
Beste Vriendin,
De laatste woorden van dit herschreven stuk stonden net op de computer -ik bouw meestal beeld en tekst ter plekke op- en net op dat moment…alles weg.
Terwijl jij dus in je stille kamer de net zo stille week mee beleeft, zit ik hier tussen de brokstukken van mijn vroeg begonnen bijdrage en ervaar ik het onweer hiernaast aan den lijve.
Ik bespaar je de kreten en de banbliksems die ik over mezelf en mijn eigen onhandigheid heb afgeroepen.

Eén van mijn meest geliefde Engelse schilders is net zoals zijn tijdgenoot Turner -hij was een jaartje ouder- en heeft achter zijn naam al onmiddellijk het begrip ‘landschap’ zitten, net zoals je bij het noemen van William Turner het lichtgele van een vroege morgenzon boven het water en de sfumato van de wegtrekkende mist kunt ervaren.
John Constable dus.
Het beeld van zijn inkijk op een tuin in Hampstead laat je de dreiging van het naderende onweer voelen.
Onder het zwarte pieken zelfs de voorlopers van Van Gogh’s cypressen in de zwangere lucht.
Maar het mooist is zeker het wasgoed in de tuin.
De grote natuurkrachten en daaronder het menselijk gedoe: was aan de lijn.

It is thought that Constable painted this view from an upstairs window of his home in Lower Terrace, Hampstead, looking over his own garden and towards a neighbouring house. The effect of motion in the trees on a windy day is conveyed by vivid dabs of yellow and white paint.
Met Turner hangt hij over twee eeuwen.
Turner werd in 1775 geboren en Constable in 1776.
Zij zullen vrijwel de laatsten zijn die het bijna nog middeleeuwse landschap in Engeland ervaren en het onder hun eigen ogen zien veranderen.

De oorlogen van Napoleon zijn dan achter de rug, de buitenlanden zullen gekoloniseerd worden, de industrialisatie laat de treinen fluiten en maakt de wereld kleiner en…smeriger.
Europa krijgt na de conferentie van Wenen zijn vorm, Engeland wordt een wereldrijk, Duitsland raapt zijn staatjes bij elkaar, Frankrijk probeert keizers uit, Rusland balanceert tussen het oosten en het westen.

Uit Constables nalatenschap komen beide kleine schilderijtjes die na onderzoek portretjes van zijn eigen vader en moeder blijken te zijn.
De wat nukkige en ongeduldige Golding Constable, een welvarende graanhandelaar met een eigen scheepje (The Telegraph!) om koren naar Londen te verschepen en de geduldige lieve moeder Ann.
Ze hadden drie zonen en omdat de oudste verstandelijk gehandicapt was zou John de handel van vader moeten overnemen, maar de jongen was voortdurend met tekenen bezig.
Zijn onderwijzer en tevens loodgieter van het dorp moedigde het kind aan om zich verder te bekwamen, en als hij dan ook geen clergyman wilde worden en de jongste zoon Abram vader zou opvolgen kreeg hij zelfs een klein stipendium om zijn academische studies te betalen.

Golding moedigde hem aan toch ook portretten te tekenen want dan kon hij zijn klanten uit zijn grote kennissenkring naar hem sturen zodat zoonlief toch nog een inkomen zou hebben waarmee hij en zijn toekomstigen in leven konden blijven.
De landschapsschilder als portrettist.
De grote toekomstige zie je hierboven: Maria Bicknell, een jeugdliefde en later zijn levensliefde.
Maria’s grootvader, rector, verzette zich hevig tegen zo’n huwelijk van een schilder zonder toekomst, zoon van een graanhandelaar met een welopgevoed en verstandig meisje als zijn kleinkind.
Maar ze trouwen, en Maria schenkt hem zeven kinderen.
In het donkere portretje hierboven zie je haar heel teder met drie van de zeven.
Na de geboorte van het zevende kind wordt ze ziek, aangetast door tuberculose.
Ze sterft, nauwelijk 41 jaar en laat John met de zeven kinderen achter.
Vanaf die dag draagt hij alleen nog zwarte kleren en zorgt hij zijn leven lang voor de zeven.

Je zult al aardig moeten ‘googlen’ om portretten te vinden van een landschapsschilder, maar zoals de diepte van het landschap kende hij ook de diepte van de menselijke ziel.

Een mooie vergelijking: kijk naar het portret van zijn veertienjarige zoon, Charles, net voor hij als midshipsman naar zee zal gaan, en kijk dan naar het portret van de vader, geschilderd in 1799 door een vriend die met hem op de academie zat.
Er zit zo’n 36 jaar tussen beide portretten.
De zoon is veertien, de vader 22-23.
Op beide portretten schelen ze dus acht-negen jaar.
Kijk naar dezelfde glimlachende en melancholische blik.
Ze zijn elkanders landschap.
Het landschap in de diepte.
Ik denk dat het kijken naar landschappen ons zo roostend overkomt vanwege die diepte waarin we ons kunnen bewegen zoals Erik in zijn schilderij Wollewei stapt.
Het andere landschap, de mensen die ons omringen hebben als we goed toekijken, diezelfde diepte.
Er is de ruimte van de geschiedenis.
Achter ons de voorouders.
Voor ons de kinderen en kleinkinderen.
Ik denk dat zo’n perspectief nodig is om verbanden en diepten te herkennen.
Dat bij elkaar horen in ons eigen landschap in de eenzaamheid van je eigen leeftijd (je kunt nooit terugkeren naar je kindertijd) en de afwezigheid van degenen die ons zijn voorgegaan, heeft in deze stille week een bijzondere diepte.
Het woord verrijzenis krijgt voor mij daarin zijn enige betekenis.

This group portrait of the banker and merchant, George Bridges, with his wife Mary and their eight children, is one of the largest portraits ever produced by Constable. The group is shown in what was probably the drawing-room of Lawford Place, Essex, which Bridges had built about 1790. Lawford church can be seen through the window. In 1912 D S MacColl, a former Tate Director, reported that, ‘Constable showed an admiration for one of his sitters, the lady at the spinet or early pianoforte, and that his visits were in consequence discouraged’. (Tate, The Bridgs family)