uit het reiscarnet (21) (429)

139_2ff4f69a334140cbc6a81e447b65e197

Beste Reisgezel,

Waarom de periode tussen 1750 en 1815 me zo aanspreekt?
In de evolutie van het menselijke denken is ze wellicht de basis voor de 20ste en 21ste eeuw.

Wij denken dat periodes in de geschiedenis een begin en een einde hebben, een bloei en een verval.
Dat zijn biologische termen die je zelfs in de biologie niet kunt los zien van elkaars tegengestelde: elke bloei houdt het verval in zich en elk verval is de kern van een andere bloei.

Ik denk dat we niet te veel lijnen in de geschiedenis moeten afronden.
Wellicht lopen ze verder, vermommen ze zich in nieuwe kleren maar is de hartklop onder het flanelletje dezelfde als onder de laken kiel.

Nog maar net is de koning onthoofd of de revolutie onthoofdt zichzelf.
De grote waarden van de Franse revolutie zijn niet eens aan haar te danken: zij was de exponent van allerlei gistingen die zich condenseerden en onder Napoleon en de Restauratie weer onderdoken om dan in de jaren 1848 weer op te duiken terwijl de grote Rijken zich vormden en in 1872 met elkaar slaags geraakten en daarmee de kern legden voor de eerste en wellicht de tweede wereldoorlog, maar tegelijkertijd de pijnlijke geboorte waren van iets wat wij nu Europa noemen.

Politiek-Economische processen bestuderen wij als entiteiten terwijl ze een weefsel zijn met vertakkingen niet alleen naar allerlei sectoren, maar ook met wijd uitlopende wortelstokken naar het verleden en de toekomst.

Foucault beschouwt de Sade als de grondlegger van de literatuur die van god is losgekomen, terwijl wetenschappelijke ontdekkingen uit de 17de eeuw dit loskomen van de religieuze mythes en machten al hadden achterhaald, welke banbliksems ook over de arme wetenschappelijke geesten werden uitgestort.

Ik denk dat de wetenschap en haar vindingen en bevindingen ons allerlei apparatuur verschaft waarbij ons denken rijkelijk achterop komt gehinkeld.

Copernicus en Newton, de Encyclopedie en de industriële revolutie liepen met hun axioma’ s ver vooruit op de geesten van allerlei komaf.
De reizigers in de treinen die weldra Europa zouden doorkruisen waren in hun hoofd nog niet aan de stoommachine toe, maar geloofden nog net zoals hun voorouders in een goddelijke bestemming, aan Victoriaanse spookverhalen, in een missionerende rol, aan een primitieve staatsidee over een eiland dat de wereld overheerst, en ga zo maar door.

Je kunt het tekort aan ontwikkeling inroepen, maar ook nu terwijl ieder kind vanaf prille leeftijd tot studeren wordt aangespoord lopen computers, kwantummechanica en chemische oorlogvoering ver vooruit op de totaal voorbijgestreefde opleidingsvormen waaraan onze scholen en universiteiten lijden.

De gevolgen laten zich raden: de spanning tussen onze technische omgeving en de beperkte filosofische mogelijkheden die we hebben verworven zorgen ervoor dat spoken en monsters nog steeds hun kop opsteken in diezelfde hoofden die voor de rest in de digitale wereld verblijven, stroom of geen stroom, nul of geen nul.

Daardoor is het mogelijk dat zogenaamde creationisten ook in Europa terrein winnen, dat fundamentalistische visies uit de vijftiger jaren zich weer reppen als het over emotie, erotiek en seks gaat, dat de frustratiedrempel van de verwende Westerse mens steeds lager wordt en hulpbehoevender en wij met zoveel communicatiemogelijkheden niet eens meer met elkaar ideeën kunnen uitwisselen die in ons leven of die we uit eigen ervaring hebben opgedaan en die we willen toetsen met anderen.

Daarom stuur ik je dit mooie doek mee van onze gisteren besproken Adelaide.
Dit prachtige werk zit vol contradicties.
Het is met een helderheid en acuresse geschilderd die ik bij geen enkele man uit dat tijdperk heb aangetroffen.
Een schilder(es) borstelt hier het portret van een beeldhouwer, namelijk de toen vermaarde Augustin Pajou, hier druk bezig met zijn zelfportret uit de klei te trekken.

Deze man, later vermaard om zijn mooie naakte vrouwenfiguren en grafmonumenten was tijdens de revolutie belast met het bewaren van de klassieke schatten.
Hij vond Parijs daarvoor nogal gevaarlijk en week uit naar Montpellier om daarna weer zijn rol als vaderlands vereeuwiger op te nemen.

Adelaide schildert een mens, geen held of genie.
Hij heeft de mouwen opgestroopt en kijkt met frisse blik naar de buitenwereld terwijl zekerheid en kunde uit zijn werk en verschijning stralen.

De blikken van de beeldhouwer en zijn kleien model kruisen elkaar zonder elkaar te raken.
Het zijn andere werelden.
Maar de beeldhouwer is duidelijk een man, een man zoals alleen vrouwen die kunnen waarnemen, zelfzeker en een beetje protserig is hij, spontaan en toch op zijn mooie kleren gesteld, hij heeft het voor vrouwen zoveel is duidelijk.

Waar zijn al die namen van die schilderende vrouwen gebleven?
Ik heb ze proberen te verzamelen in mijn collectie, en zal in hun illuster gezelschap proberen te ontdekken waarom ze in bijna geen enkele kunsthistorische uitgave verschijnen terwijl hun werk vaak veel boeiender en waardevoller is dan dat van hun mannelijke strebers.

Eén van de oorzaken is zeker dat zij de intuïtie bezitten.
Zij voor-voelen en bekijken de wereld met hun eigen vorsende blik die veel dieper gaat dan de rechtlijnigheid van de mannelijke ziel.

Madame Curie was en wetenschapper en vrouw, en het is niet toevallig dat de kwantummechanica in feite beroep doet op de intuïtie, en daardoor juist zo gewantrouwd wordt door de edele heren van de schepping.

En laten we het vooral niet over mannenhaat of misprijzen hebben, want in die feministische val zitten we nog altijd geklemd, en in dat vreemde verbond tussen deze zogenaamde voorvechtsters en de fundamentalisten, een verbond waaruit de jacht op allerlei andersoortige medemensen begon, vooral op het gebied van de seksualiteit., propageren wij de angst en het wantrouwen.

Deze vrouw heeft haar model graag, zet hem daar neer in zijn kunde en hulpeloosheid.
En dat liefhebben van elkaar is de enige weg om wederzijds begrip op te brengen want elke stellingoorlog leidt tot diepe beschadigingen van wat wij zo hip het sociale weefsel noemen.