EEN PRENT UIT DE ZEVENTIENDE EEUW: DE DOOD DIE EEN KIND DRAAGT.

 

dyn004_original_450_545_jpeg_20344_39843b4116564df6606866cfc9b1cc60

Stefano della Bella, Florentijn van geboorte (1610) was een van de meest getalenteerde prentenmakers van de 17 de eeuw.
Waren de meeste prentenmakers ook schilders, Stefano was alleen een etser al zijn er natuurlijk ook tekeningen ter voorbereiding van een ets bewaard gebleven.

dyn004_original_591_221_jpeg_20344_3e4746c5b3c38165eaf348aad2208f10

Zijn etsen behouden het vloeiende en de kracht van zijn tekeningen.
Hij experimenteerde met technieken om de tonale verblekingen uit de tekening naar de ets te dupliceren.

Hij ontwierp een mythologisch kaartspel voor de jonge Lodewijk XIII en had naast die koninklijke opdracht oog voor het gewone leven, voor mensen op straat, voor saters en dierentuinen, om de hang naar ruïnes niet te vergeten.

De Medici waren zijn patroons en later in Rome werd hij door Don Lorenzo gesponserd als hij er een tijdje in het midden van de 1630’tiger jaren wilde studeren.
Met de ambassadeur van de Toscaanse groothertog trok hij door Frankrijk om er een tiental jaren te verblijven.

Het was tijdens die laatste jaren in Frankrijk dat hij aan een versie van een ‘dodendans’ begon te werken.
Een oerversie van Holbeins dodendans vind je hierboven en op de prenten die ik op de uitstekende site http://www.dodedans.com vond, een Deense site met een Engelse vertaling.

‘De dood die een kind wegvoert vind je ook bij Holbein en bij menig andere uitvoerder.
De versie van Stefano della Bella is des te indringender omdat ze het verzet van het jonge kind tegenover de snelheid waarmee de dood zijn werk uitvoert stelt.

In Holbeins versie verschenen in Lyon in 1538 is de dood net zo onontkoombaar maar de dramatiek van Stefano della Bella ligt in het bijna vermenselijken van deze wrede daad.
De dood draagt een zwierige mantel, roept elk verzet weg, draagt zoals een vader het kind op zijn rug.
De wanhoop van het kind wordt er des te schrijnender door, het steekt zijn handje op, roept om hulp, maar iedere beschouwer weet dat niemand het nog kan terughalen, een bijna alledaags iets in een tijd waarin de kindersterfte ongemeen hoog was.

Dit flirten met de dood gaf de middeleeuwse en later de rennaissance-mens een zeker gevoel van ‘sociale gelijkheid’.
Hoe slecht bij leven en werk nu de kaarten waren verdeeld, er zou een tijd komen dat de niets ontziende dood hen allen weer in dat sterven gelijk maakte.
In de 30 meter lange dodendans in Lübeck, een vroeg en grotesk stripverhaal, dient deze afbeelding tegelijkertijd als memento mori en als sociale kritiek: elke ambtsbekleder van paus tot officier krijgt tegelijkertijd een veeg uit de pan.
De non, met god getrouwd wordt afgebeeld met een schone jongelig op bed die eerder aardse dan hemelse kentrekken vertoont.

Zoals nu de term ‘bekend van radio en televisie’ zou je toen kunnen zeggen bekend bij leven en vooral bij sterven want de dood was elke dag aanwezig, en spaarde zelfs niet de enige schat die je op deze wereld had verworven, je kind.

Stefano della Bella zette dat drama om in een diep ontroerende prent waarin de liefelijkheid van het kind schrilk afsteekt tegen het gruwelijke van de dood.

De uitbeelding van de dramatiek is hen ten dage verandert maar het aanvoelen van Stefano is nog steeds ons aanvoelen als je de enige belangrijke schat op aarde verliest, je kind.