bergen van Catskill.

Op het voorplan zit een indiaan over een graf gebogen waarop een massief wit kruis is geplant.
Deze verbeelding komt in feite uit een gedicht van de dichteres Dorothea Hemans, The cross in the wilderness, dat in 1827 gepubliceerd werd, en dat handelt over de pijn van een eenzame Indiaan die weent bij het graf van diegene die hem het goddelijke woord heeft geopenbaard.

Claude Lorrain en Turner zijn niet ver weg, en John Martin heeft hij ook gekend.
Kleuren en inspiratie zijn dus mee uit het oude Europa ingevoerd: het oneindige landschap tegenover de menselijke droefheid.

Toch komt er nog een diepte bij in deze Amerikaanse behandeling van het thema: het nieuwe continent, het beloofde land wordt zichtbaar.
Rond Thomas Cole vormt zich dan ook the Hudson River School, wiens werken geassocieerd worden met auteurs als Waldo Emmerson, William Cullen Bryant, James Fennimore Cooper.
Zij allen zijn op zoek naar het spirituele in de natuur waarvan de reflecties vaak Messiaanse kentrekken krijgen.
Kant en Burke laten hun invloeden gelden in de zoektocht naar het eerder geciteerde “sublieme”.

De ambities van het jonge land zijn duidelijk in hun werken waarneembaar.
En dat er een wenende indiaan bij een christelijk kruis zit te treuren zullen we maar ongelukkig toeval noemen.

Om de atmosfeer weer te geven een strofe uit Indiaanse liefde van Dorothea Hemans:

MORNING SONG.

O’ER flowery fields of waving maize,
The breeze of morning lightly plays;
Arise, my Zumia ! let us rove,
The cool and fragrant citron grove !
Fair nature spreads her lavish bloom,
And bids her zephyrs waft perfume;
She breathes ambrosial odours rare;
With cassia-fragrance fills the air,
And calls thee forth her sweets to share,
My lovely maid !
We’ll mark each aromatic flower,
Expanding to the radiant hour;
We’ll seek the scented orange-bower,
Or tam’rind shade;

Daarmee sluit ik voorlopig mijn verhaal over de melancholie af.
Ik weet dat jij drukke weken hebt in Wenen, we zullen dus een lange tijd de stilte aanhouden of gewoon enkele beelden en zinnen uitwisselen misschien langs de trage weg van de klassieke post.

Je gezelschap, hoe ver weg ook, was mij meer dan aangenaam.
Vanuit de schaduw van de tamarinde, de boom die voor het manna in de woestijn zorgde, reis ik naar de woestijn.

Mijn postvliegtuig staat klaar.

Vol de nuit.
Mijn verdwenen vader, ik werd inderdaad in 1944 geboren, wacht me op.


de melancholie (6) (407)

988_aa86215cc638ef0242b9e2bdd3c26f9e

Je zou de film zelf moeten bekijken, waarde vriend.
Dan kan ik je meteen mijn “kritiek” meegeven op je hoopvolle beelden.

In de film zie we de kwetsbaarheid van een generatie kinderen tussen 9-14 jaar in het hedendaagse Rusland en het buurland Tjetjenië.

De drie kamers van de melancholie zijn drie groepen van deze jongeren.
Er is een groep kinderen die zich heeft ingeschreven in de militaire academie van Kronstadt (nabij Petersburg), een vrouw die zich bekommert om kinderen in de ruïnes van Grozny, en een groep jongeren op de grens tussen Rusland en Tjetjenië.
De film speelt zich af tijdens het laatste conflict in Tjetjenië.
Een mooie synthese vanuit Arte:

“On ne peut plus proche de l’actualité qui, en Russie, fait état de l’implication dramatique de la jeunesse dans le conflit armée qui s’éternise en Tchétchénie, comme une malédiction sans fin, pour se propager dans les grandes villes russes sous la forme d’attentats sanglants, « The 3 Rooms of Melancholia » stigmatise l’éternelle relation de la culture slave à la tristesse et la souffrance.

Les institutions, qu’il s’agisse des écoles militaires russes, où s’enrôlent les enfants des rues, ou de la religion musulmane, à laquelle se convertissent les jeunes tchétchènes désireux de prendre leur revanche sur les envahisseurs russes, sont vues par la réalisatrice à la fois comme des sauf-conduits et comme des organismes d’aliénation de la jeunesse. Pour l’enfant russe, l’armée est l’occasion de posséder sa première paire de bottes et d’intégrer une famille et de vraies valeurs, alors qu’auparavant, il n’avait connu que la brutalité alcoolique des adultes. C’est cette même institution qui lui figure le tchétchène comme l’ennemi principal, par la diffusion de vidéos, et qui, plus tard, lui fera peut-être rencontrer un garçon de son âge, à Groznyï, le fusil à la main. (Julien Welter)

Het eerste paar leren laarzen, de gelegenheid om een thuis te vinden, en met die achtergrond opgepept te worden tot een bestrijder van de Tjetjeense “terroristen”, die op hun beurt door islamitische fundamentalisten Rusland als de grote vijand beschouwen.

Dan staan er twee jongens tegenover elkaar: dezelfde leeftijd, geweer in de hand.
Je zou van minder melancholisch worden.

Want hoe mooi je utopie ook klinkt, hoe duidelijk ook je overleg en onderhandelen verkiest boven de vernietiging, het “apparaat” doet zijn werk, de nieuwe laarzen en de trouw aan het vaderland moeten terugbetaald worden met wederzijds fanatisme.

Tenslotte gaat het om erkenning van de drang om bij een groep te horen, om niet meer alleen te moeten zijn, en voor die begrijpelijke herkenbare drang wordt de ideologie erbij genomen, is er geen terugweg mogelijk.
Wij voltrekken elkaars drama.

Denk vooral niet dat dit allemaal ver van huis is.
Onze ingewortelde ideologieën mogen dan niet meer zo fanatiek lijken, in kern steunen ze op voorouders, tradities, waarden(??) en morele stelsels die vaak niets anders dan een goed opgebouwde camouflage van onze diepe angsten zijn: alleen te komen staan.

Jouw mooi systeem van mededogen staat iets te los van die werkelijkheid tenzij we de analyse ook daarop zouden betrekken, en wie zal dan de eerste zijn om zijn wapen te laten zakken?


de melancholie (5) (406)

082_b48c35ba221066b29027e41de2124e85

Melancholie, een poging om een dak boven het geestelijk hoofd te krijgen.
Met dank aan de heer Montaigne.

Er is de kamer van het verlies, het batig saldo van het leven.
Leven is met verlies leren leven, of voor de positieven dit onomstotelijk verlies omzetten in creativiteit, pogingen ondernemen om de rouw niet alleen op zichzelf te betrekken, maar te dynamiseren.

Men geeft zijn eigen kwetsbaarheid toe, en niet alleen de kwetsbaarheid maar ook de opgelopen wondes, of de wondes die men anderen heeft toegebracht (of zou toegebracht hebben) al naargelang het standpunt van de verwonder en de gewonde. (een betere term dan de medisch-juridische dader-slachtoffer waarin het zelfmedelijden hoogtij kan vieren)

De tweede kamer: de zelfanalyse.
Zowel de gewonde als de verwonder hebben duidelijke motieven voor de rol van agressor of aangevallene.
De belangrijkste stap zou nu zijn: onderzoeken of de voor de hand liggende motieven houdbaar zijn.

Heb ik als verwonder gehandeld in de zgn. staat van wettige zelfverdediging, in een moment van vernauwd bewustzijn, in een opwelling, in een poging mezelf te handhaven, enz.
De analyse zal zich richten op zichzelf maar vanuit degene(n) die jou als verwonder ervaren hebben of dachten te ervaren.

Vanuit hun leefwereld, vanuit hun zelfbehoud,n vanuit hun levensbeeld tracht je te begrijpen waarom je door hem, haar of hen als verwonder wordt ervaren.
Is dat eigen aan een maatschappelijk beeld, een wraakgevoel, een werkelijk overschrijden van de persoonlijke grens, het toeëigenen van andermans bezit, enz.

En daarmee zijn we bij het onderzoek dat we moeten doen als gewonde: ervaar ik mijn verwondingen als werkelijke traumata, of zijn ze geïnspireerd door wraakmotieven, opgedrongen door anderen, een poging om aandacht te trekken, enz.

De tweede kamer is een helse kamer, want hier zal je ervaren dat je zelden alleen verwonder of gewonde bent maar dat je net zoals je tegenstander van beiden kenmerken draagt.
Voel je jezelf gewond dan zal je verdediging vaak de andere verwonden en weer voor een reactie zorgen.

De kamer van de zelfanalyse vraagt tijd, onderzoek en vergaande eerlijkheid.
Ook het beschamende, het gecamoufleerde, het eigen gelijk, zal moeten wijken voor de som van een nieuw zelfbeeld waarin de naaktheid te verkiezen is boven pauwenveren of gekruisigde onnozelheid.

De derde kamer is de kamer van het overleg.
Stel dat beide partijen elkaar kunnen ontmoeten, lijfelijk, schriftelijk, of hoe dan ook (hierin zal een zekere geleidelijkheid van toepassing zijn) dan moet men de beide analyses proberen samen te leggen.
De kunst van het verwoorden van zijn eigen situatie zal men moeten paren aan de kunst van het luisteren naar de andere, en desgevallend zou een bekwame mediator van dienst kunnen zijn.

Ik maak me geen illusies.
De andere blijft terra incognita, vreemde wereld, maar zowel het verwoorden als het luisteren zullen het mededogen wakker maken in ons allen.
Het mededogen dat mensen op zoek zijn naar geluk, en dat deze gemeenschappelijke noemer ons eerder verbindt dan scheidt.
Dat zijn voorlopig mijn drie kamers van de melancholie, want elke verlies zal blijven pijn doen, zelfs nog pijnlijker gaan lijken bij een eerlijke analyse.
Maar het is zoals de zweer waaruit na een insnede de etter wordt verwijderd: de pijn waarborgt de genezing.

Dat laatste beeld lijkt me veel te optimistisch, maar als het begrip troost mag dienen dan zou dat al een goede stap zijn in de richting van zelfonderzoek, luisterbereidheid en het streven naar oplossingen voor elkanders pijn.

Nu telt vaak alleen de wraak, de verwoesting van de andere.
Verwoesting zal ons nooit bevrijden, integendeel we zullen in onze pijnen blijven zwelgen of ze afsnijden van de werkelijkheid zodat ze wel kunnen etteren maar nooit een stap naar heling kan gezet worden.

De filmaffiche is een aankondiging van een Finse documentaire waarin Tjetjenië en het lijden van zijn bewoners en zogenaamde agressors een rol speelt.
Toch bevat ze in haar schoonheid op zichzelf de kern van mijn betoog.

Vanuit Florence reis ik nu verder naar de meest melancholische stad van Europa, Wenen.


de melancholie (4) (405)

3423512310

Jan de Wilde’ s liedje “de eerste sneeuw” zou nu op zijn plaats zijn, een toppunt van de zuiverste melancholie.

Maar een liedje moet je nooit met een liedje beantwoorden, voor je het weet zit je in een radioprogramma met nummers op aanvraag, het laatste wat voor melancholie in aanmerking komt.

Dus vul ik mijn liedje met lectuur aan, een grof woord want het zou dus “literatuur” moeten zijn terwijl lectuur het odium van ontspanningsverhaaltjes heeft meegekregen.

Ik stuur je het portret mee van Don Gaspar Melchior de Jovanellos (1797) door Goya geschilderd in een houding die en de melancholie en de lectuur aanduidt.
Het verloop van zijn woelige leven (1744-1811) mag best zijn melancholische houding verklaren: liberaal staatsman uit Asturias, auteur, die eerst theologie wil studeren maar op aanraden van zijn vader de rechten prefereert, wordt rechter aan het strafhof in Sevilla, is sterk wetenschappelijk, sociaal geïnteresseerd, komt aan het hof van Karel III in Madrid en moet bij de dood van de koning in ballingschap maar wordt tot zijn eigen verbazing tot minister van justitie benoemd, wordt dan later zelf gearresteerd en in Majorca in de gevangenis gezet, maar Josef Bonaparte wil hem een ministerpost aanbieden die hij weigert, maar hij verkiest wel volksvertegenwoordiger voor Asturias te zijn en hij moet weer op de vlucht als de Fransen naderen en sterft aan een longontsteking.

Een leven als een roman.
Je begrijpt nu waarom hij het hoofd op zijn hand laat rusten en ons een beetje vermoeid aankijkt.
Stel dat we van zijn leven een roman zouden maken dan was er een kans dat we met een beetje subsidie en andere goede wegen op een boekenlijst komen (cultuur, sociaal, liberaal onderwerp, meneer!)

Vreemd hoe het lezen van boeken wordt gepromoot!
Het plezier van het lezen, als alpha en omega van de Lectuur (met grote l) zoals prof. Antoine Compagnon in een een mooi opstel “L’ Angoisse de Lire” vertelt.
Ik volg zijn spoor dat hij vanuit dat overbekende standpunt ontwikkelt: jaja, plezier, je kent die veel betreden paden als wereldverkenning, avontuur, filosofische verdieping, enz. enz.
Allemaal heel mooi, maar keren we dan terug naar onze leermeester Montaigne, die Compagnon “ce modèle de lecteur” noemt.
Hij trekt zich terug in zijn boekentoren, pour plonger en soi zoals we al eerder deze mooie uitdrukking vermeldden, hij zoekt zielenrust, kalmte, maar wat is het resultaat van zoveel boekenwijsheid?
“…c’ est l’inqiuétude, les’chimères’ et monstres fantasques.” (ibidem).

Montaigne begint te schrijven omdat het lezen hem pijn doet, hem ziek maakt, in plaats van hem zekerheden te verschaffen over het leven en vooral over de dood.
“Je ne cherche aux livres qu’ à m’ y donner du plaisir par un honneste amusement” zoals hij hetzelf zo eenvoudig en treffend uitdrukt.

En wat te denken van madame Bovary wiens lectuur in het pensionaat en de provincie haar tot zelfmoord zal brengen?
Hier komt Roland Barthes aan het woord:
“Sa vie, au sens le plus brûlant, le plus dévasteur, est formée par les livres.”

Jaja, het leven is een plezier, maar een plezier dat doodt.
“Nous sommes tous des Bovary’ s” om deze gedachte met Barthes af te sluiten.

Met Proust (Journées de la lecture) en Compagnon denk ik terug aan de tijd van lezen tijdens de eindeloze vakantiedagen, “des jours enfuis”, weg van het rumoer.

“Il n’ y a peut-être pas de jours de notre enfance que nous ayons si pleinement vécus que ceux que nous avons passé avec un livre préféré.”

En ik zie mezelf met de scheepsjongens van Bontekoe inschepen, na de schipbreuk door de jungle trekken en na ettelijke avonturen (het is een turf van Fabricius) weer thuiskomen en tezelfdertijd nooit meer thuis geraken, noch in de vijftiger jaren noch in mijn eigen stadje.

Ja, lezen kan je gezondheid schaden, dat moest er op elk boek staan!

En er zijn zoals Compagnon beschrijft boeken die zich niet zo gemakkelijk laten vangen, die je telkens weer ter hand neemt en weer weglegt omdat je geen ingang vindt maar die na jaren via een sluipweggetje zich openvouwen en tot het kostbaarste bezit gaan horen.
(de kunst van het geheugen bijvoorbeeld)

Zo zijn het vaak de minder toegankelijke boeken die je het verst meevoeren, boeken die je zelfs al bij het lezen eerst afstoten maar daarna met angstgevoelens achterlaten en niet zoals de reclame ons laat geloven het “onmiddellijke plezier” waarborgen.
Maar pas op bij deze boeken, melancholie zal je deel zijn, je zult verbannen worden uit je eigen middelmatigheid en verweesd in de wereld verder moeten.

Boeken en godsdienst zijn niets voor kinderen.
Of…?


de melancholie (3) (404)

143083959

in de straat van chiroco, een liedje

Waar loop je heen,
meisje in de straat van chiroco?

Achter mijn hoepel, mooie meneer, achter mijn hoepel
in de straat van chiroco.

Waarom loop je niet in de schaduw
onder de koele galerij
in de straat van chiroco?

Mijn hoepel zegt mij waar ik moet zijn,
mijn hoepel loopt naar de lege woonwagen
in de straat van chiroco.

Lief meisje, het is een kooi,
een levensgrote kooi
in de straat van chiroco.

Jouw galerijen vangen schaduw
mijn woonwagen is leeg, leegte
in de straat van chiroco.

Wat moet een meisje met die leegte,
met al dat nachtelijk geel
in de straat van chiroco?

Ik leef er met mijn speelman, mooie meneer.
Hij neemt geen plaats in,
in de straat van chiroco.

Laat je hoepel maar verder draaien,
kom naar mijn koele galerij.
in de straat van chiroco.

Mijn speelman zingt over de maan,
zijn haar is geler dan de morgenboter
in de straat van chiroco.

Zie daar loopt een meisje,
achter haar hoepel aan, een meisje
in de straat van chiroco.


de melancholie (2) (403)

375_a1a081ec0cae3fe873da6a898feb64a4

Beste Florentijn,

Met die afbeelding van de titelpagina gisteren gaf je het probleem al aan.
We zagen de titelpagina van Robert Burtons boek: “The anatomy of Melancholy” dat in 1621 verscheen onder zijn schuilnaam “Democritus Junior”.

Robert Burton (1577-1640) werd in Oxford opgevoed, en was levenslang bibliothecaris van de Christ Church aldaar.
(daarnaast vicar van de St Thomas en rector van Seagrave ((de naam alleen al!)) in Leicestershire.)
Hij was een vrijgezel en leefde zonder al te veel beweging (in peis en vree) als geleerde.

In zijn werk “The Anatomy of Melancholy” exploreert hij de oorzaken en effecten van de melancholie, maar net zo goed heeft hij het over wetenschap, geschiedenis en politieke en sociale hervormingen.
In feite is hij de eerste die het spirituele MEDICALISEERT. Hij noemt de mystiekers zieken en vervangt bijvoorbeeld het begrip vervoering door “religieuze melancholie”.
Later, in de 19de eeuw zal Charcot hysterische vrouwen als “exatiques” beschrijven en zal hij in de oude schilderkunst op zoek gaan naar modellen van melancholische houdingen die hij dan denkt terug te vinden bij zijn zieken in het Salpêtrière. Freud zal er daarna dankbaar gebruik van maken.
Je trekt duidelijk een lijn tussen de priester (psychiater) en de sjamaan (medicijnman), tussen de theoloog en de mysticus, en daarmee geef je ook voor de kunst het probleem aan.

Je zei gisteren terecht dat elke kunstenaar die niet aan de melancholie lijdt, duidelijk een knutselaar is, want de staat van ‘onvoldaanheid’ lijdt niet noodzakelijk alleen naar de depressie maar ligt tevens aan het ontstaan van alle grote Westerse kunstwerken.

Dat je daarvoor ver kunt terug gaan lees ik al bij Aristoteles.
In zijn “Probleem 30,1” vraagt hij zich af waarom alle uitzonderlijke mensen, met betrekking dan tot de filosofie, de wetenschap, staathuishoudkunde, de poëzie of de Kunsten manifest melancholici zijn, en zeker sommigen die aangetast werden door de zwarte gal.
En daarmee is de vraag gesteld, zegt Jean Clair de bedenker van de tentoonstelling in het Grand Palais.

En het was Chateaubriand die zich als eerste in een landschap projecteerde omdat het hem alle trekken van de melancholie bood.
(in dezelfde eeuw werkte Leopardi aan zijn poetica omtrent het gevoel van de melancholie dat de uitwendige wereld hem verschafte.)Een van mijn Louvre bekenden, Vincent Pomarède, conservateur en chef des peintures, schreef dat bomen als de berk melancholischer zijn (of aandoen) dan bijvoorbeeld de eik.

En dan zijn we terug bij Caspar David Friedrich.

Werd de melancholie (L’ acedia) het satansbad genoemd, het gevoel dat de gedachten van de middeleeuwse monniken zou aantasten, toch zal in de Renaissance, onder invloed van het neoplatonisme het weer opgewaardeerd worden tot scheppende bron.
Tussen die twee oevers stroomt de melancholie: de depressie, het suïcidale en langs de andere kant de poëtische vervoering die zich met het enthousiasme van Plato vermengt.
Deze contradictie is haar eigen, en wie met haar omgaat kan zich aan de botte scherpte snijden, of door haar meegenomen worden naar dat diepe besef van het niet heel zijn, het gevoel van het onaffe en daardoor worden aangezet om in woord en beeld de wereld iets meer af te maken al zal het zichzelf afmaken inderdaad meerdere betekenissen mogen hebben.

En inderdaad, weten dat het mislukken je einddoel zal zijn en toch verder gaan, het is de enige basis voor de ware schepping om het plechtig te zeggen.

De zwarte prins van de melancholie, wie hem gekend heeft weet dat schoonheid en pijn tweelingbroertjes zijn.


de melancholie (1) (402)

783_a5a6985c6cb3477fbd1e32a465d6129c

Goede vriend in het donkere België,

Een vreemd orgaan is het, de gal.
In alle talen zijn er uitdrukkingen en zegswijzen die ermee te maken hebben van zwartgalligheid, zijn gal uitspuwen tot het leven vergallen.
In de Oude geneeskunde was de gal de zetel van de melancholie (melas= zwart, cholè, de gal)
Nu komt de vraag: zou een kunstenaar zonder gal kunnen? Met andere woorden, is hij nog een kunstenaar als hij niet het vermogen tot melancholie met zich meedraagt?
Het antwoord zit in de vraag.

Je kunt zenuwachtige taal hanteren, gespierde taal, of als schrijver jezelf in mootjes hakken, of tot het hart spreken, maar zonder gal is het toch maar knutselen geblazen.

Het is mij opgevallen dat immer vrolijke mensen vooral in autoritaire staten voorkomen.
Alle propagandafilmen en -foto’ s, alle openbare getuigenissen waarop de lachende arbeider, de glimlachende moeder aan aan de haard, de blonde lachende soldaat, de in zijn vuistje lachende partijvoorzitter, ze getuigen allemaal van een verdachte soort vrolijkheid en een ernstig tekort aan gal, dus aan melancholie.

Mochten er geen spoorstakingen in Frankrijk zijn dan moest je nu de trein naar Parijs nemen en in het Grand Palais naar de unieke tentoonstelling gaan kijken: “ART ET MELANCOLIE”.
We schreven er samen over, we voelden dat het in de lucht zat, en jawel: we moeten het toegeven dat wij, de melancholischen niet zonder die melancholie kunnen als we in leven willen blijven en niet het leven als prei of wandelende tak belijden.

Even dus naar Leo Ferré en:

C’est regarder l’eau
D’un dernier regard
Et faire la peau
Au divin hasard
Et rentrer penaud
Et rentrer peinard
C’est avoir le noir
Sans savoir très bien
Ce qu’il faudrait voir
Entre loup et chien
C’est un DESESPOIR
QU’A PAS LES MOYENS
LA MELANCOLIE
LA MELANCOLIE

Un desespoir qu’a pas de moyens.
Een behoeftige wanhoop.
En laten we even Flaubert aan het woord:
“Encore une fois dans ma solitude. A force de m’ y trouver mal, j’ arrive à m’y trouver bien.”
(correspondances)

Nog een stapje verder met Proust die beweert dat de enige functie van het geluk in feite het mogelijk maken is het ongeluk te verdragen.
Er is geen melancholie zonder geheugen, en geen geheugen zonder melancholie.

Het unieke van de melancholie is haar tijdloosheid.
Zowel bij de Oude Grieken als bij de post-post moderne mens is ze aanwezig, en je vindt haar in geschriften en beelden zo lang de mens bestond, bestaat en zal bestaan.

Ik ben benieuwd naar jouw kijk op dit vreemde orgaan en zijn gevolgen.
Intussen is een lach niet uitgesloten want dat hebben Nabokov, Joyce en Flaubert, deze drie melancholische grote heren ons voorgedaan.


de domme zwaarte (401)

668_659798b58231789d80e4d49190dbb416

Ze weten het gewoon niet.
De ene zegt dat hij een deel van de Medici kapel is, iemand anders beweert dat hij bij een nog te ontwerpen groep zou horen, en een derde merkt op dat je nog de kubieke blok ziet waaruit hij is gekomen.

We weten gewoon dat hij van Michelangelo (1475-1564) is, nu in de Hermitage in Sint Petersburg staat, en onder de noemer “ineengedoken jongen” bekend staat.
Er zijn dus alle enkele opstellen aan gewijd en woorden als de wedergeboorte van de kracht, oerkracht en ongeboren ziel zijn daarin vernoemd terwijl hij bij steeds weer een zinnenbeeld van verdriet en diepe treurnis oproept.

Ja, je zult maar kracht hebben, ja je zult maar sterk zijn, maar het leven kan je zodanig verpletteren dat die kracht daardoor nog zieliger wordt, dat elke overmaat aan spieren de machteloosheid benadrukt.

Verpletterd.
De zwaarte van het marmer bleef aan zijn botten kleven, en anders dan de embryonale houding, steekt hij zijn armen tussen zijn benen, dit gebaar van jezelf nog te willen vasthouden terwijl het leven in al zijn domme zwaarte op je schouders is gevallen.

Ja, de gewonde soldaat, of de geest van de nieuwe dag, dat klinkt allemaal mooi terwijl je weet dat Buonarrotti’ s ziel niet meer door zijn talent alleen te schragen was.
Diezelfde dubbele moraal die we vandaag kennen, verteerde zijn wezen: enerzijds de overdaad aan blote lijven en zinnelijkheid van de laat-rennaissance, de mens in het centrum, maar anderzijds de beklemming van de moraal, de voorschriften van een staat en kerk die in hun wurgende greep elke menselijke emotie die hen niet diende versmachtte.

Melancholie zou nog een te mooi woord zijn, want als je iemands ziel van de spreekwoordelijke weg moet schrapen, de gebroken beenderen samenraapt, de vernietiging zo ver hebt doorgevoerd dat alleen het begrip wanhoop overblijft, dan is er van smachten of Weltschmerz geen sprake.

Hij zal zich nooit meer oprichten.
De tragedie van de kunstenaar die de hemel en de goden zichtbaar maakte op de zoldering en muren van de Sixtijnse kapel maar die muren inderdaad op zich voelde afkomen en de zoldering van dwingende goden zijn ziel voelde verpletteren onder hun schijnheilige meesters en machtige goochelaars.


de poëzie van de stilte (400)

118_177b04a4eb10b1ef14379a2c46a88ab6

Ook al reisde hij door heel Europa, Engeland, Italië, en was hij zelfs in het bekende jaar 1648 in Munster en later in Spanje, de politieke hot places to be, Gerard ter Borch was en bleef een Nederlander, geboren in Zwolle in 1617.

En de dromen van een zeventiende eeuwer verschilden in niets met onze dromen al lijkt de afstand bijna onoverbrugbaar en zijn de mensen en ruimtes die hij verbeeldt van ons gescheiden door de wereld waarin zij verblijven, de atmosfeer die ze bij ons oproepen.

We zijn in een confortabel bourgeois interieur.
Een rijk gedecoreerd tapijt hangt in de diepte van de ruimte en de tafel is bedekt met een luxueus Oosters tapijtje, want de schilders van het Noorden hielden van hun geometrische vormen en specifieke kleuren.
De twee jonge meisjes geven een concertje.
De linkse juf speelt op een teorbe luit terwijl haar gezellin de maat slaat terwijl ze de partituur volgt, en waarschijnlijk maakt ze zich klaar om te zingen.
Een jonge dienaar, of is het een guitig broertje, brengt een glas bier aan op een dienblad.

Het is een geraffineerd werkje, pure poëzie van de stilte.
De ruimte is sober gehouden om de personages tot hun recht te laten komen.
De scène is in een grijs en bruin palet geschilderd met als een scherpe tegentoon de lichte jurk van de zangeres, onderlijnd door het vermiljoen rood van de stoel.
Kijk naar de harmonie tussen de wittten en grijzen van de jurk die met het bleke geel van de corsage spelen.
Een commentator schreef:
“La subtilité de la gamma chromatique est comme un écho pictural à la musique des demoiselles.”

Deze prent doet dadelijk denken aan zijn “Muziekles”, of “Leesles” (Louvre).
Je voelt verwantschappen met de stilte van Vermeer.
Deze genre stukken van intimistische interieurs vaak geconnoteerd met een galante inhoud, waren erg geliefd bij de Hollandse burgerij.
En de Fransen van de XVIIIe eeuw verzamelden ze, gek op de galante poëzie.

De muziekles 1668

Dat heimwee naar een leven in stilte en poëzie zal zich in allerlei vormen en expressies blijven vertalen.
En je hebt natuurlijk heimwee naar situaties en atmosferen waarin je zelf niet leeft.
Elk heimwee is dus een wens voor de toekomst.
In diezelfde eeuw immers vaarden Hollandse schepen de wereld rond en brachten ze de Bataafse republiek tot nooit geziene rijkdom.
In 1624 wordt de West Indische Compagnie gesticht, in 1628 maakt Piet Heyn de zilveren vloot buit, de VOC (de Verenigde Oost Indische Compagnie) verovert in 1641 Malakka.

Heimwee naar het stille interieur, het gezinsleven, de schoonheid van muziek, het vertragen van de tijd is erg in.
Hoor je dus nu dezelfde klanken zoals “onthaasten”, “vervaging van de waarden”, “stilte-plekken”, en ga zo maar door, dan mag je er zeker van zijn dat we in een drukke, rijke tijd leven .
Heimwee naar de stilte is een mooi begin om deze uiterlijke rijkdom in veel innerlijkheid om te zetten, zou je op de kansel kunnen horen.
(of zou zo’n zin eerder de angst voor het genieten kunnen uitdrukken?)
Kom mee binnen in dit interieur uit de XVIIde eeuw, ga zitten en luister naar de muziek.
Een glaasje drank is onderweg.


de beweger bewogen (399B)

201_5294e2807a3e5d50e4e0b55d43afdfee

Helemaal een stuk uit een storyboard, een ontwerp voor een gevechtsscene is deze schets.
Orfeus slaat de Thrasische vrouwen van zich af.
Na zijn gejammer en gerouw om Euredice onderwees Orfeus de jongensliefde in Thracië tot grootste ongenoegen van een troep Bachanten die de hemelse zanger te lijf gingen.

Nog even en ze springen uit het blad.


de beweging bewogen (399)

194_5e87e47045d5044cc37def2f23c783d3

In Venetië geboren in januari 1665 en gestorven in diezelfde stad, de ene zegt 1704, de andere 1728, alsof de jaren niets betekenen, en wie weet doen ze dat ook niet.

Antonio Molinari, de zoon van de schilder Giovanni studeerde met een andere Antonio, namelijk Antonio Zanchi.
Ik wil je vandaag graag enkele tekeningen tonen die ik erg mooi vind, schetsen vaak van werken die nooit gerealiseerd werden, en zoals in het Farnese theater in Parma vrijwel geen enkele opvoering plaatsvond in de 17de eeuw zodat alleen het “idee” theater overbleef, zo hou ik van diezelfde onzichtbaarheid die je ontmoet in schetsen, brieven, extraits, kortom in voorbereidende stukken, dagboeken, snippers, omslagen, en dies meer.

Kijk naar deze tekening van Molinari: de ti!jd haalt het op de schoonheid, een thema dat in de 17de eeuw erg in was en nu nog altijd erg actueel blijkt te zijn als ik de heropbouw van het menselijke lichaam bekijk, wees er veertig maar zie er uit als iemand van dertig.

Het is niet meer dan een schets zou je denken, maar de vitaliteit die eruit spreekt, de beweging maakt voor elke mens met een beetje fantasie het nooit voltooide werk zichtbaar naar je eigen inzicht, naar je eigen geestelijk vermogen.
De Schoonheid wordt ruwweg bij haar haar getrokken, ze verliest haar evenwicht en de gevleugelde tijd heeft het daar blijkbaar niet zo moeilijk mee.
Molinari kende de Napolitaanse heftige stijl waarin figuren tot het uiterste gaan, voortdurende op de rand van de ondergang wemelen en zich door uiterst verweer manifesteren.
Je zou aan de danskunst van Van de Keybus kunnen denken.
Om die heftigheid te milderen gebruikt hij Bijbelse of mythologische figuren waardoor hun waardigheid enigszins weer gered wordt, of hoe je de klassieken als uitvlucht voor deze onstuimigheid kunt gebruiken.

In de San Pantalone kerk in Venetië hangt zo’n reusachtig werk van hem: Jezus die de vijfduizend volgelingen te eten geeft, of de dood van Uzzah die je in het glazen stadje Murano terugvindt in de Santa Maria degli Angeli, waar een lange processie diagonaal door een arcadisch landschap loopt, waarbij ze allerlei patronen vormen alternerend van licht naar donkerte.

Ik hou meer van zijn tekeningen omdat ze juist de kern van de beweging weergeven, de kern ook van het idee, de balans tussen compositie en inhoud uitproberen.
Als je deze tekening bekijkt, zou je best kunnen geloven dat ze in de 20ste eeuw is gemaakt, en telkens weer verbaas ik me dat de 20-21eeuwse kunst al in de zeventiende eeuw werd aangeduid, waar allerlei onrustige geesten voorvoelden dat de materie en beweging tenslotte één begrip waren, de energie dus.

En dat de tijd geen genade kent is elk mensenkind bekend.
Dat is niet anders voor een zeventiende eeuwer als voor een mens uit de nucleaire stadscultuur.
Een ander motief, de schoonheid die telkens weer andere lichamen en volumes inneemt ondanks haar verdwijnen, werd mij duidelijk in het verhaal van de lorken, in de droom van elke herfst, in de subtiliteit van elke lente.

Nu nog de gedachten verlossen van hun voor-oordelen en verroeste patronen, of …
Utopia verzoenen met de lof der zotheid is wellicht veel gevraagd.


de vissers

912_d41591a5ff8622e48323c40d4965f7a8

En dit is een werk uit de tijd dat hij in het vissersdorp Marais Pontins verbleef.
De tinten doen me aan Renoir denken.
Het leven is er ondanks de zachtheid hard.


tussen een zomer- en een winterdag (398)

876_b15023c53525ed9875a6c722a78b5756

Levendig zag ik jullie in de heuvels van het feeëndal rondwandelen terwijl de lage zon de inslapende natuur in het zachtste licht zette.
En toen jij over dat licht en het wonder van de lorken schreef, dacht ik terug aan een ervaring die ik in de Italiaanse stad Parma had.
Met een of andere belangrijke man van ter plekke bezocht ik de plaatselijke Spaarkas (Casa di Risparmio) om aldaar zakelijke overeenkomsten tussen een aantal antiquairs te bespreken.
Nu besef ik dat je in Italië op alle muren fresco’ s kunt tegenkomen maar degenen die ik daar zag, verbaasden me wegens hun zachte tonen en hun actueel uitzicht.
Ik was plotseling terug in het eerste deel van de film 1900, liep als jongetje mee met de zingende maaiers, en zag het filterend licht door de pijnbomen.
Of ik dan AMEDEO BOCCHI niet kende?
Ik ben geen encyclopedie maar eerder een eeuwig nieuwsgierige en kon dus zonder aarzelen mijn onkunde toegeven.
Ik had weet van de lekkere hammen en uitstekende kazen uit de streek (eet ze in september met witte druiven!), ik wist over het luisterrijke verleden van de stad, kende en bewonderde het houten theater, herinnerde mij nog dat Stendahl door de stad was betoverd, maar dat er zelfs een heus museum aan deze schilder was gewijd (Palazzo Sanvitale, via Cairoli, elke dag open van 10.30-13!) was een hoogst aangename verrassing.

Amedeo werd 1883 geboren in Borgo del Parmigianino (hoor je de kaaskleur?) als derde van zeven kinderen.
Pa Federico was decorateur en deze zoon was voorbestemd om vader in de zaak op te volgen.
Maar het baasje verbaasde al op zijn twaalfde zijn leermeesters in het koninklijk instituut van Schone Kunsten in Parma, en de toenmalige directeur Cecrope Barilli adviseerde Federico om dit kind in Rome te laten verder studeren aan het instituut voor naakt-kunst!

De eeuw kantelde en in 1902 trok de jongeman naar Roma om er zich al vlug aan de sociaal geïnspireerde schilderkunst te wagen en er in 1906 met een schoolvriendinnetje (Rita) uit de Parmezaanse tijd te huwen.

In 1908 wordt Bianca, zijn dochtertje, geboren, en je zult ze op talrijke schilderijen terugvinden.
Geen vredig geluk echter voor het drietal want een jaar later sterft Rita en komt hij in een diepe levenscrisis terecht.
In 1910 mag hij Italië met twee werken in de Venetiaanse Biënnale vertegenwoordigen, en in 1911 ontmoet hij op een tentoonstelling Gustav Klimt. Hun beider werken oogsten bijval.
(in 1913 zou hij Matisse ontmoette die er zijn “goudvis” tentoonstelde)

Hij ontdekt op 100km van Rome het vissersdorpje Terracina en Marais Pontins en gaat er schilderen, geboeid door de eenvoudige mensen en het licht.

Hij verblijft daarna in Rome waar hij onderdak krijgt in de Villa Strohl-Fern, huwt in 1919 opnieuw, nu met zijn jonge model Nicolina .
Maar ook deze inspiratiebron wordt hem vlug ontnomen. Zij sterft in 1923.
In 1934 overlijdt zijn enige dochter Bianca, nauwelijks 26.

Geduldig werkt hij daarna aan zijn “Reis van een ziel” tot hij in 1976 sterft terwijl op de schildersezel het onvoltooide werk “De tuinman” achterblijft.

Dit zijn de grote lijnen, maar het werk vult ze aan en je zou nu naar Parma moeten kunnen reizen waar deze ondergewaardeerde schilder beter dan waar ook te smaken is.

Ik stuur het mooie doek “La famiglia” mee, waarop vrouw, dochter en moeder aan tafel zitten terwijl het net dat licht is dat jij al zo vaak beschreef, dat hen verenigt.
Geboren in de zomermaand augustus, gestorven in de wintermaand december en daartussen een leven van zacht licht dat langzaam tot ons begint door te dringen.