In Chaldea noemde ze hem “Labbi-el”, en in het Hebreeuws staat de term rapha voor “genezer”, “arts”, “chirurg”. Rapha-el.
Zo wordt hij als genezende engel vaak geassocieerd met de slang (de esculaap!)
Rafael, een aartsengel, die hier door Francesco Botticini met zijn twee andere kompanen wordt afgebeeld(Gabriel en Michael) in gezelschap van Tobits zoon aan wie hij zich pas veel later als engel zal bekend maken.
Paulus waarschuwde al voor die “boodschappers”, want je zou onderweg een engel kunnen tegenkomen zonder hem te herkennen, en dan kon het net zo goed een boodschapper van God of de Duivel zijn.
Engelen zijn onstoffelijk.
Hun afbeeldingen zijn dat alles behalve, en als ik naar de pauwenveren kijk die Rafa-els vleugels bevolken (in feite werden die aan Michael toegeschreven) dan denk ik terug aan al de oude verhalen waarin de engelen alles zagen, voorzien van duizenden ogen (nog een Assyrische erfenis), de voorlopers van de spionage-sattelieten.
In de woestijn komen er zeldzaam engelen voor, ze zouden verdampen.
Een van mijn grootmoeders, de Russische, vertelde dat engelen elke morgen met de morgendauw opnieuw geboren worden, en toen ik dus beweerde dat het dan een soort eendagsvliegen zijn, schudde ze verdrietig het hoofd en zei ze terecht dat ik niet voor god en gebod was geboren en dat ik van geluk mocht spreken dat ketters niet meer verbrand werden, maar niet te vlug hoera geroepen want -en hier hief ze haar wijsvinger dreigend in de lucht- er was nog het hellevuur voor kinderen zoals ik.
Ze wipte handig het deksel van de grote potkachel zodat de uitlekkende vlammen haar woorden onmiddellijk illustreerden. (waarna ze vrolijk zingend aan de wafelbak begon: zeven hemelen heeft god geschaaa-pen, Shamayim is van Gabriel!)
Kijk naar Tobias, hij was toen al, nauwelijks zes was ik, een bekende net zoals Rafael en Gabriel dat werden, en een jaartje eerder Daniel al dan niet in zijn leeuwenkuil want Daniel was de mooiste jongen van de vijftigkoppige kleuterklas (jaja, de babyboom)
In de leegte van de woestijn roep ik ze op: Tobias met zijn vis, Gabriel als mijn lijfwacht want de boze dromen bevolkten mijn kleuterslaap, en Daniel, degene die de leeuwenkuil overwon, gewoon door mooi te zijn, en natuurlijk met de hulp van een engel die de leeuwenmuilen dicht hield.
En de tweede keer dat hij de leeuwenkuil ingaat, wordt de profeet Habakuk er met de haren bijgesleurd om de jongen eten te geven.
Sinds die tijd hebben alle patissiers een beetje Habakuk geheten, en dat zo’n naam niet commercieel is uitgebuit daar is de “ontkerstening” verantwoordelijk voor al heette de bakkerij van Abraham Rosengarten in de verhalen van de Russische grootmoeder toch nog Habakuk Schweriger, und er war lieber in seinem Dorf der Erste als in Rom der Zweite.
Jaja, Jahre lehren mehr als Bücher, en de leeuwenkuil heette Auschwitz und seinem Schicksal entgeht man nicht.
En zo kom ik terug bij de afwezigen.
Tobias, Daniël, Rafaël en Gabriël, Rosengarten.
“Er wusste nur vom Tod was alle wissen:
dass er uns nimmt und in das Stumme stösst.”
(Der Tod der Geliebten, Rainer Maria Rilke)
In het zwijgen wordt de wind hoorbaar.