zelfportret (501)

Dit is een mooi zelfportret van Thomas Eakins.
Zonder al te veel woorden stuur ik het naar jou.

Kijkt vanuit de honderd voorbije jaren
naar ons
en weet
dat ook wij
ooit zijn kant
van het schilderij zullen delen.

Dat is niet afschrikwekkend,
want nog even verder
en hij zou glimlachen
maar dat bewaarde hij
voor de avond daarna.

Who is now reading this?
May-be one is now reading this who knows some wrong-doing of my past life,
Or may-be a stranger is reading this who has secretly loved me,
Or may-be one who meets all my grand assumptions and egotisms with derision,
Or may-be one who is puzzled at me.

As if I were not puzzled at myself!
Or as if I never deride myself! (O conscience-struck! O self-convicted!)
Or as if I do not secretly love strangers! (O tenderly, a long time, and never avow it;)
Or as if I did not see, perfectly well, interior in myself, the stuff of wrong-doing,
Or as if it could cease transpiring from me until it must cease.

Walt Whitman


tot de schoonheid (500)

Tot de schoonheid

Dat gij zoals deze raku-kom:
de handen waaruit de dorstige drinkt
nog in uw loodglazuren buiging hebt bewaard.

Dat gij de onverschrokkenheid
van die U werkelijk zoeken
met een druppel uit de bron belonen moogt.

Dat gij in al uw eenvoud
ons uw dochters: ‘waarheid’ en ‘nuance’ toont,
al zal het blaffen van de bange honden
uw fluisterstem onhoorbaar maken.

Dat wij, de raku-kom gelijk,
vaak verweerd en ook gesplinterd
in uw moederhanden mogen rusten
waar melk en honing zure wijn vervangt,

geperst uit oude gramschapsdruiven,
de oogst die de bachanten dronken voert,
en het getoeter van hun grove woorden
uw zangers in duizend stukken scheurt.

Maar met hun tranen begint de klei te zingen
en vormt gij steeds weer nieuwe bekers
waarin het levend water laaft wie dorstig is
en wiegt wie in uw poreuze ronding woont.

 


Deze forse Japanse raku-kom (uit Kyoto, Honshû) is bedoeld voor het drinken van thee.
De wand van de kom is dik en poreus.
Daardoor kunnen lucht en water gemakkelijk in een poreus voorwerp dringen.
Een aardewerken pot is uiterst poreus en neemt snel water op. Een laag glazuur sluit de poriën af en maakt het oppervlak ondoordringbaar..Zo blijft de thee langer warm en wordt de buitenkant niet te heet.

Het doorzichtige loodglazuur, dat alleen het onderste deel van de buitenkant onbedekt laat, heeft fijne barstjes.
Dit craquelé is de enige versiering van de kom.
In de hand is de kom opvallend licht en voelt het glazuur zijde-achtig glad.

De raku-kommen werden gebakken bij lage temperatuur in kleine ovens, die eenvoudig te bouwen waren op het erf of in de tuin.
De klei werd met de hand gemodelleerd. Er werden opzettelijk deuken en onregelmatigheden in aangebracht.
Zo ontstond het ruwe, boerse uiterlijk dat kenmerkend is voor raku-aardewerk.

(uitleg en afbeelding: Rijksmuseum Amsterdam)


het rijk der zinnen (4) (499!)


Kijk, hier heb je de beloofde foto, zwemmende studenten met leraar, en daarnaast zijn intussen beroemd geworden “swimming hole”.

’STRANGER! if you, passing, meet me, and desire to speak to me, why should you
not speak to me?
And why should I not speak to you?’

En dat is het korte gedicht van Thomas’ vriend wiens portret hij schilderde, Walt Whitman.

Deze wonderlijke mens, op zijn zeventiende gaf hij al les aan een éénklas-schooltje op Long Island waar de kinderen hem gewoon met zijn voornaam mochten aanspreken, betekende veel voor de vaak teleurgestelde schilder.

De isolatie waarin we ons bevinden, dit “stranger” zijn, dit elkaar voorbijlopen, ze herkenden het net zoals ze beiden door de muziek waren gepassioneerd.

Critici noemden Thomas Eakens wel eens ‘ the annhilator of vanity”, en dat was hij ook, net zoals zijn vriend Walt Whitman.

Whitman had een Quaker-achtergrond, zijn ma, Louisa van Velsor was een Hollandse. Hij aanbad haar.
Zijn vader kwam uit Engeland en was met Tom Paine bevriend, schrijver die een pamflet tegen de Engelse dominantie in de States publiceerde.

Als tweede jongste van negen kinderen ging Whitman op zijn elfde van school want er moest brood op tafel komen.
Hij ging bij een drukker in de leer en kwam zo bijna vanzelfsprekend in contact met het geschreven woord.

Hij verslond boeken. Hij las Dante, Homerus, hij kende bijbel bijna van buiten deze “God-intoxicated poet”.
Hij ging op zoek naar een Tolstoisiaans geloof waarin de mensen elkanders broeders waren, waarin de moderne tijden het oude Arcadia zichtbaar zouden maken.

In the new garden, in all the parts,
In cities now, modern, I wander,
Though the second or third result, or still further, primitive yet,
Days, places, indifferent—though various, the same,
Time, Paradise, the Mannahatta, the prairies, finding me unchanged,
Death indifferent—Is it that I lived long since? Was I buried very long ago?
For all that, I may now be watching you here, this moment;
For the future, with determined will, I seek—the woman of the future,
You, born years, centuries after me, I seek.

In al dat veranderend gedoe, en er is in die negentiende eeuw ‘t een en ‘t ander veranderd (van middeleeuwen naar de moderne tijd!), blijft de mens de onbekende, de zoekende, alsof hij al lang geleden begraven was, herken je ‘t thema?

En het was dat gevoel, dat verlangen naar een eeuwig Arcadië dat je bij zo menig schilder uit die stervende 19de eeuw aantrof.

Er moest een uitweg zijn, een nieuwe tijd waarin de muziek en de schilderkunst voor vrede en openheid zouden zorgen, wat zeg ik het naïef en dat is het ook, god zij dank.

Daarom eindig ik met een schilderij van Thomas Eakens en enkele woorden van Walt Whitman.
De eerste stierf toen Europa al in brand stond en de tweede zou de twintigste eeuw slechts in zijn teksten gewaarworden, hij stierf in 1891.

En de sensualiteit?
Jawel, na Verdun en andere nutteloze slachtpartijen (de generaals van beide zijden zijn nooit voor een internationaal gerechtshof verschenen, integendeel!) zou het even stil worden in Europa.

Grote stemmen zochten hun weg, maar het waren stemmen als Thomas Mann als Stravinsky, als zovelen andere grote geesten die wisten dat het Arcadië nog niet voor morgen of overmorgen was.

En toch…


As Adam, early in the morning,
Walking forth from the bower, refresh’d with sleep;
Behold me where I pass—hear my voice—approach,
Touch me—touch the palm of your hand to my Body as I pass;
Be not afraid of my Body.



We are two clouds, forenoons and afternoons, driving overhead;
We are seas mingling—we are two of those cheerful waves, rolling over each other, and interwetting each other;

We are what the atmosphere is, transparent, receptive, pervious, impervious:
We are snow, rain, cold, darkness—we are each product and influence of the globe;
We have circled and circled till we have arrived home again—we two have;
We have voided all but freedom, and all but our own joy.

slot van We two—how long we were fool’d!


het rijk der zinnen (3) (498)

Laten we vandaag de sensualiteit in het snijlokaal beginnen.
The Gross clinic. (1875)

We zijn in Philadelphia, de Quakerstad, tamelijk eigenzinnig, de praktijk in het middelpunt, de ervaring als leermeester.

Dr Gross leidt de chirurgenklas, onderdeel anatomie, dus praktijk.
Met een heuse nog levende (verdoofde) patiënt.
Dr Gross heeft gezag, dat merk je.
Zijn assistenten zijn druk bezig, een vrouw (de moeder van de patiënt?) verbergt zich achter haar hand, ze wil dit liever niet zien.

De schilder van dit tafereel, Thomas EAKINS (1844-1916) was levenslang geïntrigeerd door het menselijk lichaam, ook vanuit de wetenschappelijke kant.

Na zijn academische opleiding in Philadelphia vertrekt hij naar Parijs (denk aan Sargent) en gaat daar in de leer bij de Franse oriëntalist Jean-Leon Gérome en daarna bij Léon Bornat.

Gérome maakte al gebruik van de nieuwe fototechniek, en de belangstelling voor fotografie zou Thomas Eakins van hem meedragen.

En zoals menigeen in Spanje de donkerte van Diego Velasquez ontdekte was deze meester met Jusepe Ribera voor Thomas de revelatie.

Sargent bleef in Europa, maar Thomas keerde terug naar Philadelphia, naar eigen zeggen om zich verder te bekwamen, en zich als een Amerikaans schilder te ontwikkelen.
(”.. if America is to produce great painters”)

Hij werd leraar aan de Pennsylvania academia of the Fine Arts
Daar toonde hij niet alleen belangstelling voor de anatomie maar wilde hij de plaasteren modellen inruilen voor levende modellen, naakte modellen, en mannen konden net zo goed voor de vrouwelijke studenten poseren als vice versa.

Zijn omgang met de studenten (hij zou later met een van zijn studenten huwen) en zijn voorkeur voor de levende mens kostten hem zijn baan.
(hij zou op een dag de lendendoek van een mannelijk model hebben weggenomen in gezelschap van vrouwelijke studenten!)

Nu wordt het in de besprekingen als “ a mild scandal” voorgesteld, maar in 1886 bleek zijn persoon zelf meermaals ter discussie te staan en had America moeite to produce great painters.

Ik geef je morgen een mooie vergelijking.
De foto waar hij met zijn studenten gaat zwemmen, en dan het schilderij.

Toen Sargent Philadelphia bezocht en men hem vroeg wie hij wilde ontmoeten, zei hij: Vooreerst Thomas Eakins.
“Thomas who?” was het antwoord.

Pas in 1902 begon hij een beetje publieke erkenning te krijgen en het duurde tot na zijn dood in 1916 eer de stad zijn eerste overzichtstentoonstelling organiseerde. (1917)

Victoriaanse pruderie?
Wel, een bepaald Amerikaans museum dat zijn werkfoto’ s tentoonstelde, waaronder een aantal naakten, kinderen, jongeren en volwassenen, heeft de foto’s nu “wegens diverse redenen” uit de collectie gehaald.

Thomas Eakins was een zeer bekwaam portretschilder, net zoals Sargent dat was.
Maar waar Sargent zijn modellen flatteerde, lijken de meeste ‘sitters’ bij Eakins enkele jaren ouder dan ze in werkelijkheid waren.

Hij werkte urenlang in stilte, en daardoor kregen zijn modellen dan ook een gelaten bijna berustende houding waarin de melancholie zichtbaar werd en zij hun sterfelijkheid ook nu nog met ons delen.

Een Amerikaans bespreker noemt zijn kunst
”His art is a masculine art: unfussy, blunt, direct.”

Wel, wie erin slaagt de melancholie in een muzikant, kardinaal, politicus of andere grote vis, zichtbaar te maken, mag zich terecht ambigue noemen, neither a woman, nor a man.

Een schilder dus.


het rijk der zinnen (2) (496)

865_f2e25f1f8bf5a1f05febcbb87e0714ee

Cariani zou zijn inspiratie, zijn kunde vooral bij Bellini hebben gehaald.
Er wordt wat nagebauwd in het wereldje!

Zijn eerste inspiratiebron was de schilder Sebastiano di Piombo (1485-1547), waarschijnlijk in Venetië geboren, ten onrechte door de nabouwgemeenschap een “maniërist” genoemd, maar een man die de geheimzinnige Giorgione kende en via deze meester natuurlijk bij Bellini terechtkwam.

Hier vond Cariani zijn eerste meester.
De naam di Piombo (van het lood) kwam van zijn Vaticaanse functie (hij verhuisde later naar Rome) waar hij instond voor de kwaliteit en het toezicht op de loden zegels die de pauselijke bullen waarmerkten.)

Kijk zelf maar.

Laat je niet afleiden door de smartelijke uitdrukking alleen van de kruisdragende Heiland, maar kijk ook naar de handen, het kleurengebruik, net zoals in het andere beeld, de dochter van Herodias die ietwat angstig (dus stug) haar buit -het hoofd van Johannes de Doper- in ontvangst heeft genomen.

Natuurlijk werden Raphael en Michelangelo bewonderd, en hadden Venetianen niet die correctheid van tekening en perspectief, en ontbrak het hen wel aan het “designo”, het pictoraal vertaalde idee achter het prentje, eigen aan de Florentijnen, toch werden ze gewaardeerd juist om dat “niet correcte”.
Zij immers hadden een “te veel”, een teveel aan aandacht voor kleurrijke stoffen, de naaktheid, de visuele verleiding, kortom alles wat het designo in de weg stond en juist daarom zo menselijk overkwam.

867_f9e39abc45449e248308c9a2c082b823

Grote verzamelaars wisten dat ze in Florence of in Rome moesten zijn, maar het open Venetiaanse milieu, de savoir vivre, de onovertroffen landschapskunst (waar veel water is, kent men het best de schoonheid van het land!) trokken vele liefhebbers aan zodat men nu in Frankrijk in tal van provinciale musea Venetiaanse (vaak onbekende) meesters terugvindt.

Immers, toen het neo classicisme opkwam in Frankrijk had men veel aandacht voor de grote stilisten als Raphael, Poussin terwijl de Venetianen naar de provincie mochten verhuizen!

De mooie tentoonstelling: “Splendeur de Venise, 1500-1600” in Bordeaux en Caen bewijst dit en is nog tot 19 maart te bezoeken.

Veronese en Titiaan.
Je zou van minder stil worden.

Laten we dat dus maar doen en naar een portret van Titiaan 1487-1576) kijken.

4212263337

Als in 1511 di Piombo naar Rome is vertrokken wordt hij de schilder van de republiek.
Veel van zijn werk is in de brand van het Dogenpaleis in 1577 verloren gegaan, maar wat we overhouden, deze mengeling van Giorgione en Bellini is van een uiterste verfijning, van een rijk geschakeerde sensualiteit

Ook dit prachtige mannenportret.

De oplichtende kraag geeft het voorname gezicht een intense en toch ingehouden uitstraling.

Hier staat iemand die nieuwsgierig naar het leven is, die nieuwe dingen wil ontdekken, die de schoonheid in al zijn aspecten kent.

Zijn ene hand houdt de lederen handschoen vast, terwijl de andere brokaat zichtbaar maakt boven het leder.

Maar alle aandacht gaat naar het gezicht, naar de fraaie mond, de sensuele snor, de ogen die je aankijken.

Het is bijna niet-Venetiaans naar vormgeving, maar tot en met Venetiaans als je de uitstraling ziet.

Sensualiteit, het strelen van de zinnen, is een oude kunst die zich in het genot, in de combinatie vooral van verschillende elementen (muziek en schilderkunst) uit.

Wie zinnelijkheid en mysterie niet kan samenbrengen belandt in de bigotterie of de zweverigheid, en wie de verfijning wantrouwt , kan zich in stugheid of gebral verlustigen.

Ik weet het, verfijning is niet in, zeker niet in dit land, maar laten we het dan minstens bij zin voor nuances hebben voor we ons in het carnaval storten.

En van carnaval konden ze in Venetië meespreken, het duurde zo maar eventjes drie maanden, als het al ooit geeïndigd is, dit maar om te zeggen dat de zotheid zijn eigen verfijnde wetten kent waarmee het zich van de hoempapa onderscheidt.


En als afsluiter de eerste strofe van een sonnet van Goethe, Nemesis, waarin duidelijk wordt dat Influenzen ook toen al woedden, al zal er best iets heel anders dan de vogelgriep mee bedoeld zijn.

Wenn durch das Volk die grimme Seuche wütet,
Soll man vorsichtig die Gesellschaft lassen.
Auch hab ich oft mit Zaudern und Verpassen
Vor manchen Influenzen mich gehütet.

U is gewaarschuwd, morgen meer !


het rijk der zinnen(1) (495)

196_7c8e744fbf147f971950e8be479ede81

Hij gebruikte een bijzonder zuur om zijn uiterst zacht glazuur te bekomen, hydrochloride, en meteen merk je dat wetenschap en kunst hand in hand mogen (moeten) gaan.

Hij, Edmond Lachenal (1855-1948) maakte de twee mooie zaken hiernaast: de ingehouden tedere buste en de vrouwelijke vaas.
Hij werkte in Chatillon en zijn zoon Raoul nam rond 1900 het atelier over en kwam ermee naar Parijs.

209_330a1eec71eb91bdc624c76a5c29959b

De beeldhouwer Prosper d’ Epinay (1836-1914) maakte het beeld en daarna deed Edmond Lachenal het in keramiek over, en iedereen verbaasde zich over de zachtheid van het glazuur, over de breekbaarheid die het wezen nu uitstraalt.
(d’ Epinay maakte o.a. portretten van de laatste tsarenfamilie)

In de Hermitage staat een mooi beeldje van de bedelende Cupido van zijn hand.

De vaas met de vrouwenfiguur benadrukt in haar rondingen wat de omtrekken op de vaas hebben aangezet.
De figuur kijkt om terwijl ze naar haar voet grijpt, een badende houding, een schets die het volume van de vaas aanneemt.

De prins en de vrouw, de dubbele schoonheid.

Het sensuele dat in d’ Epinay’s beeld strak aanwezig was, werd hier door de glazuren en de toegevoegde verbeelding uit de zwaarte van het beeld, de massa, bevrijd.
Dat is het mooie van keramiek of aardewerk: het staat dichter bij de handen van de kunstenaar dan de strakheid van het marmer, arduin of brons.
Het materiaal, gebakken aarde sluit nauw aan bij het oude Bijbelse scheppingsverhaal, het beeld is al een stapje verder: het vat de mens samen.

Sensualiteit in de kunst is door gezaghebbers altijd met wantrouwen bekeken.
Totem en taboe worden niet toevallig samen vernoemd in Freuds basiswerk.

De ultieme totem (en taboe?) is Pinokkio, de houten pop die een heus jongetje wordt.
In de animistische culturen (Afrika, Zuid-Amerika) wordt het woord en het materiaal vlees, kan een woord doden of genezen, kan een masker de godheid toelaten om bij de mensen te zijn wanneer de danser in trance verkeert.

Dat is de “tovenarij” waartegen de Bijbelse profeten te keer gaan en die in de beeldende kunsten haar sublimatie vindt.

De katholieke religie was ondanks de beeldenstorm beeldender dan haar protestantse, Joodse of Islamitische broeders. Ook vrouwelijker, in de persoon van Maria en Maria Magdalena. Dus, ondanks zichzelf, ook veel sensueler., en daardoor wellicht ook wreder in haar expressie.

212_1d6c5a23b4b7620431ec035dc6b5377c

Kijk naar dit Venetiaanse werk van Giovanni de’ Busi, kortweg Cariani genoemd.
Hier zie je een stevig portret van de heilige Agatha die naar verluid geen toegevingen aan een ongelovige minnaar wilde doen en daarom nogal wreedaardig van haar borsten werd ontdaan.
De talrijke afbeeldingen van deze “marteldood” zorgden in de hoog Renaissance en nog lang daarna voor de nodige heilige sensatie.
Hier houdt ze haar verloren borsten met één hand bedekt terwijl de andere waarin de zegepalm zit ook voor de nodige schroom moest zorgen.

Het verhaal wordt tweedimensionaal op de fries onder het schaaltje verteld, maar de dame is er niet minder vrouwelijk om, en de prachtige kleuren van haar kledij verraden de Venetiaanse zinnelijkheid.
De wreedheid van het gebeuren (iedereen kende immers het verhaal) wordt letterlijk en figuurlijk toegedekt, en de martelares blijft een heuse vrouw, en een vrouw van de wereld.

Morgen meer, want in het rijk der zinnen zijn dit nog maar enkele woorden, en daarom laat ik de nacht en de beelden spreken.


Tussen ziel en zaak

 

2156562402

358_eae2f0b2c3afee13d703d04bc883cde7Laten we vertrekken vanuit deze voorwerpen.

Het zijn alle verre uitlopers van wat Bing in beweging zette.
Ze zijn van de hand van Georges JOUVE (1910-1964), Frans ceramist.

De intentie van het werk ligt dichter bij Ludwig Von Hofmann dan we zouden vermoeden.
Laten we het gevaarlijke woord “pureté” (zuiverheid) schroomvol achterwege laten.
Niet ten onrechte schreef Levi Strauss een opstel over “La pureté dangereuse”.
Pure opvattingen hebben het goed met zichzelf voor en vernietigen al wat zij niet zo puur vinden.

Een beter begrip is wellicht “helderheid”, of moderner, “transparantie”.

Het gevaar van de Apollinische premissen ligt op de loer, en we verwijzen naar Oscar Wilde:

”De vorm is alles, het geheim van het leven. Begin met het vereren van de vorm en er is geen geheim van het leven.
Begin met het vereren van de vorm en er is geen geheim in de kunst dat u niet onthuld zal worden.”

(Oscar Wilde, The critic as Artist)

Bij het bekijken van hedendaags design overvalt me vaak deze bedenking.
Ik heb je al geschreven over de animatie van het ding, het verlenen van een ziel aan een voorwerp.

Paglia schrijft daarover erg treffend.
Ze zegt dat totemistische culturen in de mogelijkheid geloven dat de ziel permanent in een extern object kan bewaard worden, in een plant, dier een beeld.
Ze maakt een mooie vergelijking met de manier waarop wij ons geld bij de bank in bewaring geven, een uitloper van diezelfde totemistische cultuur. (wij hebben het voor u!)

Dat was voor de nomadenvolkeren één van de oorzaken om afbeeldingen van de godheid te vermijden.
Het ding ging zijn eigen goddelijk leven leiden, het werd een af-god.
De heisa rondom de Deense cartoons berust alvast op het feit dat ook de Islam het getekende en geschilderde ten zeerste wantrouwde om de hierboven geschetste reden.

Als vorm-verliefde kun je design aanhangen zonder enige animatie in het ding neer te leggen, en ik denk dat het tevens één van de successen van design is: het verbindt je verder tot niets, het geeft de indruk van orde, zuinigheid, ingehouden emoties, kortom het is uiterst masculien.

Het waren de Scandinavische landen die na de expo 58 in onze streken nieuwe meubelen, verlichting en allerlei decoratievoorwerpen binnenbrachten.
Ik heb het zelf als jongen van aan de bron mogen meemaken omdat mijn lievelingstante en oom als importeerder van al dat moois mij bekend maakten met die nieuwe vormen die ze in hun Antwerps herenhuis combineerden met de ruimte van de laat 19de eeuw.

Scandinavische vormgeving en Italiaanse styling, dan zie je al dadelijk twee werelden waarin de vormliefde meer apollinisch of dionysisch benaderd wordt.

De bewondering voor het Oosterse waarvan Bing de vormtaal in het Westen binnenbracht, had echter nog een meer spirituele oorzaak, een vrouwelijke kant dus.

375_4ff4c75a244ea782b7611e21054a2a8c

De lege ruimte, het no theater, het lege vat, de schoonheid van het weinige, het niet-weten, zit hem zeker in de mogelijkheid om het voorwerp op een zeer spirituele manier te animeren, een ziel te geven: het is de uiting, de materialisering van het veel-mogelijke, en het niets-moetige, beetje kinderlijke termen om de vrije keuze van vulling en het ontbreken van westerse ethiek te verklaren in deze soberheid.

De protestantse soberheid en haar industriële gevolgen werden wel eens de ondergrond van het hedendaagse Westerse kapitalisme genoemd, terwijl de Oosterse soberheid juist die “naarstigheid”, die “schuld” dat “al dan niet uitverkoren zijn” opheft in de mogelijkheid om het voorwerp met de kern van schoonheid te vullen, de animus zelf, de geest die geen beschrijving en dus daardoor ook geen begrenzing kent.

Voor mij lagen daar de grenzen tussen koude vormgeving en warme bezieling als ik design of keramiek, of wat voor anders moois dan ook, moet beoordelen met het doel het aan- of te verkopen.

De kenmerken van beide werelden zijn niet zo maar op te sommen.
Je moet eerst je eigen ziel verder ontwikkelen, je eigen gemoed gevoelig maken voor nuances, schakeringen, ideeën, en vaak grote kuis houden om vastgeroeste patronen of overgeërfde preutsheid, zuinigheid, rijkdom buiten te laten.

Dat vraagt dus luisteren, kijken, lezen, en meditatie in de stilte van je eigen werkkamer, om de ontvankelijkheid voor het heldere, het transparante groter te maken.
Het is naast een kwestie van kennisverruiming zeker ook een blik- en zielsverruiming, en dat is een werkzaamheid die nooit eindigt.

Kijk nu terug naar de vormen op de prenten.
Mooi is dat evenwicht niet belangrijk is, integendeel: door de vormen licht uit balans te halen vermeerdert de aandacht voor welving en volume.

Strengheid en verbeelding kunnen ook vrienden van elkaar zijn.
Maar ze moeten in het gezelschap blijven van de emotie.

Monument, of fijn gesneden tafereel uit jade, ze gloeien nog steeds na in de luwte van de zomeravond waarin hun maker hen leven heeft gegeven.

Vuur onder de as.

(de derde foto toont een prachtige vaas van Henri Chaumeil 1877-1944)


op zoek naar schoonheid voor alledag

Ze zijn er altijd geweest.
Ze verschijnen, schitteren en inspireren vooral anderen, en…verdwijnen.

En zeldzaam zijn de tentoonstellingen die aan een kunstverkoper zijn gewijd, en dan niet door de kamer van koophandel maar door geachte kunstkenners, en dat in Amsterdam, München en in Barcelona.

En als je dan onderstaande lijnen leest over jezelf, mag je enigszins fier zijn:

”On imagine à peine qu’ un seul homme réunisse la multiplicité d’ aptitudes, sans parler de l’ activité prodgieuse{…}; l’ intuition de la voie juste{…}; la finesse du goût{…}; la science de découvrir{…}; le talent de discipliner tout ce monde…”

Aan het woord de befaamde kunstcriticus Julius Meier-Graefe over de man SIEGFRIED BING.

Hij was uitgever, ondernemer, en verzamelaar en installeerde zich in Parijs tijdens het tweede Keizerrijk.
In 1838 in Hamburg geboren uit een familie van welvarende kooplieden, zal Siegfried Bings naam voor altijd verankerd blijven als de voornaamste verspreider van Japanse en Oosterse Kunst in het westen, en als gevestigde waarde in het promoten van de Art Nouveau.

Het begon allemaal in 1860 toen Bing, fabrikant van bronzen en keramische siervoorwerpen onder de bekoring kwam van de kunst van het Verre Oosten, op dat ogenblik een echte mode in Europa.

Met een fijne smaak verzamelt en koopt Bing allerlei vormen van kunst aan, documenteert hij zich en wordt hij weldra een ware kenner en erkend expert ter zake.
(in die functie koopt hij voor het Brussels Museum voor Schone Kunsten een collectie japanse tekeningen aan)
Tijdens de wereldtentoonstelling van 1878 opent hij zijn eerste winkel , rue Chauchat, 19, het japonisme viert hoogtij en hij maakt van die sfeer gebruik om goede zaken te doen.

Hij heeft niet alleen de durf, maar ook nog een schoonbroer in Tokio en in 1880 maakt hij zelf een reis naar Japan en reist hij met die schoonbroer August door het land.

Hij interesseert zich voor de oude kunst maar hij heeft ook contacten met artiesten die minder dure dingen fabrikeren.

Het succes laat zich raden.
Er komen niet minder dan drie nieuwe zaken in Parijs, en Bing et Co staat voor:

“tous produits et matérieaux bruts en provenance de l’ Extrême-Orient.”

Hij maakt van zijn zaken een eigen soort galerie, laat boven de tuin een glazen overkoepeling bouwen, om ruimte te winnen en het licht binnen te halen.
Van Gogh wordt zelfs één van de agenten van Bing. Hij wisselt tekeningen met hem tegen mooie Japanse schetsen.
Hij haalt jonge artiesten binnen in zijn “”musée des arts décoratifs” zoals de schilder d’ Auvers die vaak motieven en composities uit die sfeer gebruikt.

Hij verkoopt niet alleen, maar is een adviseur voor musea, verkoopt hen stukken, organiseert reizende tentoonstellingen, schrijft voorwoorden in catalogi en lanceert in 1888 het tijdschrift ”Le Japan artistique” dat hij ook zelf redigeert.

Als de USA zich begint te roeren en zelf met allerlei decoratieve stukken op de markt komt, steekt hij de oceaan over en ontmoet hij in 1894 Louis Comfort Tiffany met wie hij allerlei afspraken maakt om hem mooie glasramen te leveren waarvan de kartons door bekende artiesten als Nabis, Bonnard, Veuillard, Ranson, en zelfs Toulouse-Lautrec zijn gemaakt. (namen van de toenmalige avant-garde!)

Later zal hij dergelijke afspraken ook met de ceramiekateliers van Rookwood en Grueby maken in Engeland.

En zo opent hij een galerij en winkel “L’ Art Nouveau” in zijn oude winkel, rue de Provence.
Hij is door la Maison d’ art de la Toisson d’or uit Brussel geïnspireerd en hij wil de schone kunsten samenbrengen met de toegepaste kunsten en de muren slopen die hen gescheiden hielden.

Hij toont er vijf complete meubelensembles zodat je bij hem een salon of een slaapkamer kunt laten inrichten, klok en behangpapier inbegrepen.
Een totaal nieuw concept.

Ook stelt hij symbolistische schilders ten toon zoals Khnopff of Degouve de Nuncques, neo-impressionisten zoals Cross, Van Rysselberghe of Signac die er zijn eerste persoonlijke tentoonstelling houdt.

Door Meier-Graefe aangemoedigd zal hij de eerste zijn die in Frankrijk Munch tentoonstelt, met de nodige polemieken die het werk teweegbrengen.

Nog merkwaardiger is de realisatie van zijn “appartements modèles”, een geheel nieuwe productiemethode.
Overtuigd dat industriële productiemethodes best te rijmen zijn met het conserveren van kwaliteit en raffinement.
En uit dat atelier (hij gebruikt het woord “usine”) komen de zes stukken op de wereldtentoonstelling van 1900, samengesteld door Gaillard, de Feure en Colonna.
Een uitgepuurde stijl, elegant en een verzorgde afwerking zijn de kenmerken.

Wellicht was de tijd nog niet klaar om industrie en persoonlijke smaak te kunnen vereeuwigen, maar hij was wel de voorloper van concepten die het wonen en werken hebben veraangenaamd en de kunst dichter bij het alledaagse leven hebben gebracht.
In 1904, enkele maanden voor zijn dood, sluit Bing definitief zijn ateliers, en gaan er tal van voorwerpen naar het museum voor decoratieve kunst in parijs.
Op dat moment is de Art Nouveau al op zijn retour.

Maar het is Bing die de aanzet heeft gegeven om het dagelijkse leven met schoonheid te vullen.


De meubelcombinatie is van de Deen De Feure die vaak met Bing samenwerkte.
De vaas komt uit de collectie Bing en Grondahl.


het après-ski gevoel bij de avant-garde (slot) (492)

De ontbinding van de klassiek liberale visie op de mens in de smeltkroes van uitdovende keizerrijken, de vorming van grootmachten, de rush naar de eerste wereldoorlog.

Het nieuwe mensbeeld is het beeld van de psychologische mens, de motieven van zijn gedrag worden zichtbaar gemaakt, en wat belangrijker is, de verborgen agenda van ons leven wordt schijnbaar openbaar in de zoektocht naar het onbewuste, met de vreselijke consequentie van de ware vadermoord als we de miljoenen tevergeefse vaders meetellen die hun leven lieten in Flanders Fields, en in Noord Frankrijk, om maar een stip van het grote Europese front te noemen en nog te zwijgen over de bloedige Russische revolutie en haar nog bloediger gevolgen.
Het einde van de soldateneeuw (de 19de) zullen we pas in de stuiptrekkingen van de novembermaand 1918 beleven.

De crisis van het liberale ego wordt vooral in de kunst zichtbaar.
De art nouveau, de Stil, kortom de nieuwe kunstvormen komen nu vaak als escapistische pogingen, als fata morgana over.
De nieuwe wereld is een droomwereld, en al pogen we deze droomwereld nog Antieke schoonheidsidealen mee te geven, ze zullen in het licht van de komende gebeurtenissen niet meer gelden maar ingewisseld worden voor de duistere wegen van de voyage interieur.

In die grote drukke stadswereld (Berlijn, Parijs, Wenen, London, Kopenhagen, Brussel…) zijn de interieurs vaak een poging om een eigen veiligheid en geborgenheid te creëeren.
De schoonheidsdrang zal zich daarom ook in de architectuur, de meubelkunst, tapijtkunst, de decoratie, enz. verder zetten.
Figuren als Van de Velde, als Ludwig von Hofmann, als Hugo von Hofmannsthal zullen de kunst als een soort innerlijk theater vorm geven en daarom naast schilderijen, tekeningen, ook interieurs, meubels, boekillustraties en wandschilderingen maken.
Enerzijds willen ze de afstand tussen kunst en kunstgenieter verkleinen door de kunst in het dagelijks leven te integreren, anderzijds zoeken ze naar een verloren gegane eenheid tussen natuur en mens, en wordt de organische natuur ook in de kunst verder gezet, gekopieerd, of dient de natuur als inspiratiebron.

Daarom dit interieur van…James Ensor: les toilettes des enfants.
Het interieur is niet alleen een teken van rijkdom, van status, maar vooral een wereld waarin je dagelijks mag zijn, wie je bent, waarin je het schone nastreeft, of minstens veilig bent voor het lelijke van de buitenwereld, een voortijdig coconen dus.

De esthetiek om de esthetiek heeft afgedaan, men zoekt naar functionaliteit en naar innerlijkheid, een vreemde maar mooie combinatie die we in de hedendaagse koude van interieurkunst wel eens vergeten.

In 1890 vertrekt Ludwig dus naar de stad, naar Berlijn, de kunstmetropool.
Daar zijn door de keizer allerlei kunstenaars uit de officiële tentoonstellingen verbannen.
Ludwig zal zich intensief bezig houden met de reformbewegingen, hij werkt er met Walter Leistikow, Max Liebermann en Lovis Corinth.
Ze stichten der Gruppe der XI, alternatieven bieden voor de officiële keizerlijke kunst.

In 1896 schrijft Walter Leistikow:

„Was uns zusammenführte, war allein der Wunsch, eine kleine gemeinsame Ausstellung zu arrangieren, in der jeder frei und ungeniert, ohne Rücksicht auf Wünsche und Liebhabereien des kaufenden Publikums, ohne ängstliches Schielen auf Paragraphen der Ausstellungsprogramme sich geben konnte. […] Von dieser Idee versprachen wir uns Vergnügen und der Kunst der Hauptstadt […] nun ja, vielleicht ein bisschen Erfrischung, ein bisschen Erregung – und damit: Leben.“(Walter Leistikow, 1896)

Leben dus. Leven.
En een bijna naïef geloof in het schone, in de zekerheid dat de psychische bevrijding tot een nieuwe wereld zal leiden, et in arcadia ego?

In 1907 reizen de echtparen Hofmann en Hauptmann door Griekenland, later zal Ludwig in Rome gaan wonen.
Daar haalt de tijd hem in.

013_f8456b9d8a46927756d400405b3557c1

Maar de schoonheid van zijn dromen is telkens weer voedsel voor de dwazen.
De bruine horden zullen de jongens gebruiken om Blut en Bodem te gaan verdedigen, om wraak te nemen op de vernederingen van 1918, om een derde Rijk te voeden met hun jongenszielen.

Ook die afloop kennen we.
Hofmann zal het expressionisme niet omarmen, Ensor viert het met zijn maskers, maar beiden proberen zij de innerlijkheid van de bange mens in zijn interieur naar buiten te brengen.

De kinderen maken hun toilet, voor de jongens is de nieuwe wereld begonnen.

Voor ons lijkt deze idylle op de après-ski van een verloren generatie, maar kijken is ook niet onze sterktste kant.

Koppigaards zijn de beste dromers, en dromers kunnen ook koppig zijn.

Rilke-Gedicht aus Zyklus “Die Bilder entlang”, publiziert in: RILKE, Sämtliche Werke III, S. 625, Blatt IX “Parzival II”:

Ein Greis
kann dir nichts geben, Knabe.
Was ich weiß
ist Alles, was ich habe.

Laß mir die Last.

Du, der du Alles hast:

singe!
Du bist das Kind der Dinge;
ich bin Ihr Gast…

Hierboven staan de jongens in mijn droom.
Op de foto hieronder marsjeren de jongens
in mijn nachtmerrie.

031_c2e8635f3f8b7d49ead6ea1317b2b3f8

Op de andere oever dansen de meisjes.

Op de andere oever van de tijd
roepen de jongens namen in de sneeuw.

Ze roepen op hun nooit geboren kinderen.


Het après-ski gevoel bij de avant-garde (1)

878_00114c6db8d77138cbdbc215c538b370Nu zou je niet dadelijk van een man zoals hier afgebeeld denken dat hij tot de avant-garde heeft behoord, maar voilà, de beeldvorming heeft zijn werk gedaan.
Wie niet verder kijkt dan zijn beperkte neus ziet alleen verfomfaaide figuren die alle lessen van Sint Lucas brossen, urenlang aan den toog en aan de vrouwen hangen, en tenslotte het ultieme nieuwe kunstwerk wrochten waarop de mensheid zat te wachten.

Anderzijds slaat de vergetelheid vlugger toe dan je lief is, en wie nu nog hoge toppen scheert zal overmorgen vergeten zijn en in het beste geval zo’n honderd jaar later weer worden herontdekt, als de mensheid dan nog enige nood aan kunst en kleur zou vertonen.

Jij als psychiater weet welke gekke dingen het geheugen met ons uithaalt.
Zet ik naast deze figuur één van zijn naaste medewerkers, de Vlaming Henri van de Velde (1863-1957) dan zal het mysterie nog groter worden want al rinkelen allerlei bellen bij Henry’s naam, wie is dan toch “LUDWIG VON HOFMANN?

Als je oud genoeg wordt, ben je al tijdens je leven vergeten, en dat overkwam een beetje Van de Velde (tel maar uit: 1863-1957) maar zeker mijn hoofdrolspeler van vandaag, Ludwig von Hofmann (1861-1945)

We zullen het beeld laten spreken, want goochelen met woorden als bucolisch, arcadisch , dat is nog te doen, maar in het Duits gaat het vlug zo klinken:

“…Ludwig von Hofmann gilt als kreativer Schöpfer einer idealistischen, arkadischen Bildwelt, in der jene humanen Utopien und zivilisationskritischen Ausstiegssehnsüchte sichtbar erlebt werden können, die für die Epoche der Stilkunst um 1900 zielführend waren. Seine Bilder entfalten eine symbolistische, ästhetische Wirkung und künden von einer utopischen Vorstellung einer zum aktuellen Stand der Zivilisation alternativen Welt.”

Nu kan ik het woord “zivilisationskritischen” nog net uitspreken, maar probeer maar eens “Ausstiegssehnsüchte” daarbij te voegen, en als je op een vernissage deze uitdrukking hanteert dan vallen wellicht de bekken open, want het is een sleutel die op alle artistieke sloten past en anderzijds toch verklaart wat hij moet verklaren.

Een beeld dus:

Een jongeman, een vrouw, de natuur.
Begint het Arcadisch-Bucolische te dagen?

887_6a1019c1e3aaf757855554ffb4d0c6a8

Zowel von Hofmann als Van de Velde, als Ludwigs beste vriend de auteur Gerhart Hauptmann liggen over de negentiende en de twintigste eeuw en de schilder is dan ook in goed gezelschap als ik uit zijn vriendenkring de namen Thomas Mann, Rainer Maria Rilke, Stefan George als de meest merkwaardige van de auteurskliek noem, om dan in de avant-garde niet te vergeten: Max Liebermann, Walter Leistikow, Lovis Corinth en onze eigen Van de Velde, een groepje grote meneren inderdaad.

Maar je mag het woordje “idealistischen” niet vergeten.
Het is een woord dat na twee wereldoorlogen een verdachte bijsmaak heeft gekregen, maar het was in die tijd een woord dat een uitgang bood uit de grote geïndustrialiseerde stadsculturen, de bevroren classici uit de vroeg 19de eeuw, de inleiding tot een nieuw tijdperk, een inleiding die nog slechts een nawoord zou verdienen in 1945 als Ludwig in Dresden (jawel!) sterft.

Zowel van de Velde als von Hofmann zijn in Parijs gaan studeren, in de beroemde Julian academie (we hebben ze nog ontmoet als we ‘t over onze Russische dame met het te korte leven en te grote levenshonger hadden)
Ze komen onder invloed van Albert Besnard, Maurice Denis en vooral Puvis de Chavannes.om zeker Paul Gaugain en Emile Bernard niet te vergeten.

Hier krijgt hij de smaak voor het licht te pakken, de snel wisselende tonaliteiten van de omringende natuur die op de mens afstralen als hij met die natuur denkt één te worden.

Het heeft zijn consequenties!
Dat mensbeeld bevrijdt de industriële slaaf uit zijn donkerte, maar het gaat ook te keer tegen de pruderie, de valse schaamte.
Een lichaam is in zijn naaktheid het allermooiste, het dichtst bij die “idealistische” natuur.

De art nouveau, De Stil, volgens sommigen een bevroren esthetische wereld maar in die tijd een wereld waarin mensen via de dans (de Aufdrückdans) jong en naakt (onschuldig) bleven in een teruggevonden paradijs.
Ritme is dus belangrijk, beweging ook.
De aanzet tot de wanstaltige kunst van de nazi’ s zit er helaas ook al in verborgen, maar in dit werk zijn de mensen nog volgens menselijke maatstaven geschilderd, hebben ze niets übermenschlich”, bewegen ze zich zoals ze ooit in de droomtijd waren gepland.

Deze nieuwe kunst slaat aan, wordt erkend en herkend.
Al vlug stromen de bestellingen binnen, en dit is een kritiek uit 1893 bij een tentoonstelling in Praag:

„Hofmann hat sich auch hergewagt, als einziger von den Modernsten. Er schickte den schönen dekorativen Entwurf ‚Arkadien’, rechts und links von Traumesmeer begrenzt. (…) Wer klug ist, wird zugreifen, damit er nicht nach einigen Jahren bereut, die Gelegenheit verpasst zu haben.“

Morgen het vervolg, want de nacht vraagt om stilte.


een vrouw van de wereld

128_1f2e4dc8f219206425d3db4969b3e109

Waarde lotgenoot,

Jouw mevrouw Vigée-Le Brun heette Elisabeth, de grote concurrente van Angelica Kauffman.
Ze hebben inderdaad beiden de jonge prins geschilderd, en het portretje dat ik hierbij meestuur is nog een andere versie van deze schoonheid.

Elisabeth, Parisienne, in 1755 geboren was de dochter van Louis, een pastel portret schilder die onderwijs gaf aan de Saint Luc academie.
(we denken even terug aan de tijdgenote Adelaide Guiard over wie je een bijdrage schreef op 20 december 2005.)

Van zes tot elf verbleef ze naar goede gewoonte in een convent waar ze alles leerde wat je nu op een lagere school zou moeten opsteken.
Ze was toen al bekend om haar portretjes (van de nonnen?) in haar leerboeken gekribbeld, of in de schriften van haar medeleerlingen.

Dat bleef niet onopgemerkt en mede door haar vader vriend Gabriel Francois Doyen leerde ze met olieverf werken en kreeg ze tekenondericht.
Na pa’s dood in 1767 kreeg ze les van Vernet, en Gabriel Briard die een appartement had in het Louvre.

Haar moeder, weduwe, trouwde daarna met een gegoede juwelier met het oog op wat meer luxe, maar de man blonk uit in gierigheid en het was pas na het portrettenwerk van allerlei adelijk gezelschap (tot en met Marie Antoinette!) dat ze het wat breder kregen.

Eens je de koningin heb geschilderd, lag de weg naar de roem open was het niet dat er een revolutie uitbrak, later als de franse revolutie bekend geworden die het vooral op dat rijke cliënteel had gemunt.
Elisabeth zocht onderkomen in Italië, waar ze alle kunststeden bezocht, bracht daarna twee jaar in Wenen door en reisde in 1795 naar Sint Petersburg waar ze zes jaar bleef met daarbij nog een vijfmaandelijks verblijf in Moskou.
Ze keerde dan terug naar Parijs, was in Londen voor drie jaar waar ze de prince of Wales schilderde, met alle jaloerse gevolgen vandien en vertrok na een tussenstop in Parijs naar Zwitserland waar ze van 1808-1809 verbleef en ze Mme de Stael ontmoette en schilderde.

Ook voor haar was de tijd voorbij gesneld, en als je midden vijftig bent is door Europa trekken niet meer zo vanzelfsprekend.
Ze trok zich dus terug in Parijs met buitenverblijf te Louveciennes.
Haar man sterf in 1813 en haar dochter terug uit Moskou na een slecht huwelijk en een slechte gezondheid, overleed in 1820 terwijl haar broer Etienne een jaar later stierf zodat ze tot aan haar dood in 1842 verweesd achterbleef.

131_6ac28ca9f11571c0400edaf9754d68da

Haar werk, een reusachtig aantal portretten is over de hele wereld verspreid en ik weet niet of er ooit al een serieuze inventaris van gemaakt is.Ze schreef heel levendige memoires “Souvenirs” waarin ze een mooie kijk geeft op het leven van de welstellende klasse einde 18de, begin 19de eeuw.
Joseph Baillo maakte een dissertatie over haar voor de universiteit van Rochester, maar ik weet niet of ze gepubliceerd is.

Als je haar portretten bekijkt dan zie je dat de kunstenares interesse had in hun wezen, en vaak ook in hun (uiterlijke) schoonheid.
Ja, ze overdrijf vaak de charmes van haar clientèle, ze geeft de vrouwen bijvoorbeeld langwerpige grote ogen, maar ze is erg vindingrijk in de manier waarop ze voor haar poseren.
Dat alleen al, die houdingen en rekwisieten zou al een mooi onderwerp voor een film of studie zijn.

Ze was daarbij zelf niet onaardig, dat bewijzen haar zelfportretten waarin ze zich telkens jonger voorstelt dan ze was, hoe zou je zelf zijn.
Ik kan me best voorstellen dat een dergelijke verschijning haar entrée in de mannenwereld vergemakkelijkte.

Maar voor alles is ze iemand die nieuwsgierig naar mensen was.
Ze schrijft dat ze de mooiste portretten maakte van de mensen die ze ook bewonderde, die ze mooi vond.

De liefde als weg naar de schoonheid. De enige maar mon dieu ook de pijnlijkste.

Met de groeten van Elisabeth (ik wil over haar leven ooit nog een verhaal maken) en van degenen die ons vanuit haar portretten aankijken de mooie prins inbegrepen.


de chemie van de ziel

171_c758a05dc2573078667e71a4de56dd16

Waarde Zielehoeder,

Uw broeders die van verhalen houden schijnen het niet zo goed te vinden met uw andere broeders die bij chemie zweren.

Nochtans, wat is de mens anders dan chemie?
Een aantal bevlogenen stuiven nu op en roepen dat het een schande is.
Waarom zou de chemische constellatie schandelijk zijn?

De Victorianen creëerden het beeld: in de groeiende burgerlijke maatschappij kwamen zij aandraven met beelden die de zogenaamde zuiverheid combineerden met verlangens.

Dat is een splijtzwam.
Dat is het manna uitgooien in de woestijn en de vingers met ethische messen afhakken als de hongerigen er ook maar één korreltje van willen eten.

Voor dit schilderij poseerde de mooiste jongen.
Hij werd geprezen door de goegemeente, zijn beeld was ook commercieel een waar succes.

Is ons gevoel voor schoonheid chemie?

Ja. En dan?
Jouw voorkeur voor mooie vrouwen en degene van je buurman voor mooie jongens kan best chemisch in elkaar steken, maar wordt de schoonheid er minder om?

Het zou al een hele stap zijn als we de finesses van die chemie puur wetenschappelijk leerden begrijpen.
Wilt U zo vriendelijk zijn mijn moeder er even buiten te laten, of mijn belachelijke voorkeur voor de rondingen in het landschap te verklaren door een tekort aan borstvoeding a.u.b..

Ik hou van het gedurfde werk van Carl Jung, maar ik beef bij elke zin waarin weke woorden als individuatie (het bewust maken van onbewuste gevoelens) en “gelijktijdigheidsrelatie de leegte moeten dekken.
Toch voelen we duidelijk dat de chemie al een stapje verder is gegaan dan de opvattingen die opgeld maakten tijdens de 18-19-en een stuk 20ste eeuw.

Er stromen rivieren samen, maar de weg naar de zee is nog lang.

Ik sta dus in dubio, en geen klein beetje.
De drang naar de uiteindelijke formule (een utopie van de hedendaagse wetenschap) is net zo’n utopie als vrede op aarde en zielenrust voor de dood.

Wat doet een mens in zo’n situatie?
Het klooster is voor ware wijzen, de woestijn voor heiligen, dus blijft alleen de literatuur.

Ik neem je mee naar het mooie werk van de Zweedse auteur Per Olov Enquist, “Blanche en Marie”, naar het Nederlands vertaald (Cora Polet) en uitgegeven door Ambo Amsterdam, 2004.
Ik vertel je het verhaal niet, lees het zelf.
Maar ik laat je een stukje meegaan, de nacht dat Charcot (jaja, die van het Salpêtrière-ziekenhuis in Parijs) bij zijn medium verblijft, kort voor zijn en haar dood.

Beweeg niet, fluisterde ik. Blijf stilliggen. Ik ben niet bang, ik durf je aan te raken, jij bent niet heilig, ik ben niet heilig. En jij bent niet bang.
Ik bewoog mijn hand zacht en licht over zijn borstkas, zijn hals, hij ademde nu rustiger. Ben je nu niet meer bang? Nee, fluisterde hij, ik ben niet bang. En hoor je mijn stem? Ja, zei hij, ik hoor je stem.
Als je voor een afgrond staat, fluisterde ik, en alles is beneden zwart, dan mag je er niet alleen staan, dan sta ik naast je.
Sta je naast me?
Ja, het is pikdonker, maar we delen het donker, dat is wat liefde is, je bent niet bang.
Ik ben niet bang.
Dat is goed, fluisterde ik. De huid op zijn armen en borst en hals bewoog onder mijn hand, zijn huid was mooi en zacht. Ik hoorde hem rustig ademen, het licht flakkerde niet, alles was warm, ik stond op.
Ik kleedde me uit.
Hij had zijn ogen dicht als een kind, hij zag me niet, ik kleedde me uit bij het licht van de kaars. Hier ben ik, naakt, zei ik naast zijn wang, beweeg je niet, ik ben hier, wees niet bang. Ik kleedde hem helemaal uit. Hij bewoog zich niet. Ik ging naast hem liggen. Beweeg je niet, zei ik.
Maar mijn hand raakte hem aan.
Hij wilde iets zeggen, maar ik legde hem het zwijgen op. Zeg niets. Kalm nu. En ik wijk nooit van je zijde.

(pagina 218)

We delen het donker, dat is liefde.
Begrijp je nu waarom ik mij geen zorgen maak om de chemische inhoud van ons bestaan?
Zo lang woorden deze emoties en beelden kunnen oproepen maakt het mij niet veel uit of de chemische huishouding daar verantwoordelijk voor is.
En als ze dat is, wens ik haar van harte proficiat.

Het is een eind in de nacht.
De antieke stukken ademen gelukkig niet hoorbaar, maar degenen die hen omringd hebben verspreiden hun aanwezigheid tot in deze letters.

We delen het donker.


Het schilderij is van mevrouw Angelica Kauffman en stelt Prins Henri Lubomirsky voor als Cupido, of als genius van de roem. (einde 18de eeuw)
Hij heeft ook voor Vigé Lebrun geposeerd en zelfs Canova heeft hem als Cupido vereeuwigd.


het gevaarlijke beeld (slot) (8) (488)

273_043d2f1b211aeb572580a46447f2a400

Waarde ex-patient,

Ja, je bent erin geslaagd om een glimlach op mijn lippen te toveren.
Je komt een terrein van dreigende stilte binnen, dat wil zeggen dat in dat land waar vrouwelijk en mannelijk er niet meer zo toe doen, je deze tijd tegen hebt.

Uitlopers van een tijdperk kenmerken zich vaak door het terugschroeven naar vroegere versnellingen omdat men bang is dat door de vermeende snelheid waarmee de dingen veranderen, wij het landschap niet meer zullen zien, onze oriëntatie dus zullen verliezen.

Het sterke masculine zal dus zich nu eerder manifesteren.
We hebben een tijd lang alles wat mis was op de jaren zestig kunnen steken, deze vergaande permissieve tijd zoals de hedendaagse ethici dat noemen, maar als je die stelling probeert te staven met feitelijkheden merk je al vlug dat vrij vroeg in de zeventiger jaren de inhaalbeweging is ingezet: de economie won het van de filosofie, een uitslag die te voorspellen was.

De grote identiteitscrisis van de oude man Europa liep samen met de liberale heropleving en het succes van uiterst rechts, een bijzonder moeilijke situatie.

Voeg daarbij de storm tegen de libertijnse seksualiteit (of wat daarvoor in menige fantasie zou moeten doorgaan) die vanuit Amerika vertrok, en zich over Europa verspreidde met als bitter hoogtepunt de Belgische Dutroux-affaire, en je ziet dat de krijtlijnen plots weer strak om ons heen getrokken zijn.

Vreemde combinaties waren en zijn het.
Het begon in de States bij ene Anita Bryant, de appelsienenkoningin, en aankleefster van zeer fundamentalistisch geloof, en het waaierde uit naar een bepaald soort feministen die zich vermengden met dit vreemde volkje om het op te nemen voor het “zuivere” kind.

De homo-gemeenschap had zijn (in hun ogen terechte) straf gekregen door de Aids epidemie maar was verder kapitaalkrachtig genoeg om economische macht uit te oefenen, dus hoorde bij het landschap, en aldus verplaatste het slagveld zich naar de strijd tegen alles wat met seksualiteit van jongeren had te maken.
De tactiek was: de grote hoop. Smijt alles op één hoop, en gij zult machtig zijn want je jaagt hoe dan ook de burger angst aan.
En of ze dat gelukt is!

De barbaren stonden daarbij aan de Europese grenzen, en al keken we niet om naar Afrika, Oost-Europa zakte in elkaar en dus kon alleen een Europese uitbreiding voorlopig de druk van de ketel laten.
Maar…de barbaren blijven komen, men vergeve mij de term, hij is inderdaad louter ironisch.

Nu spreken we nog niet over Midden – en Zuid Amerika (opvallend stil in de Europese media) tenzij we wat sensatieverhalen over de drugmaffia kunnen verkopen.

Nabij het Europese huis smeult het voormalige Joegoslavië na, een exponent van onverdraagzaamheid die we hier willen vermijden, midden-Afrika smeult niet alleen maar ‘verbrandt’ elke dag (vaak ook in stilte) duizenden van zijn bewoners en India en China maken zich op om weldra Europa de volle prijs te laten betalen.

Als je dat perspectief dat veel te ruw geschetst is en maar ten dele volledig, voor ogen hebt, weet je dat isolatie geen toekomst heeft, laat staan dat ze splendid zou zijn.
Nog minder is angst een oplossing. Angst brengt haat mee, vertroebelt de werkelijkheid.

Er wordt immers in de diverse plaatsen van de wereld in alle stilte vaak keihard gewerkt, met te weinig middelen, maar met veel verbeelding en volhardingsvermogen. (hoor ik daar een roep op de jezuïeten?)
Ook dat zou meer moeten belicht worden, de grote en kleine initiatieven die vanuit de oude man Europa blijven vertrekken.

Wat heeft dat nu allemaal met jou mooie prenten van gisteren te maken?
Wel, de toekomst zal vrouwelijk zijn, en filosofisch.

Of dat nu een wens is of ook werkelijkheid zal worden, weet ik niet, maar er is voldoende wetenschappelijk onderzoek aanwezig om die richting zichtbaar te maken.

Van al die grote plannen die onze kinderen en kleinkinderen moeten uitvoeren komt niks in huis als ze niet mogen zijn wie ze zijn, mensen met een mannelijk of vrouwelijk vertrekpunt maar met meer gemeenschappelijke emoties en ideeën dan wij wel vermoeden.

Een mooie wens hè voor Valentijn, van harte van jezelf mogen houden.


De foto is van Bernard Faucon: Le 4me chambre d’ amour.


het gevaarlijke beeld (7) (487)

I am coming, I am coming! I am coming through, coming across the divide to you.
In this moment of unity, feeling an ecstasy: to be here, to be now — at last I am free!
I am on earth, and I am in outer space; I’m being born, and I am dying.
We are joined — we are one — with a human face.
We are joined — we are one — with a human face — yes! At last!
Yes, at last, to be free of the past and a future that beckons me!
I am coming, I am coming, here I am:
neither a woman nor a man.

“Coming” by Jimmy Somerville, Sally Potter, and David Motion

Als dat geen mooie entree is als antwoord op jouw wederkomst, waarde ex-psychie van mij.

Maar ik doe het met prentjes vandaag, hier gaan we:

Voilà, voor wie mocht twijfelen de mooie jongen staat aan de rechterkant van de eerste twee foto’ s.

Niemand zal zich voorlopig in het vrouwelijke beeld vergissen, maar die andere schoonheid, is dat nu echt…?
Ja, dat is.

Volgende stap.

Bekijk nu het meisje (Hillary Swank), rechts van deze tekst, en Johny Depp, en het mag duidelijk zijn dat de wit-zwartfoto hieronder Johny is.

Beetje verwarrend toch!

Dus laat ik even mijn zeer gëeerde Camille Pagla aan het woord, geïnterviewd door de jonge Richard Speer (USA) van wie ik ook even deze beelden heb ontleend.

Everything in queer theory now is so politicized that gay people are stopped from any self-reflection.
Know thyself, OK? People who identify themselves as exclusively gay-I’m saying that’s a trap. Stop thinking like that! If you say, “I want to be this way for the rest of my life,” all right, fine, I endorse it.
But you should also say, “I’m going to keep the doors open and allow myself to respond to life as it happens.” I believe that every single human is born with a potential for bisexual response.
The real mystery is why anyone would be exclusively heterosexual or exclusively homosexual.
My ideal universe is one in which people have a primary sexual orientation but feel absolutely free to experiment across gender lines, to respond to the moment, to the person. That’s sophisticated! That’s truly creative!

Paglia Camille, in Willametteweek on line, 20/4/2005

Als iemand op zoek is naar wie die Paglia is, dan verwijs ik even naar onze artikels in dit blog en zeker naar haar boek:
“Het Seksuele Masker”, Kunst, seksualiteit en decadentie in de westerse beschaving, Prometheus, Amsterdam 1992

De beeldvorming man-vrouw, jongen-meisje is meer cultuurgebonden dan wij wel willen geloven.
Straffe uitspraken van geef mij maar ne vent (aan het woord een bekende seksuologe) of andere goed bedoelde afweer-uitspraken beklemtonen voortdurend onze angsten.
Angsten als man voor het vrouwelijke en vice versa.

We gaan nog eventjes verder

Het mag dan wel zijn dat wij ons sterk tot dat androgyne voelen aangetrokken, publiciteitsmensen weten waarom, toch benadrukken wij voortdurend het beeld dat nomadenstammen nodig hadden om niet uit te sterven, en dus alle zonden van Sodom en Gomarra in de heilige schriften neer te schrijven, omdat het een kwestie van overleven was.

Het meisje links en de jongen rechts zullen, denk ik, op beider kunnen sympathiek overkomen, en met het woord “sympathiek” bedoel ik dus ook: zullen aantrekkelijk zijn.

Wij zijn geen nomaden meer.
Je zou dus denken dat we open zouden staan voor verdiepte beeldvormen waarin dat strikt mannelijke en strikt vrouwelijke inderdaad in elkaar kunnen overlopen.

Maar dat is een Franse revolutie te ver.
Hier begint het boe-geroep.

Decadentie, Perversie, en ik ken nog een aantal woorden die elke eeuw weer opduiken als mensen naar deze vaststellingen verwijzen.

Wel, laat me toe nog enkele beelden naast elkaar te zetten:

Iedereen herkent Judy Foster naast mezelf in de hippere jaren 60, met excuses voor de vergelijking.

Maar het was maar een spelletje, bedoeld om een glimlach op je gezicht te toveren.

Geen discussiepunt, noch minder een stelling.

We hadden het over beeldvorming, en wat kun je dan beter doen dan de beelden voor zich te laten spreken?

Het mag duidelijk zijn dat enig nadenken altijd leidt tot grotere verdraagzaamheid, of zoals ik gisteren in de eerder sentimentele film omtrent Iris Murdoch hoorde zeggen:

Het feit dat je onderwijs krijgt is op zichzelf niets waard.
Het feit dat je vrij bent al evenmin.

Maar het feit dat je door dat onderwijs meer vrij kunt worden (lees gelukkiger) is belangrijk!

Vandaar mijn scholastieke poging!

Je ex-patiënt