Laten we vertrekken vanuit deze voorwerpen.
Het zijn alle verre uitlopers van wat Bing in beweging zette.
Ze zijn van de hand van Georges JOUVE (1910-1964), Frans ceramist.
De intentie van het werk ligt dichter bij Ludwig Von Hofmann dan we zouden vermoeden.
Laten we het gevaarlijke woord “pureté” (zuiverheid) schroomvol achterwege laten.
Niet ten onrechte schreef Levi Strauss een opstel over “La pureté dangereuse”.
Pure opvattingen hebben het goed met zichzelf voor en vernietigen al wat zij niet zo puur vinden.
Een beter begrip is wellicht “helderheid”, of moderner, “transparantie”.
Het gevaar van de Apollinische premissen ligt op de loer, en we verwijzen naar Oscar Wilde:
”De vorm is alles, het geheim van het leven. Begin met het vereren van de vorm en er is geen geheim van het leven.
Begin met het vereren van de vorm en er is geen geheim in de kunst dat u niet onthuld zal worden.”
(Oscar Wilde, The critic as Artist)
Bij het bekijken van hedendaags design overvalt me vaak deze bedenking.
Ik heb je al geschreven over de animatie van het ding, het verlenen van een ziel aan een voorwerp.
Paglia schrijft daarover erg treffend.
Ze zegt dat totemistische culturen in de mogelijkheid geloven dat de ziel permanent in een extern object kan bewaard worden, in een plant, dier een beeld.
Ze maakt een mooie vergelijking met de manier waarop wij ons geld bij de bank in bewaring geven, een uitloper van diezelfde totemistische cultuur. (wij hebben het voor u!)
Dat was voor de nomadenvolkeren één van de oorzaken om afbeeldingen van de godheid te vermijden.
Het ding ging zijn eigen goddelijk leven leiden, het werd een af-god.
De heisa rondom de Deense cartoons berust alvast op het feit dat ook de Islam het getekende en geschilderde ten zeerste wantrouwde om de hierboven geschetste reden.
Als vorm-verliefde kun je design aanhangen zonder enige animatie in het ding neer te leggen, en ik denk dat het tevens één van de successen van design is: het verbindt je verder tot niets, het geeft de indruk van orde, zuinigheid, ingehouden emoties, kortom het is uiterst masculien.
Het waren de Scandinavische landen die na de expo 58 in onze streken nieuwe meubelen, verlichting en allerlei decoratievoorwerpen binnenbrachten.
Ik heb het zelf als jongen van aan de bron mogen meemaken omdat mijn lievelingstante en oom als importeerder van al dat moois mij bekend maakten met die nieuwe vormen die ze in hun Antwerps herenhuis combineerden met de ruimte van de laat 19de eeuw.
Scandinavische vormgeving en Italiaanse styling, dan zie je al dadelijk twee werelden waarin de vormliefde meer apollinisch of dionysisch benaderd wordt.
De bewondering voor het Oosterse waarvan Bing de vormtaal in het Westen binnenbracht, had echter nog een meer spirituele oorzaak, een vrouwelijke kant dus.
De lege ruimte, het no theater, het lege vat, de schoonheid van het weinige, het niet-weten, zit hem zeker in de mogelijkheid om het voorwerp op een zeer spirituele manier te animeren, een ziel te geven: het is de uiting, de materialisering van het veel-mogelijke, en het niets-moetige, beetje kinderlijke termen om de vrije keuze van vulling en het ontbreken van westerse ethiek te verklaren in deze soberheid.
De protestantse soberheid en haar industriële gevolgen werden wel eens de ondergrond van het hedendaagse Westerse kapitalisme genoemd, terwijl de Oosterse soberheid juist die “naarstigheid”, die “schuld” dat “al dan niet uitverkoren zijn” opheft in de mogelijkheid om het voorwerp met de kern van schoonheid te vullen, de animus zelf, de geest die geen beschrijving en dus daardoor ook geen begrenzing kent.
Voor mij lagen daar de grenzen tussen koude vormgeving en warme bezieling als ik design of keramiek, of wat voor anders moois dan ook, moet beoordelen met het doel het aan- of te verkopen.
De kenmerken van beide werelden zijn niet zo maar op te sommen.
Je moet eerst je eigen ziel verder ontwikkelen, je eigen gemoed gevoelig maken voor nuances, schakeringen, ideeën, en vaak grote kuis houden om vastgeroeste patronen of overgeërfde preutsheid, zuinigheid, rijkdom buiten te laten.
Dat vraagt dus luisteren, kijken, lezen, en meditatie in de stilte van je eigen werkkamer, om de ontvankelijkheid voor het heldere, het transparante groter te maken.
Het is naast een kwestie van kennisverruiming zeker ook een blik- en zielsverruiming, en dat is een werkzaamheid die nooit eindigt.
Kijk nu terug naar de vormen op de prenten.
Mooi is dat evenwicht niet belangrijk is, integendeel: door de vormen licht uit balans te halen vermeerdert de aandacht voor welving en volume.
Strengheid en verbeelding kunnen ook vrienden van elkaar zijn.
Maar ze moeten in het gezelschap blijven van de emotie.
Monument, of fijn gesneden tafereel uit jade, ze gloeien nog steeds na in de luwte van de zomeravond waarin hun maker hen leven heeft gegeven.
Vuur onder de as.
(de derde foto toont een prachtige vaas van Henri Chaumeil 1877-1944)