uit het reiscarnet (10) (418)

266_f890b2be939c847e648408f21e8798d9

Ik neem je even mee terug naar de broer van Henri James, William. (denk aan het boek: L’ orgasme et l’ Occident” dat we citeerden in de bijdrage van 12 november)
Hij zette, einde 19de, begin 20ste eeuw de ERVARING centraal.
Zijn filosofisch stelsel dat nu weer aan belangstelling wint, noemen we het pragmatisme.

Ik citeer de synthese uit “de dansende Woe-Li meesters”, van Gary Zukav, 7de druk, Bert Bakker, A’dam 1987

“De filosofie van het pragmatisme werkt ongeveer als volgt.
De geest is dusdanig ingesteld dat hij uitsluitend met ideeën werkt.
Voor de geest is het onmogelijk om verbanden te leggen tussen iets anders dan ideeën.
Het is daarom onjuist om te denken dat de geest werkelijk kan nadenken over de werkelijkheid.
Het enige waar de geest kan over nadenken is over zijn “ideeën” van de werkelijkheid.
(Of dat nu wel of niet is wat de werkelijkheid eigenlijk is, is een metafysisch probleem.)

Daarom is de vraag of iets al dan niet waar is, geen kwestie van hoe dicht het overeenkomt met de absolute waarheid, maar hoe consistent het is met onze ervaring.”
(pagina 74)

Het was op dit pragmatisme dat de Kopenhaagse Interpretatie van de quantummechanica steunde in 1927, en dat nog wel in Brussel.

De geleerden zegden toen duidelijk dat de klassieke patronen van elementaire ruimte-tijd-werkelijkheden niet (meer) voldoende waren om de natuur te begrijpen.
Dat was een tamelijk revolutionaire stap die blijkbaar nog altijd niet helemaal tot ons is doorgedrongen.
Einstein wilde deze stelling niet aannemen want naar zijn eigen zeggen was het meest onbegrijpelijke aan de wereld het feit dat ze te begrijpen is.

De nieuwe fysica was niet gestoeld op ‘absolute waarheid’, maar op “ons”.

En nu terug naar het raadsel van gisteren.
De oplossing is dit te zeggen:
“Ik word straks onthoofd.”

Zou ik de waarheid spreken dan moet ik immers opgehangen worden.

En zo merk je dat je een derde weg kunt vinden in de paradox daar waar wij zo’n derde weg eerder in het wonder zoeken, van de deus ex machina tot en met de goden en andere esoterische verschijningen die net op tijd de rol van de cavalerie vervullen.

In diezelfde paradox werken onze eigen hersenen: de linkerzijde die wereld waarneemt op lineaire wijze (causaliteit) terwijl de rechterzijde patronen waarneemt.
Grof gezegd, citeer ik Zukav, is de linkerhelft “rationeel”, terwijl de rechterhelft “irrationeel” mag heten.

Het is dezelfde tegenstelling waarin de wetenschap verder moest, en het is nog altijd dezelfde tegenstelling waarin wij vooral de nadruk leggen op het lineaire en een zekere schrik hebben voor het irrationele.

Ik weet niet of we hier een paradox moeten oplossen om de wereld van het IK en het niet-IK met elkaar te verzoenen, om de waarnemingen van beide hersenhelften te coördineren zonder een zeker overwicht aan de ene of de andere zijde toe te kennen, maar feit is dat we aan de rand staan van nieuwe denk- en waarnemingsmogelijkheden.

Het zullen niet zozeer de tegenstellingen zijn maar de complementen (Zukav gebruikt het begrip: participanten) waarvan we het moeten hebben.

De Boeddhistische monniken zeggen voortdurend: niti, niti, niet dit, niet dat, daarmee duidelijk op een derde weg wijzend, en in de moderne wiskunde berust op die derde weg de driewaardige logica (tertium datur, het derde is wel gegeven)!

Ik gaf de paradox aan als derde mogelijkheid, ik noemde het wonder of het Boeddhistische niti, niti.
Maar er is ook de middenweg, de weg die Boeddha het achtvoudige pad noemde, de weg die je als volledig Ontwaakte moet volgen.

Andere zullen het over de norm hebben.
Socrates zei dat er één deugd, maar vele ondeugden zijn, één gezondheid, maar vele ziekten.
Zo wordt de norm van matigheid de derde weg.
En tenslotte citeer ik nog de eenheid als mogelijkheid.
Warm, koud, goed en kwaad, dat zijn de tegenstelling, maar de wijze zoekt in alles de eenheid, er is geen warmte zonder koude, enz.

Wat ik hier in de stilte van mijn woestijn vooral onthou, is de vraag om te waken: kun je dan niet één uurtje met mij waken, vroeg Jezus aan zijn leerlingen, enkele uren voor hij zou opgepakt worden.
Ik bedoel met die waakzaamheid, de openheid van onze ogen (geest), de nieuwsgierige blik, de rusteloze rust, het mysterie als het telkens ontdekken van een diepere bodem.

Wij zijn tenslotte rap moe, zeker als er gevraagd wordt om te zijn wie we zijn, want de nek uitsteken in deze procrustische tijd is een gevaarlijke bezigheid.

Procrustes was de reus die de voorbijganger aanpaste aan zijn bed: wie te klein was, werd uitgerokken, wie te groot was een kopje kleiner gemaakt.

Het fundamentalisme zit niet alleen bij een stelletje extremisten maar vooral in onze luie geest die eerder aan zelfbehoud dan aan op zoek gaan denkt, die de wolven in het bos verkiest en weigert een vox clamans in deserto te zijn, een roepende in de woestijn.

Ik mag hard roepen, maar het is drukkend stil hier.
Of ben ik te doof om al die andere stemmen te horen?


uit het reiscarnet (9) (417)

939_2e2bdd406efe66f78bd7e55066930e43

Het gras groeit langzaam in de woestijn, maar het is sterk.

Het zou een spreuk kunnen zijn, maar het is een waarschijnlijkheid.
In de wetenschap zou je door proefopstellingen dit kunnen onderschrijven of tegenspreken, maar tegelijkertijd ontwikkelen wij in de quantummechanica een stelsel waarin de waarschijnlijkheid het haalt op de materiële feitelijkheid.

In die nieuwe opvatting (-en wat heet nieuw, zou de heer Einstein zeggen-) zijn wijzelf een deel van het experiment, beïnvloeden wij wel degelijk de wereld in plaats van haar als een 18de eeuwse machine te zien die, eens in werking, de werkelijkheid determineert tot steeds zich herhalende fenomenen en/of uitkomsten.

Ik was nog maar een jong mens toen ik in een populair boek over de maakbaarheid, inzonderheid opvoeding, geschreven door dr. Van Praag las dat wij inderdaad de oplossingen voor onze vragen altijd buiten onszelf gaan zoeken.

Hij gaf een mooi Perzisch raadsel op dat ik hier niet letterlijk maar in de vraagstelling toch nauwkeurig herhaal:

Stel , je komt aan een grens.
Daar wordt je gevraagd iets te zeggen.
Spreek je de waarheid dan word je opgehangen.
Lieg je dan word je onthoofd.

Er is inderdaad één antwoord mogelijk om heelhuids weg te komen.

Kijk nu niet dadelijk naar de oplossing, maar je zult merken dat onze westerse geest dadelijk op zoek gaat naar oplossingen die niet in de vraag zelf zitten.

Probeer het maar eens, stel een aantal hypothesen op die beide voorwaarden kunnen doorstaan, goed wetend dat je inderdaad iets MOET zeggen, en dat de taal waarin geen belang heeft, noch dat de oplossing op een slimmigheidje ligt die buiten de vraag kan gezocht worden.

Ik zal je de oplossing morgen geven.
Ik zei gisteren al dat het antwoord in de paradox ligt, en wij zijn in ons denken en onze filosofische inzichten niet gewend met paradoxen te werken, integendeel, wij beschouwen ze eerder als sofismen of hinderlijke mogelijkheden.

Zou je antwoorden dat het gras in de woestijn traag groeit maar sterk is, dan zal je naargelang het bewijs dat daarvoor geldt of onthoofd, of opgehangen worden.
Erger nog: het zou kunnen dat je bepaalde morele waarden verbindt aan een bepaald antwoord omdat het bijvoorbeeld in die of die heilige schriften zou staan of dat die spreuk al eeuwenlang door je voorvaderen in het vaandel werd gevoerd.

Dat is geen verzinsel want toen Newton met zijn bewegingswetten te voorschijn kwam (en tenslotte landden de eerste mensen op de maan dank zij die wetten!) kreeg hij een stevige tegenwind van de scholastiek die enkele eeuwen de dienst en de waarheid uitmaakte.

Wij zullen dus in ons denken en aanvoelen vaak achterop komen, achter de denkers en durvers omdat die inertie ons het meest veilig lijkt en er waarschijnlijk ook voor zorgt dat warhoofden de dienst gaan uitmaken.

Maar waar we het lenige lichaam en de heilige sport aanbidden zorgen we blijkbaar niet voor diezelfde intellectuele en filosofische lenigheid.

Ze vraagt oefening en onderhoud, dat is juist en waarschijnlijk een grote dosis nieuwsgierigheid en relativeringsvermogen.

En het gras groeit langzaam in de woestijn.
Nu maar hopen dat dit trage groeien een waarborg voor enige stevigheid is, of zullen de skeletten van kamelen en woestijnvossen het tegendeel bewijzen?