TWINTIGSTE SCÈNE
HET GEZANG IS IN NOGAL KRIJGSHAFTIGE MUZIEK OVERGEGAAN.
EMMERICH EN ALISON LEGGEN TERWIJL DE LADDERS NEER IN EEN SOORT RUIT WAAR ZE ZELF KUNNEN INSTAPPEN.
MET HET TOUW WORDEN DE TWEE LIGGENDE LADDERS AAN ELKAAR VASTGEMAAKT
HET IS DUIDELIJK DAT EMMERICH DE LEIDING HAD, HET IS ZIJN VOORSTEL OM DEZE PRIMITIEVE BORSTWERING ALS DEFENSIE OP TE RICHTEN.
ZE STAPPEN IN HUN ‘VEILIGE’ OMGEVING.
ALISON
Is er iets mooiers dan martelaren, Emmerich?
Ik ben er zeker van dat noch stevig gesjor aan je teelballen, noch dat hoofd van jou in de stront stoppen jouw zwijgen zal verbreken terwijl ik bij de eerste smash op mijn neus om genade zal smeken, hun verdomde hielen zal likken en zelfs mijn vader en moeder zaliger zal verraden al blijft er niet veel meer dan enkele knoken van hen over.
Zo ben ik nu eenmaal.
Pijn vernietigt mijn zelfrespect.
EMMERICH LOOPT MANHAFTIG HEEN EN WEER IN DE LADDER-RUIT, SPEUREND NAAR ONRAAD.
ALISON PROBEERT OP DE RAND VAN DE GEKANTELDE LADDERS TE LOPEN BIJ DE VOLGENDE REPLIEK
ALISON
Ik hoor je denken, Emmerich.
Je kent mijn gave om de zeldzame kronkelingen in jouw hoofdje te ontwarren, Emmerich, want al ben je stom je houding spreekt meestal boekdelen.
Kijk niet zo verbaasd, dit is geen magie noch mensenkennis.
Het is gewoon je ogen open houden en je geestelijke oren ontsluiten.
Ben je eens zo ver dan hoor je de mensheid spreken.
Luid en duidelijk, en het zijn voorwaar geen volzinnen maar korte uitroepen of steunende geluiden van parende dieren, niesbuien zijn het of lange hikpartijen.
Enkelvoudige zinnen waarin hebben, pakken en krijgen de boventoon voeren.
Ik hoor je denken, Emmerich.
Ik hoor je denken dat deze versterking ons zal redden.
Dit is het fort van de manmoedige cowboys dat elke aanval van de primitieve indianen zal afslaan.
In deze baarmoeder dringt geen buitenlands geluid binnen.
Dit is de ommuurde stad.
Het seniele eiland waar alleen een ondertunneld streepje water voor de splendid isolation zorgt.
De puber Europa, een puber met groeistuipen en gevaarlijke narcistische neigingen.
Steeds weer omringen we ons met muren, plaggen of heggen.
Ik hoor je denken, Emmerich.
Waarom trekken we het zeil niet over ons hoofd en houden we daaronder een zweterig theekransje?
Wij de specialisten in het verklaren van dromen, het ontzenuwen van getover, de afstekers van knallende vuurwerken, liefst ver van huis, wij voelen ons veilig.
Ik hoor je denken, Emmerich.
En wat hebben we om ons te verdedigen?
Eén revolver die elk ogenblik in je eigen handen kan ontploffen, twee gekantelde ladders, één touw en een zeil.
Mijn god zoveel wapens tegen een horde fanatieke believers, tegen uitgehongerde wonder-zoekers, sensatiegeile stedelingen, wat een gevoel van overmacht.
Zouden we dit niet aan Europa moeten voorleggen wegens oneerlijke concurrentie?
HIJ SPRINGT VAN DE LADDERRAND
Op deze ladders lukt het mij nog aardig, dat beetje evenwicht, maar als zelfs een hoog bejaarde mits enige oefening nog op zijn stoel kan staan zonder op zijn smikkel te vallen, is dit niet het wonder waarop de kudde wacht.
Emmerich.
Wij zijn verloren.
Het is gedaan met ons.
Nog even en mijn woorden zijn op.
Ik voel me leeg lopen.
En ik hoor je denken:
Hij maakt een grapje, hoor ik je denken.
Ik hoor je denken:
Hij wil mij bang maken, mij uittesten, hoor ik je denken.
Ik hoor je denken:
We wachten op een schitterende morgen, hoor ik je denken,
en dan zal hij over het touw dansen zonder het touw te raken.
Heb ik goed gehoord?
EMMERICH KNIKT ONSTUIMIG EN DANKBAAR, HIJ WIL ALISONS HANDEN KUSSEN MAAR WORDT WEG GEDUWD.
ALISON
Maar je denkt verkeerd, Emmerich.
Ik weet het, wij denken wat we graag denken.
In onze vesting hebben we stromend water en elektriciteit, we verschansen ons in onze design-huizen, we zijn verzekerd tegen onkuise gedachten en woede-aanvallen, en als we niet kunnen kakken bellen we naar slachtofferhulp.
Je zou je voor minder in het paradijs wanen, Emmerich.
Maar zelfs in het paradijs stond een boom.
De boom van kennis van goed en kwaad.
Daar hebben wij Provençaalse keukens van gemaakt, of loften uit gezaagd.
En in die keukens verzamelen we onze kuikentjes.
In die loften komen we alleen ‘s nachts slapen want welvaart heeft zijn prijs.
En alles wat ons overkomt is de schuld van anderen.
Want de kuikentjes blijven eeuwig donzige wezentjes.
En wijzelf trappen in duizend vallen tegelijkertijd, de vallen van de schurken, de verleiders en waanzinnigen die ons belagen.
Hulp, roepen wij met zo’n piepend kuiken-stemmetje.
Hulp.
heb medelijden met ons.
Red ons Heer want wij vergaan.
En in mijn gedachten zie ik de heer snel over het water wegrennen en van op de kant roepen: trek uzelf recht, sukkels.
Wie niet kan zwemmen zal moeten roeien, en wie zijn mama mist kan aan de mem van god de vader gaan liggen en mystieke aanvallen krijgen die het dagelijkse leven verlichten en hem tot ziener zullen verheffen.
EMMERICH KRUIPT IN ELKAAR, ALS VOELT HIJ DE SLAGEN WERKELIJK.
ALISON
We kunnen menselijk blijven, Emmerich en gaan lopen.
Maar natuurlijk hebben ze elke weg afgezet.
Ze bewaken de grenzen.
En mijn listen zijn net zoals mijn moed opgebruikt, vermoed ik.
EMMERICH DOET TEKEN DAT ER MENSEN NADEREN
ALISON
Zie je wel, ze komen al eens poolshoogte nemen of het wonder vordert.
Dus vlug de vesting afgebroken en het touw gespannen.
Laten we tenminste van elk levensminuut zestig maal genieten.
Jaja, Emmerich, genieten.
ZE TREKKEN DE LADDERS RECHT EN SPANNEN HET TOUW .
HET ZEIL WORDT EEN VANGNET.
ALISON
Ga nu die spionnen tegemoet en maak hevige gebaren die hen vertellen dat hun gluurogen uit hun verdomde koppen zullen vallen als ze voortijdig van Gods Almacht willen genieten!
Ik begin mijn diepste meditatie.
En o ja, Emmerich.
Wil je even de giften van de gelovigen ophalen.
Ik begin honger te krijgen.
En dorst!