Kiezen
Welp had een probleem.
Hij wilde naar verhaaltjes luisteren, maar net zo goed zou hij graag in de rivier spelen.
‘Ik kan je eerst een verhaaltje vertellen,’ zei Leeuw, ‘en daarna zullen we dan samen in de rivier gaan spelen. Of wil je eerst het water in en daarna naar verhaaltjes luisteren?’
‘Ik wil en verhaaltjes en in de rivier. Tegelijkertijd. Kun je geen verhaaltje vertellen terwijl we in het water stoeien?’
‘Ofwel verslik ik me dan terwijl ik in de rivier speel, ofwel moet ik zo diep nadenken dat ik niet meer weet wat we aan het spelen waren, Welp. Je moet dus kiezen.’
Welp zuchtte heel diep.
‘Als ik nu één ding heel vervelend vind, dan is het wel kiezen, Leeuw. Als je iets kiest, verlies je altijd iets anders.’
‘Maar je hebt toch wat je gekozen hebt!’
‘Soms ben ik zo moe dat ik wil slapen, maar tegelijkertijd zou ik nog uren willen knuffelen of naar de sterren kijken.’
Leeuw nam Welp mee naar de rivier. Bij een laag gelegen oever kwamen er vele dieren drinken.
‘Zie je die leeuwenwelpen aan de overkant?’
‘Druktemakers,’ zei Welp. ‘Ze dachten dat ze ons jachtterrein konden innemen tot pa zijn tanden liet zien en ze als hyena’s afdropen.’
‘Die grootste welp ziet er wel moedig uit. Kijk eens hoe hij de weg vrijmaakt voor zijn broertjes.’
‘Hij is inderdaad moedig.’
‘Het zou best mijn vriendje kunnen zijn.’
‘Pas maar op, hij kan liegen dat hij het zelf gelooft!’
‘Hij is wel lenig, en hij heeft heldere oogjes.’
‘Hij stinkt uit zijn bek, Leeuw.’
‘Hij is niet eens bang voor de nijlpaarden.’
‘Welke welp laat zich door een nijlpaard afschrikken?’
‘Zullen we eens naar hen zwemmen, dan kunnen we kennis maken.’
‘Ze zullen ons wegjagen.’
Leeuw deed alsof hij het water inging.
‘Kom je mee, Welp?’
Welp zei niets. Hij draaide zich boos om en ging met zijn rug naar Leeuw zitten.
‘Zou het kunnen dat je een beetje jaloers bent?’
Welp antwoordde niet.
Leeuw kwam uit het water en duwde met zijn snuit tegen Welp ’s rug.
‘Ik zal je dus een verhaaltje vertellen, Welp.’
‘Vertel het maar aan dat moedige ding met zijn stinkbek aan de overkant.’
Leeuw zette zich voor zijn boze Welp.
‘Er was eens een leeuw die Leeuw werd genoemd. Hij was al iets ouder dan de rest van de troep. In die troep leefden er een stel welpen. Eén van de welpen die Welp werd genoemd kwam vaak met Leeuw spelen. Ze vonden elkaar aardig. Ze werden vrienden van elkaar. Welp koos Leeuw als vriend, en Leeuw koos Welp. Ze kozen voor elkaar. Ze vonden elkaar heel bijzonder. Je kunt alleen echt vriend zijn als je die iemand boven de anderen verkiest en als je door hem verkozen wordt. Einde van mijn verhaaltje. Zullen we nu in het water gaan spelen?’
Welp keek Leeuw aan.
‘Dus, dat van die welp aan de overkant, dat meende je niet?’
‘Natuurlijk vind ik hem heel moedig en mooi. Maar ik heb niet voor hem gekozen, en evenmin heeft hij mij gekozen. Al kijk ik graag naar hem, toch is hij mijn vriendje niet want dat ben jij.’
‘Met alle dieren vriendje zijn is inderdaad onmogelijk, Leeuw.’
‘En heel vermoeiend! Zonder te kiezen vind je nooit een vriend.’
‘Nu je ’t zegt, aan de overkant zit er ook een heel wijze leeuw. Zijn manen zijn hevig bruin en zwart. Je ziet aan zijn wijze ogen dat hij waarschijnlijk prachtige verhalen kan vertellen, en zijn vacht is zeker heel zacht. ‘
‘Ik ken hem. Pas maar op, hij kan liegen dat je ’t zelf gelooft!’
‘Hij is sterk en je bent zeker heel veilig bij hem.’
‘Hij stinkt uit zijn bek!’
‘En zelfs door een neushoorn laat hij zich niet afschrikken.’
‘Welke leeuw laat zich nu door een neushoorn bang maken?’
‘Zullen we eens naar hem zwemmen, dan kunnen we kennis maken.’
Welp en Leeuw keken elkaar lachend aan.
‘Je zult nog vele bijzondere vrienden en vriendinnen hebben, Welp. Gelukkig maar.’
‘Maar jij was de allereerste en al stinken we soms uit onze bek, we zullen elkaar nooit verlaten,’ zei Welp terwijl hij Leeuw kopjes gaf.
‘Ik tel nog tot drie. Als je dan niet in ’t water bent, eet ik je op! Eén…’
Welp liep lachend het water in.
(de tekening is een schets van Marcus Barbieri, de heilige Hiëronymus en zijn Leeuw)