Kijk ‘s morgens, dadelijk na het verlaten van de slaapsponde even in de spiegel.
Fixeer dit beeld in je gedachten.
Hardlijvigheid is niet leuk.
Je zit op het toilet en de onverlaat wil maar niet komen.
In de badkamer staat een spiegel. Je ziet jezelf zitten.
Het moment van de extase, je weet wel, als twee lichamen zich verenigen zoals dat zo mooi heet.
Kreten en gefluister, geroep en getier, gekreun.
In gedachten roep je dit beeld terug op, nadien, als de lusten gaan liggen zijn.
Ontluisterend?
Waarom?
Het beeld is een zelfbeeld, en het is niet zo’n vreemd moment als de inname van Troje of de val van het Romeinse Rijk, het is een beeld dat we geregeld onder ogen zouden kunnen zien, gesteld dat we ons weerspiegelden.
Dat zou je als BEELDVORMING kunnen laten doorgaan, want al krijg je de kroon op je kop, al ben je de veroveraar van de Nobelprijs, het verlaten van het bed, de kreun op het toilet of de zucht van het orgasme, daarin onderscheiden we ons misschien in toonhoogte en volume, maar de aard van het beestje behoort bij die beeldvorming.
De spiegel?
Er is een nadeel aan dat ding.
Wat rechts is, blijkt links te zijn en omgekeerd.
Een foto dan, een schilderij, een pentekening, een ets of gravure.
Het zou best vermakelijk kunnen zijn, en bij de spreuken van Breughel of de taferelen van Bosch J. zijn nog wel eens te vinden, maar het beeld van de net ontwaakte, zich afscheidende of extatische mens is alleen in een wat wij “dubieuze” beeldvorming noemen aanwezig.
We blijven bij Merisi.
Hier kijkt Maria magdalena en Martha in de spiegel.
Zij, de zondige en Martha, degene die het oor aan de Meester leende terwijl haar zusje zich in de keuken uitsloofde.
Beeldvorming: zondig zijn is best mooi, maar wil je die schoonheid ook in de eeuwigheid beleven dan zul je wijzer moeten worden, enz. enz.
Toch kijken we steeds weer.
Alsof we verwachten dat er plots iemand anders zou staan.
Dat ZELFBEELD, samengesteld uit ouderlijke verwachtingen, ethische nomen en utopische dromen.