Het après-ski gevoel bij de avant-garde (1)

878_00114c6db8d77138cbdbc215c538b370Nu zou je niet dadelijk van een man zoals hier afgebeeld denken dat hij tot de avant-garde heeft behoord, maar voilà, de beeldvorming heeft zijn werk gedaan.
Wie niet verder kijkt dan zijn beperkte neus ziet alleen verfomfaaide figuren die alle lessen van Sint Lucas brossen, urenlang aan den toog en aan de vrouwen hangen, en tenslotte het ultieme nieuwe kunstwerk wrochten waarop de mensheid zat te wachten.

Anderzijds slaat de vergetelheid vlugger toe dan je lief is, en wie nu nog hoge toppen scheert zal overmorgen vergeten zijn en in het beste geval zo’n honderd jaar later weer worden herontdekt, als de mensheid dan nog enige nood aan kunst en kleur zou vertonen.

Jij als psychiater weet welke gekke dingen het geheugen met ons uithaalt.
Zet ik naast deze figuur één van zijn naaste medewerkers, de Vlaming Henri van de Velde (1863-1957) dan zal het mysterie nog groter worden want al rinkelen allerlei bellen bij Henry’s naam, wie is dan toch “LUDWIG VON HOFMANN?

Als je oud genoeg wordt, ben je al tijdens je leven vergeten, en dat overkwam een beetje Van de Velde (tel maar uit: 1863-1957) maar zeker mijn hoofdrolspeler van vandaag, Ludwig von Hofmann (1861-1945)

We zullen het beeld laten spreken, want goochelen met woorden als bucolisch, arcadisch , dat is nog te doen, maar in het Duits gaat het vlug zo klinken:

“…Ludwig von Hofmann gilt als kreativer Schöpfer einer idealistischen, arkadischen Bildwelt, in der jene humanen Utopien und zivilisationskritischen Ausstiegssehnsüchte sichtbar erlebt werden können, die für die Epoche der Stilkunst um 1900 zielführend waren. Seine Bilder entfalten eine symbolistische, ästhetische Wirkung und künden von einer utopischen Vorstellung einer zum aktuellen Stand der Zivilisation alternativen Welt.”

Nu kan ik het woord “zivilisationskritischen” nog net uitspreken, maar probeer maar eens “Ausstiegssehnsüchte” daarbij te voegen, en als je op een vernissage deze uitdrukking hanteert dan vallen wellicht de bekken open, want het is een sleutel die op alle artistieke sloten past en anderzijds toch verklaart wat hij moet verklaren.

Een beeld dus:

Een jongeman, een vrouw, de natuur.
Begint het Arcadisch-Bucolische te dagen?

887_6a1019c1e3aaf757855554ffb4d0c6a8

Zowel von Hofmann als Van de Velde, als Ludwigs beste vriend de auteur Gerhart Hauptmann liggen over de negentiende en de twintigste eeuw en de schilder is dan ook in goed gezelschap als ik uit zijn vriendenkring de namen Thomas Mann, Rainer Maria Rilke, Stefan George als de meest merkwaardige van de auteurskliek noem, om dan in de avant-garde niet te vergeten: Max Liebermann, Walter Leistikow, Lovis Corinth en onze eigen Van de Velde, een groepje grote meneren inderdaad.

Maar je mag het woordje “idealistischen” niet vergeten.
Het is een woord dat na twee wereldoorlogen een verdachte bijsmaak heeft gekregen, maar het was in die tijd een woord dat een uitgang bood uit de grote geïndustrialiseerde stadsculturen, de bevroren classici uit de vroeg 19de eeuw, de inleiding tot een nieuw tijdperk, een inleiding die nog slechts een nawoord zou verdienen in 1945 als Ludwig in Dresden (jawel!) sterft.

Zowel van de Velde als von Hofmann zijn in Parijs gaan studeren, in de beroemde Julian academie (we hebben ze nog ontmoet als we ‘t over onze Russische dame met het te korte leven en te grote levenshonger hadden)
Ze komen onder invloed van Albert Besnard, Maurice Denis en vooral Puvis de Chavannes.om zeker Paul Gaugain en Emile Bernard niet te vergeten.

Hier krijgt hij de smaak voor het licht te pakken, de snel wisselende tonaliteiten van de omringende natuur die op de mens afstralen als hij met die natuur denkt één te worden.

Het heeft zijn consequenties!
Dat mensbeeld bevrijdt de industriële slaaf uit zijn donkerte, maar het gaat ook te keer tegen de pruderie, de valse schaamte.
Een lichaam is in zijn naaktheid het allermooiste, het dichtst bij die “idealistische” natuur.

De art nouveau, De Stil, volgens sommigen een bevroren esthetische wereld maar in die tijd een wereld waarin mensen via de dans (de Aufdrückdans) jong en naakt (onschuldig) bleven in een teruggevonden paradijs.
Ritme is dus belangrijk, beweging ook.
De aanzet tot de wanstaltige kunst van de nazi’ s zit er helaas ook al in verborgen, maar in dit werk zijn de mensen nog volgens menselijke maatstaven geschilderd, hebben ze niets übermenschlich”, bewegen ze zich zoals ze ooit in de droomtijd waren gepland.

Deze nieuwe kunst slaat aan, wordt erkend en herkend.
Al vlug stromen de bestellingen binnen, en dit is een kritiek uit 1893 bij een tentoonstelling in Praag:

„Hofmann hat sich auch hergewagt, als einziger von den Modernsten. Er schickte den schönen dekorativen Entwurf ‚Arkadien’, rechts und links von Traumesmeer begrenzt. (…) Wer klug ist, wird zugreifen, damit er nicht nach einigen Jahren bereut, die Gelegenheit verpasst zu haben.“

Morgen het vervolg, want de nacht vraagt om stilte.


een vrouw van de wereld

128_1f2e4dc8f219206425d3db4969b3e109

Waarde lotgenoot,

Jouw mevrouw Vigée-Le Brun heette Elisabeth, de grote concurrente van Angelica Kauffman.
Ze hebben inderdaad beiden de jonge prins geschilderd, en het portretje dat ik hierbij meestuur is nog een andere versie van deze schoonheid.

Elisabeth, Parisienne, in 1755 geboren was de dochter van Louis, een pastel portret schilder die onderwijs gaf aan de Saint Luc academie.
(we denken even terug aan de tijdgenote Adelaide Guiard over wie je een bijdrage schreef op 20 december 2005.)

Van zes tot elf verbleef ze naar goede gewoonte in een convent waar ze alles leerde wat je nu op een lagere school zou moeten opsteken.
Ze was toen al bekend om haar portretjes (van de nonnen?) in haar leerboeken gekribbeld, of in de schriften van haar medeleerlingen.

Dat bleef niet onopgemerkt en mede door haar vader vriend Gabriel Francois Doyen leerde ze met olieverf werken en kreeg ze tekenondericht.
Na pa’s dood in 1767 kreeg ze les van Vernet, en Gabriel Briard die een appartement had in het Louvre.

Haar moeder, weduwe, trouwde daarna met een gegoede juwelier met het oog op wat meer luxe, maar de man blonk uit in gierigheid en het was pas na het portrettenwerk van allerlei adelijk gezelschap (tot en met Marie Antoinette!) dat ze het wat breder kregen.

Eens je de koningin heb geschilderd, lag de weg naar de roem open was het niet dat er een revolutie uitbrak, later als de franse revolutie bekend geworden die het vooral op dat rijke cliënteel had gemunt.
Elisabeth zocht onderkomen in Italië, waar ze alle kunststeden bezocht, bracht daarna twee jaar in Wenen door en reisde in 1795 naar Sint Petersburg waar ze zes jaar bleef met daarbij nog een vijfmaandelijks verblijf in Moskou.
Ze keerde dan terug naar Parijs, was in Londen voor drie jaar waar ze de prince of Wales schilderde, met alle jaloerse gevolgen vandien en vertrok na een tussenstop in Parijs naar Zwitserland waar ze van 1808-1809 verbleef en ze Mme de Stael ontmoette en schilderde.

Ook voor haar was de tijd voorbij gesneld, en als je midden vijftig bent is door Europa trekken niet meer zo vanzelfsprekend.
Ze trok zich dus terug in Parijs met buitenverblijf te Louveciennes.
Haar man sterf in 1813 en haar dochter terug uit Moskou na een slecht huwelijk en een slechte gezondheid, overleed in 1820 terwijl haar broer Etienne een jaar later stierf zodat ze tot aan haar dood in 1842 verweesd achterbleef.

131_6ac28ca9f11571c0400edaf9754d68da

Haar werk, een reusachtig aantal portretten is over de hele wereld verspreid en ik weet niet of er ooit al een serieuze inventaris van gemaakt is.Ze schreef heel levendige memoires “Souvenirs” waarin ze een mooie kijk geeft op het leven van de welstellende klasse einde 18de, begin 19de eeuw.
Joseph Baillo maakte een dissertatie over haar voor de universiteit van Rochester, maar ik weet niet of ze gepubliceerd is.

Als je haar portretten bekijkt dan zie je dat de kunstenares interesse had in hun wezen, en vaak ook in hun (uiterlijke) schoonheid.
Ja, ze overdrijf vaak de charmes van haar clientèle, ze geeft de vrouwen bijvoorbeeld langwerpige grote ogen, maar ze is erg vindingrijk in de manier waarop ze voor haar poseren.
Dat alleen al, die houdingen en rekwisieten zou al een mooi onderwerp voor een film of studie zijn.

Ze was daarbij zelf niet onaardig, dat bewijzen haar zelfportretten waarin ze zich telkens jonger voorstelt dan ze was, hoe zou je zelf zijn.
Ik kan me best voorstellen dat een dergelijke verschijning haar entrée in de mannenwereld vergemakkelijkte.

Maar voor alles is ze iemand die nieuwsgierig naar mensen was.
Ze schrijft dat ze de mooiste portretten maakte van de mensen die ze ook bewonderde, die ze mooi vond.

De liefde als weg naar de schoonheid. De enige maar mon dieu ook de pijnlijkste.

Met de groeten van Elisabeth (ik wil over haar leven ooit nog een verhaal maken) en van degenen die ons vanuit haar portretten aankijken de mooie prins inbegrepen.