Tussen zelf-beschouwing, meditatie dus en spiegeling van het eigen ik liggen dunne bange lijntjes.
Voor het middernacht was geworden liepen op de bereikbare zenders zestien politieseries, gebeurden een twintigtal moorden, passeerden 70 nieuwsuitzendingen en werden we in zeker 55 spelletjes meegesleurd.
Een beeldenstroom.
De indruk ontstaat dat de wereld gevaarlijk is, net zoals de liefde.
Het woord van de tijd: pas op.
Op internet, in film en televisie, via vieze blaadjes en gore steden, in verwaaide dorpen en negorijen, overal waart het gevaar rond, en waren er niet al die spaarplannen, verzekeringen, hulplijnen en blauw op de straat, dan zou er naast een schuilkelder ook een vluchtkamer in elk huis verplicht worden.
Beeldvorming: overal dreigt gevaar.
Ontsnappingsroute: er is gelukkig altijd iemand slechter dan ikzelf.
Die verwende ik, spiegelend in de verheerlijking van zijn/haar persoontje vanaf je de eerste stapjes zonder ouderlijke of grootouderlijke steun hebt gezet.
Het ooh, en aaah, en applaus is niet van de lucht voor alles wat je tijdens je leven hebt uitgescheiden, van kakje tot krijtje, het kan allemaal niet genoeg opgehemeld worden.
Of het tegenovergestelde.
Er wordt je geen strobreed in de weg gelegd, je doet maar.
Pa en ma hebben hun wereld, jij de jouwe.
Als je iets niet krijgt, zwijg je drie dagen, en daar is de brommer!
De spiegel is nu vernauwd tot je eigen onbestaande maar vaak opgeroepen beeld: de heerser. De potentaat.
Nemesis ligt op de loer, ventje.