Waarde reisgenoot,
Soms zijn er dagen dat onze wereld verwoest lijkt, dat gesprekken en betogen op een verkeerde plaats zijn gehouden, met vernietigende gevolgen.
Om dan niet in een soort wanhopige scheldpartij of nutteloze tegenspraken te vervallen, zoek ik meestal de teksten van grote denkers en dichters op.
Zij bevrijden mijn gepijnigde geest en lijf meer dan welk betoog dan ook.
Ik weet dat ook jullie niet gespaard worden, vandaar mijn vraag om wederzijds mededogen.
Mijn boeken heb ik in veiligheid gebracht, de rest mogen de haaien hebben.
Ze hebben het zelfs op ons huis gemunt.
Vergeef me, ik zwijg dadelijk want mijn kreten worden met de minuut waardelozer.
Daarom naar een filosoof die ik ten allen tijde zeer bewonderde.
Cornelis Verhoeven (1928-2001)
Over woorden schreef hij het volgende:
“Het taboe op de elementaire dingen is bijna tot een vanzelfsprekendheid geworden.
Uit vrees voor het sentiment wordt hun bestaan genegeerd, zodat ze zich moeten verschuilen in de tamelijk obscure hoek van het amusement.
Verpakt tussen grollen, pikanterie en stuntwerk mag daar ook nog de lente, de moederliefde en het verdriet ter sprake komen.
Daarbuiten wordt eindeloos verder geknutseld aan een heelal van woorden over woorden, gestolde lava rond een vulkaan die toch ooit gewerkt moet hebben.
Zelfs het activisme, erfgenaam van een aloude grimmige daadkracht, heeft zijn eigen verbalisme ontwikkeld.
Weinig uitdrukkingen zijn zo verbalistisch als de duizend maal herhaalde stelling, dat het niet om woorden, maar om daden gaat en dat er eindelijk eens iets moet gebeuren.
Er zijn tientallen woorden in omloop gekomen die met een zekere wilskrachtigheid gehanteerd worden, maar die betrekking hebben op daden en gebeurtenissen die nooit hebben plaats gevonden en ver boven ons vermogen liggen: de maatschappij veranderen, revolutie, progressief beleid, bewust maken en zelfs: opvoeden. (Is er ooit iemand opgevoed?)
De zogenaamde mensen van de daad zijn de grootste verbalisten geworden.
Voor hen zijn de woorden het middel om de illusie in stand te houden dat de wereld volkomen hanteerbaar is, even hanteerbaar als de taal.
Het is een elementair genot en een klein wonder deze wereld te zien instorten, geruisloos als nat geworden karton, naar buiten te kunnen kijken zonder een mist van woorden voor de ogen, een merel te horen zingen zonder aan poëzie te denken, oude dingen nieuw te zien worden zonder een revolutionaire ingreep en zonder begeleidend commentaar.
De taal is een omweg naar de sprakeloosheid; als er echt iets gebeurt, hebben we niets te zeggen.”
Cornelis Verhoeven, Weerloos denken, beschouwingen over de invallen en het oeuvre, Ambo, Baarn, 1982
(De Ventiaanse prent komt uit een schetsboek van Sargent, met dank aan Harvard University)