
Lieve Vriendin,
Je zou van een soort gewenning kunnen spreken.
Ik heb het even uitgeteld: het is de 25ste keer.
Sinds we hier wonen gebeurde het, ongevraagd en verrassend, vijfentwintig keer.
Zonder onze aanwezigheid was het al bezig sinds 1934.
Of het toeval is of niet, maar ook hier een mooi rond getal.
Vijfenzeventig keer braken de seringen en de blauwe regen bijna gelijktijdig open in de tuin van dit veilige huis.
De seringenboom is zo oud als het huis.
Een storm heeft al eens geprobeerd zijn verweerde hoofdader te splijten, maar de zorg van de beminde samen met de strak aangespannen zwarte kleefband heelde de wonde, en nooit bloeide hij zo overdadig als dat jaar.

Zijn geuren wordt later overgenomen door de liguster, maar nu zijn er vlagen van zoete waanzin als de wind ze onze kant uitduwt.
Een geur van een sopraanstem.
Een jongenssopraan want ook de tijd van de seringen is kort, en wellicht draagt dat vlug vervliegen tot zijn schoonheid bij.
De blauwe regen begint traag.
Ook hij heeft de ouderdom van het huis.
Hij bloeit tegenover de seringenboom, en na zijn trage aanzet trost hij in golven.
Eerst de volle laag, en weken daarna een tweede, ja zelfs een derde geut.

Er zijn ogenblikken dat hun geuren zich mengen.
De jongenssopraan krijgt gezelschap van een mooie meisjes-altstem.
Dat is het paradijs.
Woorden houden op.
Muziek zou nog net kunnen.
De tijd houdt even de adem in.
Onder dit gezegend blauw schrijft Wolfgang zijn zes variaties in G mineur voor viool en pianoforte, op het thema van een Frans chanson ‘Hélas, j’ ai perdu mon amant.'(KV360, 374b)
Melancholie, maar met een vleugje zelfspot.
Een mooie mélange.
